Samuel Barber (1910-1981) werd geboren uit een moeder die pianiste was, ik zou ook zo graag uit een pianistenschoot gekomen zijn. Toen hij zeven jaar was, schreef hij zijn eerste stuk, Sadness, voor pianosolo. In 1919, toen hij negen jaar was, schreef hij een briefje aan zijn moeder, met daarin deze zinsnede: ‘To begin with I was not meant to be an athlet (sic), I was meant to be a composer, and will be I’m sure.’ Of zijn moeder daar rekening mee wou houden en hem niet meer wou vragen om buiten voetbal te gaan spelen. Zijn moeder hield daar rekening mee, ze was immers pianiste, en op zijn tiende jaar begon hij te werken aan een opera, The rose tree. Op zijn twaalfde werd hij organist in de plaatselijke kerk van West Chester, Pennsylvania, en zo ging het verder. Hij werd een van de grootste componisten van de 20ste eeuw.
Eerder had ik de Zwitserse componist Frank Martin al ter sprake gebracht. Die zei in een interview ongeveer dit: ‘Ik gebruik de twaalftoons techniek van Schönberg, want als ik het op de gebruikelijke manier had gedaan, kwam ik uit op Bach, Mozart, Chopin.’ Dat mocht je willen, dacht ik toen ik dat hoorde. Samuel Barber heeft nooit, zoals Schönberg, Alban Berg, Charles Ives, tot de muzikale avant-garde gehoord. Hij was een man die het deed zoals men het in de 19e eeuw al deed. Hij wordt in de boeken, die men overigens nooit helemaal moet geloven, een postromanticus genoemd.
In 1935-36 brak hij wereldwijd door. Hij bereisde Europa, samen met zijn vriend, levenspartner en collega-componist Gian Carlo Menotti. Waar hij ook kwam, overal had hij succes met zijn stukken. In 1938 arrangeerde hij het tweede deel van zijn Strijkkwartet opus 11 tot het beroemde Adagio for strings. In 1939 schreef hij zijn mijns inziens mooiste werk: zijn vioolconcert opus 14 (klik hier voor het Allegro, het Andante en vergeet vooral niet te klikken op het weergaloze Presto. U hoort de fantastische violiste Hilary Hahn).
Hij bleef muziek schrijven, zoals dit Pianoconcert opus 38 uit 1962 (delen 1 en 2, 3). In 1966 werd zijn derde opera Antony and Cleopatra geweigerd en Barber werd depressief en ging aan de drank. Dat zal ook wel te maken gehad hebben met het einde van de relatie met Menotti. Hij schreef in zijn laatste jaren contemplatieve, niet eens zo treurige muziek. Hij stierf aan de kanker.
donderdag 11 oktober 2012
dinsdag 9 oktober 2012
Muziek voor de hoveling
In 1528 verscheen bij de beroemde Venetiaanse drukker-uitgever Aldus Minutius het boek Il libro del cortegiano, dat anderhalve eeuw later in het Nederlands De volmaeckte hovelinck zou heten. Dit boek van Baldassare Castiglione bestaat sinds 2000 onder de naam Het boek van de hoveling. Het boek zou in heel Europa grote bekendheid krijgen. Het beschrijft de gesprekken aan het hof van Urbino op vier avonden in het jaar 1507. Urbino was het centrum van de Italiaanse renaissance.
Het is een historisch zeer interessant boek. Vertaler en inleider Anton Haakman laat zijn inleiding zo beginnen:
‘Een dame vraagt een heer ten dans. Hij weigert, wil ook niet naar muziek luisteren of deelnemen aan andere vormen van tijdverdrijf. Zulke frivole bezigheden behoren niet tot zijn vak, zegt hij. De dame vraagt: ‘Wat is uw vak dan?’ ‘Vechten,’ antwoordt hij. Daarop reageert de vrouw: ‘Ik zou denken dat u, nu er geen oorlog is en u ook niet op het punt staat te vechten, er het beste aan zou doen u goed te laten invetten en u met uw hele wapenrusting in een kast te laten opbergen tot men u nodig heeft, anders raakt u nog erger vastgeroest dan u nu al bent.’
Zo moet een boek beginnen, ik heb het boek meteen gekocht, zo’n tien jaar geleden en ik heb het met veel plezier gelezen. Wat kunnen we nu opmaken uit die alinea? Ten eerste dat het er modern en vrijgevochten toeging. Een dame durfde zoiets te zeggen tegen een heer, en die dame vroeg die heer ook ten dans. Ten tweede wil die ene alinea ons ook overtuigen van het achterlijke van die middeleeuwse ridderlijkheid. Als je in 1507 een beetje modern wilde zijn, dan moest je niet alleen kunnen vechten, je moest ook van het leven kunnen genieten: er was literatuur, schilderkunst, muziek, wetenschap. De renaissance was aangebroken.
Op welke muziek wou die dame gaan dansen? En wat voor dansstijl hadden ze in 1507? Vast niet meer de saltarello, maar eerder de gaillarde, gok ik. Over de muziek ben ik zekerder: dat was de frottola. Zo’n modern hof als dat van Urbino nodigde bijvoorbeeld Bartolomeo Tromboncino of Marchetto Cara uit. Ongeveer in die tijd begon men ook frottole drie- en vierstemmig te zingen, en rond 1530 nam het madrigaal de plaats in van de frottola. Het madrigaal zou het, net als de frottola, een kleine honderd jaar uithouden.
Foto: Wikipedia / gaillarde.
Het is een historisch zeer interessant boek. Vertaler en inleider Anton Haakman laat zijn inleiding zo beginnen:
‘Een dame vraagt een heer ten dans. Hij weigert, wil ook niet naar muziek luisteren of deelnemen aan andere vormen van tijdverdrijf. Zulke frivole bezigheden behoren niet tot zijn vak, zegt hij. De dame vraagt: ‘Wat is uw vak dan?’ ‘Vechten,’ antwoordt hij. Daarop reageert de vrouw: ‘Ik zou denken dat u, nu er geen oorlog is en u ook niet op het punt staat te vechten, er het beste aan zou doen u goed te laten invetten en u met uw hele wapenrusting in een kast te laten opbergen tot men u nodig heeft, anders raakt u nog erger vastgeroest dan u nu al bent.’
Zo moet een boek beginnen, ik heb het boek meteen gekocht, zo’n tien jaar geleden en ik heb het met veel plezier gelezen. Wat kunnen we nu opmaken uit die alinea? Ten eerste dat het er modern en vrijgevochten toeging. Een dame durfde zoiets te zeggen tegen een heer, en die dame vroeg die heer ook ten dans. Ten tweede wil die ene alinea ons ook overtuigen van het achterlijke van die middeleeuwse ridderlijkheid. Als je in 1507 een beetje modern wilde zijn, dan moest je niet alleen kunnen vechten, je moest ook van het leven kunnen genieten: er was literatuur, schilderkunst, muziek, wetenschap. De renaissance was aangebroken.
Op welke muziek wou die dame gaan dansen? En wat voor dansstijl hadden ze in 1507? Vast niet meer de saltarello, maar eerder de gaillarde, gok ik. Over de muziek ben ik zekerder: dat was de frottola. Zo’n modern hof als dat van Urbino nodigde bijvoorbeeld Bartolomeo Tromboncino of Marchetto Cara uit. Ongeveer in die tijd begon men ook frottole drie- en vierstemmig te zingen, en rond 1530 nam het madrigaal de plaats in van de frottola. Het madrigaal zou het, net als de frottola, een kleine honderd jaar uithouden.
Foto: Wikipedia / gaillarde.
Labels:
frottola,
gaillarde,
renaissance,
Twee baarden
zondag 7 oktober 2012
Van Gregoriaans tot Perotinus
Het Gregoriaans werd gecomponeerd door paus Gregorius I (540-604), veronderstellen veel mensen nog. Het is echter niet waar, zoals uit musicologisch-historisch onderzoek in de Benedictijner abdij te Solesmes (een dorpje in de buurt van Le Mans) is gebleken. De monniken aldaar zetten zich in voor het Gregoriaans en proberen het in oude luister te herstellen. Ze hebben ook vele oude handschriften in facsimile uitgegeven.
In het jaar 754 draagt Pepijn de Korte, koning der Franken, Chrodegang (712-766) op om de liturgie en de begeleidende zang te hervormen. Chrodegang was bisschop van Metz en stichter van de abdij van Gorze (dorpje in de buurt van Metz). In die abdij ontstond de vroegste vorm van Gregoriaanse zang. Die vorm werd chant messin (Latijn: cantilena metensis) genoemd en moet ongeveer zo hebben geklonken. Voor het eerst werd er pas over Gregoriaanse zang gesproken rond het jaar 850. Toen werden er ook portretten van paus Gregorius I gemaakt met een duif op zijn schouder. Die duif zou de Heilige Geest zijn geweest, die hem de noten van het Gregoriaans influisterde. U weet nu dus dat dat onzin is.
Voordat die chant messin algemene invoering kreeg, werd er op vele, per landstreek verschillende wijzen gezongen: Gallicaans, Oud-Romeins, Beneventaans, Ambrosiaans etc. Dat veranderde toen Karel de Grote (742-814), koning der Franken en later keizer van het Romeinse Rijk, standaardisering in zijn rijk nastreefde, op werelds maar ook op religieus gebied. Het notenschrift voor het Gregoriaans bestond sinds de 9e eeuw uit neumen. Later kwamen er ‘kopjes’ op die neumen en nog weer later ontstond hieruit de mensurale notatie.
Pas rond het jaar 1200 veranderde er iets (in die tijd duurden de modes nog honderden jaren), en wel in de Notre Dame-kathedraal van Parijs. Daar werkte Leoninus die opeens dit soort muziek begon te maken: de ars antiqua was geboren. De ritmische polyfonie. Zijn medewerker of opvolger (dat weten we niet precies) heette Perotinus. Die maakte dit soort muziek.
In de 20ste eeuw, toen de LP de belangrijkste muziekdrager was (totdat de CD in opmars kwam), maakte iemand een flauw grapje door te zeggen dat LP niet een afkorting was van longplayer, maar een eerbetoon aan Leoninus en Perotinus. Het is echter wel zo dat zij de eerste interessante componisten waren.
Foto: Wikipedia / Chrodegang. Glas-in-lood in de Sainte Glossinde-kapel in Metz.
In het jaar 754 draagt Pepijn de Korte, koning der Franken, Chrodegang (712-766) op om de liturgie en de begeleidende zang te hervormen. Chrodegang was bisschop van Metz en stichter van de abdij van Gorze (dorpje in de buurt van Metz). In die abdij ontstond de vroegste vorm van Gregoriaanse zang. Die vorm werd chant messin (Latijn: cantilena metensis) genoemd en moet ongeveer zo hebben geklonken. Voor het eerst werd er pas over Gregoriaanse zang gesproken rond het jaar 850. Toen werden er ook portretten van paus Gregorius I gemaakt met een duif op zijn schouder. Die duif zou de Heilige Geest zijn geweest, die hem de noten van het Gregoriaans influisterde. U weet nu dus dat dat onzin is.
Voordat die chant messin algemene invoering kreeg, werd er op vele, per landstreek verschillende wijzen gezongen: Gallicaans, Oud-Romeins, Beneventaans, Ambrosiaans etc. Dat veranderde toen Karel de Grote (742-814), koning der Franken en later keizer van het Romeinse Rijk, standaardisering in zijn rijk nastreefde, op werelds maar ook op religieus gebied. Het notenschrift voor het Gregoriaans bestond sinds de 9e eeuw uit neumen. Later kwamen er ‘kopjes’ op die neumen en nog weer later ontstond hieruit de mensurale notatie.
Pas rond het jaar 1200 veranderde er iets (in die tijd duurden de modes nog honderden jaren), en wel in de Notre Dame-kathedraal van Parijs. Daar werkte Leoninus die opeens dit soort muziek begon te maken: de ars antiqua was geboren. De ritmische polyfonie. Zijn medewerker of opvolger (dat weten we niet precies) heette Perotinus. Die maakte dit soort muziek.
In de 20ste eeuw, toen de LP de belangrijkste muziekdrager was (totdat de CD in opmars kwam), maakte iemand een flauw grapje door te zeggen dat LP niet een afkorting was van longplayer, maar een eerbetoon aan Leoninus en Perotinus. Het is echter wel zo dat zij de eerste interessante componisten waren.
Foto: Wikipedia / Chrodegang. Glas-in-lood in de Sainte Glossinde-kapel in Metz.
Labels:
Chrodegang,
Gregoriaans,
Leoninus,
Perotinus,
Twee baarden
vrijdag 5 oktober 2012
Componist-moordenaar
Carlo Gesualdo (1566-1613) was prins van Venosa en graaf van Conza (beide plaatsen liggen in de buurt van Napels), hij was dus een Italiaans edelman, hij bespeelde de luit, de gitaar en het clavecimbel, was een fantastisch goed componist en vermoordde enkele mensen (we weten niet hoeveel). Zijn oom was Carlo Borromeo, aartsbisschop te Milaan, zijn moeder was een nicht van paus Pius IV.
Eerst maar eens die moorden. In 1586 trouwde Carlo met Maria d’Avalos, een dochter van de markies van Pescara. Die had het al snel gezien met haar echtgenoot; ze begon een liefdesaffaire met Fabrizio Carafa, hertog van Andria. Toen Carlo dat doorkreeg, lang nadat die affaire bij iedereen al bekend was (hij was steeds maar bezig met de muziek), deed hij het volgende. Op 16 oktober 1590 ging hij zogenaamd op jacht, met een paar van zijn bedienden. Dat gaf uiteraard Maria en Fabrizio vrij spel. Maar Carlo kwam terug met zijn bedienden, betrapte het liefdesstel in flagrante delicto, en vermoordde het stel op het bed waarop ze lagen. De moordpartij moet gruwelijk zijn geweest. Hij legde beiden voor de deur van het paleis te Napels waar een en ander plaatsvond, en hij vluchtte vervolgens naar zijn paleis in Venosa. Hij was als edelman niet bang voor justitiële vervolging, maar wel voor wraak.
Hij zou thuisgekomen ook zijn zoontje vermoord hebben, want hij kon niet zeker weten of hij de vader was en dan moet zo’n kind natuurlijk doodgemaakt worden. Maar zeker is dit niet. Hij zou ook de markies van Pescara vermoord hebben, toen die wraak wou komen nemen. Ook dit is niet zeker. In 1594 trouwde hij voor de tweede maal, nu met Leonore d’Este, een nicht van Alfonso II, hertog van Ferrara. Ook dit huwelijk was niet gelukkig, zijn vrouw beschuldigde hem van misbruik en was meer bij haar broer in Modena dan thuis. Cecil Gray, die in 1926 een boek over Carlo Gesualdo schreef, zei het zo: ‘She seems to have been a very virtuous lady, for there is no record of his having killed her.’
Ondertussen was hij uitsluitend bezig met de muziek. Hij leefde alleen, in zijn afgelegen kasteel in Gesualdo, waar hij alleen een paar zangers en musici ontving. Hij schreef 105 madrigalen, die hij verdeelde over zes boeken (madrigalen zijn seculiere, meerstemmige gezangen). In de boeken 5 en 6 zie je goed hoe modern hij was. In kringen van musici wordt gezegd dat pas in de late 19e eeuw weer zoiets gedaan werd. Hij maakte ook een kleine 70 kerkelijke gezangen. Hier een voorbeeld van een madrigaal uit boek 6: Moro, lasso, en hier is een stuk kerkelijk gezang: O vos omnes.
In 1613 stierf Carlo, na een leven vol van muziek, moorden en depressies. Madrigalen in zijn stijl werden bijna niet meer geschreven, de baroktijd kwam eraan, en Carlo Gesualdo werd vergeten. Hij werd pas 400 jaar later herontdekt. Tristis est anima mea.
Eerst maar eens die moorden. In 1586 trouwde Carlo met Maria d’Avalos, een dochter van de markies van Pescara. Die had het al snel gezien met haar echtgenoot; ze begon een liefdesaffaire met Fabrizio Carafa, hertog van Andria. Toen Carlo dat doorkreeg, lang nadat die affaire bij iedereen al bekend was (hij was steeds maar bezig met de muziek), deed hij het volgende. Op 16 oktober 1590 ging hij zogenaamd op jacht, met een paar van zijn bedienden. Dat gaf uiteraard Maria en Fabrizio vrij spel. Maar Carlo kwam terug met zijn bedienden, betrapte het liefdesstel in flagrante delicto, en vermoordde het stel op het bed waarop ze lagen. De moordpartij moet gruwelijk zijn geweest. Hij legde beiden voor de deur van het paleis te Napels waar een en ander plaatsvond, en hij vluchtte vervolgens naar zijn paleis in Venosa. Hij was als edelman niet bang voor justitiële vervolging, maar wel voor wraak.
Hij zou thuisgekomen ook zijn zoontje vermoord hebben, want hij kon niet zeker weten of hij de vader was en dan moet zo’n kind natuurlijk doodgemaakt worden. Maar zeker is dit niet. Hij zou ook de markies van Pescara vermoord hebben, toen die wraak wou komen nemen. Ook dit is niet zeker. In 1594 trouwde hij voor de tweede maal, nu met Leonore d’Este, een nicht van Alfonso II, hertog van Ferrara. Ook dit huwelijk was niet gelukkig, zijn vrouw beschuldigde hem van misbruik en was meer bij haar broer in Modena dan thuis. Cecil Gray, die in 1926 een boek over Carlo Gesualdo schreef, zei het zo: ‘She seems to have been a very virtuous lady, for there is no record of his having killed her.’
Ondertussen was hij uitsluitend bezig met de muziek. Hij leefde alleen, in zijn afgelegen kasteel in Gesualdo, waar hij alleen een paar zangers en musici ontving. Hij schreef 105 madrigalen, die hij verdeelde over zes boeken (madrigalen zijn seculiere, meerstemmige gezangen). In de boeken 5 en 6 zie je goed hoe modern hij was. In kringen van musici wordt gezegd dat pas in de late 19e eeuw weer zoiets gedaan werd. Hij maakte ook een kleine 70 kerkelijke gezangen. Hier een voorbeeld van een madrigaal uit boek 6: Moro, lasso, en hier is een stuk kerkelijk gezang: O vos omnes.
In 1613 stierf Carlo, na een leven vol van muziek, moorden en depressies. Madrigalen in zijn stijl werden bijna niet meer geschreven, de baroktijd kwam eraan, en Carlo Gesualdo werd vergeten. Hij werd pas 400 jaar later herontdekt. Tristis est anima mea.
Labels:
Carlo Gesualdo,
madrigalen,
renaissance,
Twee baarden
woensdag 3 oktober 2012
In Monte Oliveti
De Olijfberg is een bergruggetje dat ten oosten van Jeruzalem ligt. Hoogte: ongeveer 800 meter. De joden geloven min of meer, omdat het in het Hebreeuwse bijbelboek Zacharia staat, dat God aan het einde der tijden op de Olijfberg zal beginnen met het tot leven wekken van alle gestorvenen. Dat vinden sommige joden zo prachtig dat ze zich op de Olijfberg laten begraven. Er zijn op die berg zo’n 150.000 graven.
Ook in het Nieuwe Testament komt de Olijfberg verschillende keren voor. Aan de voet van de berg ligt Gethsemane, waar Jezus aan de Romeinen werd uitgeleverd. Op Hemelvaartsdag, dat is een donderdag, veertig dagen na Pasen, vieren we dat Jezus op de Olijfberg, temidden van zijn apostelen, ‘Goodbye’ zei en opsteeg naar de hemel. Met een wolk etc., voor het effect, ik begrijp dat best. Zo’n man moet je niet begraven, zo’n man stijgt op. Hij weegt blijkbaar niets meer en als ik het zelf verzonnen had, zou ik ook die wolk genomen hebben.
Een en ander heeft tot mooie muziek geleid: stukken die door de eeuwen heen allemaal ‘In Monte Oliveti’ (Op de Olijfberg) heten en die ik verder zal afkorten tot IMO. Het eerste IMO dat ik u wil aanbevelen, is dat van Mikolaj Zielenski (ca. 1550-1615), de Poolse grootmeester van de vroege barok in het begin van de zeventiende eeuw. U moet eens letten op de manier waarop Zielenski het koor als het ware in tweeën deelt (de hoge en de lage stemmen) en op elkaar laat reageren.
Ook deze IMO van Orlando di Lasso (1532-1594) mag er wezen. Deze IMO van Carlo Gesualdo da Venosa (1566-1613) vind ik persoonlijk de allermooiste. Maar deze IMO van Anton Bruckner (1824-1896), uitgevoerd door maar 8 stemmen, is ook een wondertje. Maar ook dit dingetje van de Letse componist Juozas Naujalis (1869-1934) mag niet ongenoemd blijven. En, om ook nog eens te kunnen lachen, hier is een uitvoering van IMO van Franz Schubert (1797-1828). Het kan inderdaad ook verschrikkelijk slecht worden gezongen.
Er zijn nog veel meer uitvoeringen van hetzelfde lied, en die gaan, met dezelfde bloedige ernst, over die hemelvaart van Jezus. Daar gelooft men in, dat wil natuurlijk zeggen, daar gelooft men helemaal niet in, maar dat geleuft men. Ik geloof ook niet in al die bizarre onzin, zoals ik ook geen geloof hecht aan de homeopathie, de handlijnkunde of de hypnotherapie. Die hebben dan nog als nadeel dat ze geen mooie muziek hebben voortgebracht, en dat heeft het christendom (naar mijn smaak) wél gedaan. En bij een stukje Bach denk je toch ook niet: wat een vuile christen!
Foto: Wikipedia / Giotto di Bondone (1267-1337).
Ook in het Nieuwe Testament komt de Olijfberg verschillende keren voor. Aan de voet van de berg ligt Gethsemane, waar Jezus aan de Romeinen werd uitgeleverd. Op Hemelvaartsdag, dat is een donderdag, veertig dagen na Pasen, vieren we dat Jezus op de Olijfberg, temidden van zijn apostelen, ‘Goodbye’ zei en opsteeg naar de hemel. Met een wolk etc., voor het effect, ik begrijp dat best. Zo’n man moet je niet begraven, zo’n man stijgt op. Hij weegt blijkbaar niets meer en als ik het zelf verzonnen had, zou ik ook die wolk genomen hebben.
Een en ander heeft tot mooie muziek geleid: stukken die door de eeuwen heen allemaal ‘In Monte Oliveti’ (Op de Olijfberg) heten en die ik verder zal afkorten tot IMO. Het eerste IMO dat ik u wil aanbevelen, is dat van Mikolaj Zielenski (ca. 1550-1615), de Poolse grootmeester van de vroege barok in het begin van de zeventiende eeuw. U moet eens letten op de manier waarop Zielenski het koor als het ware in tweeën deelt (de hoge en de lage stemmen) en op elkaar laat reageren.
Ook deze IMO van Orlando di Lasso (1532-1594) mag er wezen. Deze IMO van Carlo Gesualdo da Venosa (1566-1613) vind ik persoonlijk de allermooiste. Maar deze IMO van Anton Bruckner (1824-1896), uitgevoerd door maar 8 stemmen, is ook een wondertje. Maar ook dit dingetje van de Letse componist Juozas Naujalis (1869-1934) mag niet ongenoemd blijven. En, om ook nog eens te kunnen lachen, hier is een uitvoering van IMO van Franz Schubert (1797-1828). Het kan inderdaad ook verschrikkelijk slecht worden gezongen.
Er zijn nog veel meer uitvoeringen van hetzelfde lied, en die gaan, met dezelfde bloedige ernst, over die hemelvaart van Jezus. Daar gelooft men in, dat wil natuurlijk zeggen, daar gelooft men helemaal niet in, maar dat geleuft men. Ik geloof ook niet in al die bizarre onzin, zoals ik ook geen geloof hecht aan de homeopathie, de handlijnkunde of de hypnotherapie. Die hebben dan nog als nadeel dat ze geen mooie muziek hebben voortgebracht, en dat heeft het christendom (naar mijn smaak) wél gedaan. En bij een stukje Bach denk je toch ook niet: wat een vuile christen!
Foto: Wikipedia / Giotto di Bondone (1267-1337).
maandag 1 oktober 2012
Albicastro
Als je aan een historicus zou vragen: ‘Wat was nu de krankzinnigste oorlog die we in Europa hebben gehad?’, dan is de kans groot dat hij zou zeggen: ‘De Spaanse Successieoorlog van 1701-1714.’ Tienduizenden zijn er gesneuveld, en waarom? Omdat een paar hoge heren onderling ruzieden over een erfopvolging, ergens. Daarom. Het was overigens voor het laatst dat de Lage Landen een rol van betekenis speelden in Europa. Bij de Vrede van Utrecht in 1713 kregen we er de vesting Venlo bij, en daar hebben we, zoals u weet, nog veel plezier van gehad. Engeland kreeg er Gibraltar, Newfoundland en een stuk van Canada bij. De Zuidelijke Nederlanden gingen over van Spaanse handen naar Oostenrijkse.
Aan deze idioterie deed vanaf 1708 ook mee de heer Johann Heinrich von Weissenburg, hij werd ritmeester (een kapiteinsfunctie) bij de cavallerie in het Nederlandse leger. Hij bleef ook officier bij het leger na die oorlog, in elk geval tot 1730. Na dat jaar hebben we geen teken van leven meer van hem.
Vermoedelijk in 1660 werd hij geboren in Bieswangen, een vlekje in Beieren, vlakbij Weissenburg. Hij nam orgel- en compositielessen, vermoedelijk in Ulm, en vertrok in 1686 naar Leiden, waar hij musicus magistrae (muziekleraar) werd aan de universiteit, hoewel ook dat betwijfelbaar is: zijn naam komt niet voor in de Leidse archieven. Vier jaar later heeft hij deze functie opgegeven. Wat we wél zeker weten is dat zijn pseudoniem luidde: Giovanni Henrico Albicastro. Onder die naam komt hij voor in de google-lijst van Nederlandse componisten.
Ongeveer in het jaar 1695 wordt te Brugge zijn eerste bewaard gebleven werk (twaalf triosonates opus 3, van een opus 1 of 2 is niets bekend) gepubliceerd. Later, dat wil zeggen: tot 1708, publiceert hij al zijn verdere werk te Amsterdam. De muziek van deze ietwat schimmige figuur nu was in het begin van de achttiende eeuw zeer populair, in de Noordelijke en ook in de Zuidelijke Nederlanden. En nu komt het: je kunt die Nederlanders geeneens ongelijk geven! All right, zijn muziek lijkt wat teveel op die van Corelli, maar er zijn slechtere voorbeelden. Neem dit concert met dat prachtige Da Capella, neem dit concert met zijn prachtige Adagio of neem deze triosonate.
Het is jammer dat hij wilde oorlogen, want hij kon toch aardige stukjes muziek maken.
Aan deze idioterie deed vanaf 1708 ook mee de heer Johann Heinrich von Weissenburg, hij werd ritmeester (een kapiteinsfunctie) bij de cavallerie in het Nederlandse leger. Hij bleef ook officier bij het leger na die oorlog, in elk geval tot 1730. Na dat jaar hebben we geen teken van leven meer van hem.
Vermoedelijk in 1660 werd hij geboren in Bieswangen, een vlekje in Beieren, vlakbij Weissenburg. Hij nam orgel- en compositielessen, vermoedelijk in Ulm, en vertrok in 1686 naar Leiden, waar hij musicus magistrae (muziekleraar) werd aan de universiteit, hoewel ook dat betwijfelbaar is: zijn naam komt niet voor in de Leidse archieven. Vier jaar later heeft hij deze functie opgegeven. Wat we wél zeker weten is dat zijn pseudoniem luidde: Giovanni Henrico Albicastro. Onder die naam komt hij voor in de google-lijst van Nederlandse componisten.
Ongeveer in het jaar 1695 wordt te Brugge zijn eerste bewaard gebleven werk (twaalf triosonates opus 3, van een opus 1 of 2 is niets bekend) gepubliceerd. Later, dat wil zeggen: tot 1708, publiceert hij al zijn verdere werk te Amsterdam. De muziek van deze ietwat schimmige figuur nu was in het begin van de achttiende eeuw zeer populair, in de Noordelijke en ook in de Zuidelijke Nederlanden. En nu komt het: je kunt die Nederlanders geeneens ongelijk geven! All right, zijn muziek lijkt wat teveel op die van Corelli, maar er zijn slechtere voorbeelden. Neem dit concert met dat prachtige Da Capella, neem dit concert met zijn prachtige Adagio of neem deze triosonate.
Het is jammer dat hij wilde oorlogen, want hij kon toch aardige stukjes muziek maken.
Labels:
Albicastro,
Corelli,
Spaanse Successieoorlog,
Twee baarden
zaterdag 29 september 2012
Pasternak
In 1912 liep de Russische dichter Samuil Marshak (1887-1964) voor het eerst door Londen. Hij vraagt aan iemand op straat: ‘Please, what is time?’ Waarop de aangesprokene hem zegt: ‘That’s a philosophical question. Why ask me?’
Ik noem dit heerlijke voorbeeld niet om propaganda te maken voor de invoering van het Esperanto op het middelbaar schoolniveau, noch om u (ook u!) nog eens te wijzen op uw gebrekkige kennis van de Engelse of Russische taal, die bijvoorbeeld geen lidwoorden kent of een woord voor ‘pols’. (Dat laatste heb ik, zodra ik het hoorde, vreemd gevonden. Wat zegt ge als ge uw pols gebroken of verzwikt hebt tegen de dokter?) Ik noemde het voorbeeld om duidelijk te maken dat de mens over één taal beschikt waarmee hij met iedereen kan communiceren: de muziek. Ik bedoel niet het spreken over crescendo of arpeggio’s, ik bedoel ten eerste de muziek an sich, de opeenvolging van klanken, en ten tweede bedoel ik het notenschrift. Oké, dat moet je je even aanleren, maar dat is zo gebeurd. Als je het notenschrift eenmaal kent, en je weet waar de C zit op de piano of de fluit of de viool, dan kun je in principe alle muziek spelen, van waar ook ter wereld.
Zo bezien is het eigenlijk onverklaarbaar dat een multigetalenteerd iemand zoals Boris Pasternak later dichter en romanschrijver werd, en niet componist. Hij leefde van 1890-1960 en groeide op in een kunstzinnig, intellectueel milieu. Zijn vader was portretschilder en kunstdocent te Moskou, zijn moeder (Rosa Kaufman) was pianiste. Over de vloer kwamen mensen als Scriabin en Rachmaninov. Boris begint op 13-jarige leeftijd aan compositielessen bij Joeri Engel en vervolgt die lessen later bij Reinhold Glière. In 1909 besluit hij met componeren te stoppen, hij gaat filosofie studeren en hij gaat gedichten schrijven.
Hij heeft na zijn negentiende jaar nooit meer iets aan de muziek gedaan, zodat we nu maar drie werken van hem kennen: twee preludes uit 1906 en een pianosonate in b klein uit 1909 (delen 1 en 2), die toch zeker niet slecht is.
Gelukkig heeft hij een paar geweldig goede gedichten geschreven. In 1957 verscheen in Italië zijn roman Dokter Zjivago, waarvoor hij in 1958 de Nobelprijs gekregen zou hebben, als hij die prijs niet, onder zware politieke druk, had geweigerd. Die zware politieke druk kwam van het Kremlin, want daar was men niet zo enthousiast over het boek. Pas in 1988 verscheen het boek in het Russisch.
Ik noem dit heerlijke voorbeeld niet om propaganda te maken voor de invoering van het Esperanto op het middelbaar schoolniveau, noch om u (ook u!) nog eens te wijzen op uw gebrekkige kennis van de Engelse of Russische taal, die bijvoorbeeld geen lidwoorden kent of een woord voor ‘pols’. (Dat laatste heb ik, zodra ik het hoorde, vreemd gevonden. Wat zegt ge als ge uw pols gebroken of verzwikt hebt tegen de dokter?) Ik noemde het voorbeeld om duidelijk te maken dat de mens over één taal beschikt waarmee hij met iedereen kan communiceren: de muziek. Ik bedoel niet het spreken over crescendo of arpeggio’s, ik bedoel ten eerste de muziek an sich, de opeenvolging van klanken, en ten tweede bedoel ik het notenschrift. Oké, dat moet je je even aanleren, maar dat is zo gebeurd. Als je het notenschrift eenmaal kent, en je weet waar de C zit op de piano of de fluit of de viool, dan kun je in principe alle muziek spelen, van waar ook ter wereld.
Zo bezien is het eigenlijk onverklaarbaar dat een multigetalenteerd iemand zoals Boris Pasternak later dichter en romanschrijver werd, en niet componist. Hij leefde van 1890-1960 en groeide op in een kunstzinnig, intellectueel milieu. Zijn vader was portretschilder en kunstdocent te Moskou, zijn moeder (Rosa Kaufman) was pianiste. Over de vloer kwamen mensen als Scriabin en Rachmaninov. Boris begint op 13-jarige leeftijd aan compositielessen bij Joeri Engel en vervolgt die lessen later bij Reinhold Glière. In 1909 besluit hij met componeren te stoppen, hij gaat filosofie studeren en hij gaat gedichten schrijven.
Hij heeft na zijn negentiende jaar nooit meer iets aan de muziek gedaan, zodat we nu maar drie werken van hem kennen: twee preludes uit 1906 en een pianosonate in b klein uit 1909 (delen 1 en 2), die toch zeker niet slecht is.
Gelukkig heeft hij een paar geweldig goede gedichten geschreven. In 1957 verscheen in Italië zijn roman Dokter Zjivago, waarvoor hij in 1958 de Nobelprijs gekregen zou hebben, als hij die prijs niet, onder zware politieke druk, had geweigerd. Die zware politieke druk kwam van het Kremlin, want daar was men niet zo enthousiast over het boek. Pas in 1988 verscheen het boek in het Russisch.
Labels:
Boris Pasternak,
Samuil Marshak,
Twee baarden
donderdag 27 september 2012
Roslavets
Van Nikolai Roslavets (1881-1944) hoorde ik drie jaar geleden, samen met Alexander Mosolov, voor het eerst in een tijdschrift. Ik weet niet meer welk tijdschrift, misschien is zulke vergeetachtigheid een kwestie van leeftijd, maar dertig jaar geleden kon ik me ook al niet herinneren in welk tijdschrift of welke krant ik een bepaald stuk had gelezen. Reden waarom ik die stukken ook uitknipte, en die stukken stapels gingen vormen, die uiteindelijk tien jaar geleden met de oudpapierman zijn meegegaan.
Ik wist al wel van de verschrikkingen voor sommige componisten en musici in het Rijk der Arrebeiders, vooral in de jaren dertig en veertig, door het boek met de herinneringen van Dmitri Sjostakovitsj. Hij noemt de namen van Roslavets en Mosolov in dat boek niet, veiligheidshalve ongetwijfeld, want hij moet ze gekend hebben. Nog in de jaren zeventig was het not done in de Sovjet Unie om bijvoorbeeld te zeggen: ‘Roslavets was een groot componist.’ Als je dat deed, kon je verwachten dat zijn eerbiedwaardige collegae massaal uitriepen: ‘Zijn composities zijn zo slecht, ze zijn het papier nog niet waard waarop ze zijn opgeschreven!’ Exact hetzelfde dus wat ze over Sjostakovitsj en over Mosolov hadden geroepen.
Roslavets was 20 jaar ouder dan Mosolov, maar ze hadden beiden hun hoogtijdagen in de jaren twintig. Vanaf 1930 werd Roslavets’ muziek onderdrukt (hij werd uit de Componistenbond gezet, zijn muziek mocht nergens meer gespeeld worden etc.), Roslavets verhuisde, zoals zoveel componisten, naar een buitengebied, waar de band van het communisme iets minder knelde (hij ging naar Tashkent, Uzbekistan), hij kreeg in 1939 een hartaanval en nog één in 1944 en toen was hij dood. Direct na zijn dood gingen een aantal van zijn proletarische collegae zijn flatje in, om manuscripten en partituren te vinden en vervolgens te vernietigen, maar die waren voor het grootste deel in veiligheid gebracht.
Roslavets’ muziek is door de pianist Marc-André Hamelin omschreven als ‘Scriabin on acid’. Dat is een wat zwakke uitdrukking: er zitten aanvankelijk wel trekjes in van Scriabin, maar toch niet zoveel. Veel Russen beschreven Roslavets als ‘de Russische Schönberg’ en dat is wat teveel van het goede. Het is de hoogste tijd dat we wat van zijn muziek laten horen.
Hier is allereerst zijn Pianosonate nr. 2 (deel 1 en 2) uit 1916. Dat is allemaal nog een beetje à la Scriabin, zegt u zelf. In de jaren twintig schreef hij zijn Piano Trio nr. 4, waarvan hier de delen II (Allegro vivace) en IV (Allegro risoluto). Hier is hij duidelijk al de Schönberg-kant op aan het gaan. Er tussenin zitten bijvoorbeeld deze Vijf preludes, gecomponeerd van 1919-1922. In 1925 schreef hij dit vioolconcert nr. 1, waarvan ik alleen het prachtige allerlaatste deeltje laat horen. De hele rest vindt u in de rechterkolom van YouTube. Na 1930 ging hij achteruit. Maar in 1935 schreef hij nog deze Kamersymfonie voor 18 spelers (delen 1, 2 en 3, waarvan ik deel 3 het mooist vind).
Het zou nog tot de jaren negentig duren voordat zijn muziek in Rusland gespeeld mocht worden.
Ik wist al wel van de verschrikkingen voor sommige componisten en musici in het Rijk der Arrebeiders, vooral in de jaren dertig en veertig, door het boek met de herinneringen van Dmitri Sjostakovitsj. Hij noemt de namen van Roslavets en Mosolov in dat boek niet, veiligheidshalve ongetwijfeld, want hij moet ze gekend hebben. Nog in de jaren zeventig was het not done in de Sovjet Unie om bijvoorbeeld te zeggen: ‘Roslavets was een groot componist.’ Als je dat deed, kon je verwachten dat zijn eerbiedwaardige collegae massaal uitriepen: ‘Zijn composities zijn zo slecht, ze zijn het papier nog niet waard waarop ze zijn opgeschreven!’ Exact hetzelfde dus wat ze over Sjostakovitsj en over Mosolov hadden geroepen.
Roslavets was 20 jaar ouder dan Mosolov, maar ze hadden beiden hun hoogtijdagen in de jaren twintig. Vanaf 1930 werd Roslavets’ muziek onderdrukt (hij werd uit de Componistenbond gezet, zijn muziek mocht nergens meer gespeeld worden etc.), Roslavets verhuisde, zoals zoveel componisten, naar een buitengebied, waar de band van het communisme iets minder knelde (hij ging naar Tashkent, Uzbekistan), hij kreeg in 1939 een hartaanval en nog één in 1944 en toen was hij dood. Direct na zijn dood gingen een aantal van zijn proletarische collegae zijn flatje in, om manuscripten en partituren te vinden en vervolgens te vernietigen, maar die waren voor het grootste deel in veiligheid gebracht.
Roslavets’ muziek is door de pianist Marc-André Hamelin omschreven als ‘Scriabin on acid’. Dat is een wat zwakke uitdrukking: er zitten aanvankelijk wel trekjes in van Scriabin, maar toch niet zoveel. Veel Russen beschreven Roslavets als ‘de Russische Schönberg’ en dat is wat teveel van het goede. Het is de hoogste tijd dat we wat van zijn muziek laten horen.
Hier is allereerst zijn Pianosonate nr. 2 (deel 1 en 2) uit 1916. Dat is allemaal nog een beetje à la Scriabin, zegt u zelf. In de jaren twintig schreef hij zijn Piano Trio nr. 4, waarvan hier de delen II (Allegro vivace) en IV (Allegro risoluto). Hier is hij duidelijk al de Schönberg-kant op aan het gaan. Er tussenin zitten bijvoorbeeld deze Vijf preludes, gecomponeerd van 1919-1922. In 1925 schreef hij dit vioolconcert nr. 1, waarvan ik alleen het prachtige allerlaatste deeltje laat horen. De hele rest vindt u in de rechterkolom van YouTube. Na 1930 ging hij achteruit. Maar in 1935 schreef hij nog deze Kamersymfonie voor 18 spelers (delen 1, 2 en 3, waarvan ik deel 3 het mooist vind).
Het zou nog tot de jaren negentig duren voordat zijn muziek in Rusland gespeeld mocht worden.
woensdag 26 september 2012
Frank Martin
Op de naam Frank Martin (uitspreken niet op z’n Amerikaans maar op z’n Frans s.v.p.) werd ik opmerkzaam gemaakt door een van de mensen die reageerden op mijn stukje over Mosolov. Ik kende die naam niet, ik zocht zijn naam op, vond een Agnus Dei van hem dat me zeer beviel – en zo begonnen twee heerlijke dagen van luisteren naar zijn muziek. Ik herinnerde me vaag een paar van zijn stukken, die ik op de radio gehoord moet hebben.
Op zijn 80ste verjaardag (hij leefde van 1890-1974) werd hij geïnterviewd en zei hij ongeveer: ‘Ik maak gebruik van de twaalftoons techniek die is uitgevonden door Schönberg, maar die techniek gebruik ik niet om de tonaliteit te vernielen.’ Zoals Schönberg deed, bedoelde hij te zeggen. Een componist zegt, zoals elk mens, soms dingen die hij beter niet had kunnen zeggen. ‘Ik probeer de tonaliteit in het atonale te behouden.’ Wat zulke praat waard is, weet ik niet. Gelukkig had ik al veel van zijn stukken beluisterd en prachtig gevonden, want ik weet niet of ik met hem verder gegaan zou zijn als ik dat interview als eerste had beluisterd.
Frank Martin was een Zwitser, die na 1946 een jaar of twintig in Nederland woonde, maar ik heb nooit gehoord van enig contact met een Nederlandse componist of musicus. Aan het eind van de jaren zestig begon hij zich te interesseren voor de popmuziek en schreef hij Poèmes de la mort voor drie mannenstemmen en drie elektrische gitaren. Niet erg geslaagd, hoor ik u denken. Nee, dat vind ik ook. Laten we de gitaararrangementen voortaan maar overlaten aan de popmusici. Maar hij heeft ook deze Petite symphonie concertante geschreven (in 1945) met de vreemde combinatie van harp, piano, clavecimbel (!) en orkest, en dat is een stuk dat me in de jaren zeventig al aangenaam verraste, zonder dat ik de naam van de componist wist.
Hij schreef in 1961 deze Ode à la musique (met tekst van de 14e-eeuwer Guillaume de Machaut), waaruit zijn interesse voor de oude muziek blijkt. Welja, zult u zeggen, maar waar blijft de pianomuziek. Met partituur graag. Wel, in 1947-’48 schreef Martin zijn Huit préludes, hier gespeeld door Lucia Negro (deel 1, 2, 3, 4 en 5), die hij wijdde aan Dinu Lipatti, een Roemeense pianist/componist die in 1950 op 33-jarige leeftijd zou overlijden aan de leukemie waaraan hij al sinds de oorlog leed. Ik zou wel eens willen weten of er meer componisten zijn geweest die eind jaren veertig zoiets hebben gedaan.
Op zijn 80ste verjaardag (hij leefde van 1890-1974) werd hij geïnterviewd en zei hij ongeveer: ‘Ik maak gebruik van de twaalftoons techniek die is uitgevonden door Schönberg, maar die techniek gebruik ik niet om de tonaliteit te vernielen.’ Zoals Schönberg deed, bedoelde hij te zeggen. Een componist zegt, zoals elk mens, soms dingen die hij beter niet had kunnen zeggen. ‘Ik probeer de tonaliteit in het atonale te behouden.’ Wat zulke praat waard is, weet ik niet. Gelukkig had ik al veel van zijn stukken beluisterd en prachtig gevonden, want ik weet niet of ik met hem verder gegaan zou zijn als ik dat interview als eerste had beluisterd.
Frank Martin was een Zwitser, die na 1946 een jaar of twintig in Nederland woonde, maar ik heb nooit gehoord van enig contact met een Nederlandse componist of musicus. Aan het eind van de jaren zestig begon hij zich te interesseren voor de popmuziek en schreef hij Poèmes de la mort voor drie mannenstemmen en drie elektrische gitaren. Niet erg geslaagd, hoor ik u denken. Nee, dat vind ik ook. Laten we de gitaararrangementen voortaan maar overlaten aan de popmusici. Maar hij heeft ook deze Petite symphonie concertante geschreven (in 1945) met de vreemde combinatie van harp, piano, clavecimbel (!) en orkest, en dat is een stuk dat me in de jaren zeventig al aangenaam verraste, zonder dat ik de naam van de componist wist.
Hij schreef in 1961 deze Ode à la musique (met tekst van de 14e-eeuwer Guillaume de Machaut), waaruit zijn interesse voor de oude muziek blijkt. Welja, zult u zeggen, maar waar blijft de pianomuziek. Met partituur graag. Wel, in 1947-’48 schreef Martin zijn Huit préludes, hier gespeeld door Lucia Negro (deel 1, 2, 3, 4 en 5), die hij wijdde aan Dinu Lipatti, een Roemeense pianist/componist die in 1950 op 33-jarige leeftijd zou overlijden aan de leukemie waaraan hij al sinds de oorlog leed. Ik zou wel eens willen weten of er meer componisten zijn geweest die eind jaren veertig zoiets hebben gedaan.
Labels:
Dinu Lipatti,
Frank Martin,
Twee baarden
maandag 24 september 2012
Meneer Hageman
- Naam?
- Hoogeboom. Vier o’s, geen n.
- Voornamen?
- Engelbertus Johannes Maria.
- Geboortedatum?
- 24 september 1953.
- Even nakijken of dat klopt... Ja, dat klopt! Meneer Hageman...
- Hoogeboom.
- Neemt u me niet kwalijk. Wij van Sargasso. Bieden u aan. Na precies vier maanden van stukjes. Dat zijn er dus tweeënzestig geweest. En daarom bieden wij u aan. Een vast contract voor het maken van deze stukjes!
- Dat is fijn, meneer!
- Maar!
- Maar wat, meneer?
- Uw onderwerpkeuze!
- Wat is daar mis mee, meneer? Ik kan alleen schrijven over de dingen die me interesseren. Ik heb bijvoorbeeld een paar zeer goede, bijna vergeten componisten uit het interbellum naar voren gehaald. Arapov, Abeliovitsj, Mosolov. Abeliovitsj was mijn grootste vondst, maar Mosolov was de beste componist. En over die dingen schrijf ik als consument, ik ben geen musicus, laat staan een componist. Laat staan een muziektheoreticus. Dus als ik een stuk mooi vind, dan schrijf ik dat dat stuk mooi is. Zoals ik ook sommige schilderijen mooi vind, en andere juist helemaal niet mooi.
- Hmm. Maat wat meer duiding zou toch, meneer Hageman...
- Hoogeboom. Ja maar dat zijn toch alleen maar veel woorden voor Ik vind dit mooi of lelijk. Zo vind ik die dripping paintings van Jackson Pollock zeer lelijk. Daarvan komt er zeker nooit één aan mijn wanden te hangen, al kreeg ik ze gratis. Daar heeft u meteen mijn richtsnoer: wil ik schilderij X uit museum Y aan mijn wand hebben, ja of nee. Wil ik het niet aan mijn wand hebben, zoals het werk van Willem de Kooning of van Andy Warhol, dan noem ik zo’n schilderij lelijk of oninteressant. En op die manier luister ik ook naar muziek. Er is ook veel oninteressante muziek (zoals die van Chrennikhov), maar daar schrijf ik niet over. Ik had trouwens gedacht dat u me wilde feliciteren.
- Feleciteren? Waarmee in godsnaam?
- Hoogeboom. Vier o’s, geen n.
- Voornamen?
- Engelbertus Johannes Maria.
- Geboortedatum?
- 24 september 1953.
- Even nakijken of dat klopt... Ja, dat klopt! Meneer Hageman...
- Hoogeboom.
- Neemt u me niet kwalijk. Wij van Sargasso. Bieden u aan. Na precies vier maanden van stukjes. Dat zijn er dus tweeënzestig geweest. En daarom bieden wij u aan. Een vast contract voor het maken van deze stukjes!
- Dat is fijn, meneer!
- Maar!
- Maar wat, meneer?
- Uw onderwerpkeuze!
- Wat is daar mis mee, meneer? Ik kan alleen schrijven over de dingen die me interesseren. Ik heb bijvoorbeeld een paar zeer goede, bijna vergeten componisten uit het interbellum naar voren gehaald. Arapov, Abeliovitsj, Mosolov. Abeliovitsj was mijn grootste vondst, maar Mosolov was de beste componist. En over die dingen schrijf ik als consument, ik ben geen musicus, laat staan een componist. Laat staan een muziektheoreticus. Dus als ik een stuk mooi vind, dan schrijf ik dat dat stuk mooi is. Zoals ik ook sommige schilderijen mooi vind, en andere juist helemaal niet mooi.
- Hmm. Maat wat meer duiding zou toch, meneer Hageman...
- Hoogeboom. Ja maar dat zijn toch alleen maar veel woorden voor Ik vind dit mooi of lelijk. Zo vind ik die dripping paintings van Jackson Pollock zeer lelijk. Daarvan komt er zeker nooit één aan mijn wanden te hangen, al kreeg ik ze gratis. Daar heeft u meteen mijn richtsnoer: wil ik schilderij X uit museum Y aan mijn wand hebben, ja of nee. Wil ik het niet aan mijn wand hebben, zoals het werk van Willem de Kooning of van Andy Warhol, dan noem ik zo’n schilderij lelijk of oninteressant. En op die manier luister ik ook naar muziek. Er is ook veel oninteressante muziek (zoals die van Chrennikhov), maar daar schrijf ik niet over. Ik had trouwens gedacht dat u me wilde feliciteren.
- Feleciteren? Waarmee in godsnaam?
donderdag 20 september 2012
Mosolov
Het kon wel eens zijn dat dit mijn laatste muziekstukje gaat worden. Ik had nog een tip gekregen over Entartete Musik, waarvoor dank, maar daar zitten geen componisten tussen die ik zou willen aanbevelen omdat ze al door duizenden anderen zijn aanbevolen. Ik kénde al die lui ook al, en dan verwacht ik dat u, lezer, ze ook wel zult kennen. Ik heb ook nog gedacht over Lyatoshinsky, wiens naam ik een week geleden ook nog nooit had gehoord en die best aardige muziek gemaakt heeft. Maar niets opzienbarends. Niets dat schrééuwt om aandacht, behalve misschien zijn Ballade, gespeeld door Boris Demenko. Nou ja, ik vind eigenlijk alleen de eerste helft van die ballade mooi, de tweede helft vind ik dat het ontspoort.
Maar ik heb gevonden: Alexander Mosolov (1900-1973). Een geweldige componist, dat wil zeggen van 1923-1929. Hij was natuurlijk lid van de Sovjet Componistenbond, want je wou in die jaren dat je werken ook werden uitgevoerd, dus was je daar lid van. Anders werd je opgepakt: dan was je geen componist maar een hooligan. Dan bedierf je het voor de arbeidersmassa en kreeg je een nekschot of artikel 58 aan je broek.
Mosolov heeft in de zes jaren die ik net noemde zoveel prachtige, innovatieve dingen geschreven – het is bijna onmogelijk om eruit te kiezen. Laat ik maar beginnen met zijn Strijkkwartet no.1 uit 1926 (het Andante, Adagio, Scherzo en de Finale), een stuk waarop ik onmiddellijk verliefd geworden ben. Het is wel één van de hoogtepunten van de 20ste-eeuwse kamermuziek.
Ach, wat een kutklimaat voor de kunsten was het in de Sovjet Unie! Mosolov vluchtte naar Turkmenistan en Kirgizië om daar tot zijn dood de volksmuziek te bestuderen. Later was er die andere grote componiste, Galina Oestvolskaja, die, om maar geen kans te lopen in de Goelag te belanden, haar muziek jarenlang ongespeeld moest laten.
Van Mosolovs muziek is wel gezegd dat het razende muziek was, geschikt voor de patiënten in een gekkengesticht. Op die manier schreven de recensenten er toen over. Ik verschil met die recensenten van mening. Wat te denken van bijvoorbeeld deze Pianosonate nr. 4 uit 1925, gespeeld door de geweldige pianist Hayk Melikyan, die overigens ook Oestvolskaja op zijn repertoire heeft staan. Of wat te denken van deze Drie miniatuurtjes uit 1927. Of neem zijn Zavod (IJzergieterij).
Men heeft natuurlijk gelijk dat zulke muziek de arbeidersmassa niet naar de zin zal zijn, want de arbeidersmassa wil Vader Abraham en Heintje en Johnny Hoes. Het feitelijk verbieden dat de muziek van Mosolov of Oestvolskaja klonk in de concertzalen heeft de treurigheid van het Sovjet-leven alleen maar verdiept.
Maar ik heb gevonden: Alexander Mosolov (1900-1973). Een geweldige componist, dat wil zeggen van 1923-1929. Hij was natuurlijk lid van de Sovjet Componistenbond, want je wou in die jaren dat je werken ook werden uitgevoerd, dus was je daar lid van. Anders werd je opgepakt: dan was je geen componist maar een hooligan. Dan bedierf je het voor de arbeidersmassa en kreeg je een nekschot of artikel 58 aan je broek.
Mosolov heeft in de zes jaren die ik net noemde zoveel prachtige, innovatieve dingen geschreven – het is bijna onmogelijk om eruit te kiezen. Laat ik maar beginnen met zijn Strijkkwartet no.1 uit 1926 (het Andante, Adagio, Scherzo en de Finale), een stuk waarop ik onmiddellijk verliefd geworden ben. Het is wel één van de hoogtepunten van de 20ste-eeuwse kamermuziek.
Ach, wat een kutklimaat voor de kunsten was het in de Sovjet Unie! Mosolov vluchtte naar Turkmenistan en Kirgizië om daar tot zijn dood de volksmuziek te bestuderen. Later was er die andere grote componiste, Galina Oestvolskaja, die, om maar geen kans te lopen in de Goelag te belanden, haar muziek jarenlang ongespeeld moest laten.
Van Mosolovs muziek is wel gezegd dat het razende muziek was, geschikt voor de patiënten in een gekkengesticht. Op die manier schreven de recensenten er toen over. Ik verschil met die recensenten van mening. Wat te denken van bijvoorbeeld deze Pianosonate nr. 4 uit 1925, gespeeld door de geweldige pianist Hayk Melikyan, die overigens ook Oestvolskaja op zijn repertoire heeft staan. Of wat te denken van deze Drie miniatuurtjes uit 1927. Of neem zijn Zavod (IJzergieterij).
Men heeft natuurlijk gelijk dat zulke muziek de arbeidersmassa niet naar de zin zal zijn, want de arbeidersmassa wil Vader Abraham en Heintje en Johnny Hoes. Het feitelijk verbieden dat de muziek van Mosolov of Oestvolskaja klonk in de concertzalen heeft de treurigheid van het Sovjet-leven alleen maar verdiept.
Labels:
Alexander Mosolov,
Galina Oestvolskaja,
Twee baarden
Protest!
Iedere zetter weet dat je schreefloze letters en schreefletters hebt. En dat schreefletters het best lezen, niet voor niets hebben alle kranten op deze wereld schreefletters. Daar experimenteren ze ook niet mee (behalve Trouw, geloof ik). New York Times, Washington Post, Telegraaf, NRC, Volkskrant: schreefletters. Tijdschriften: idem dito. Wil je gelezen worden, dan gebruik je schreefletters. Punt uit.
Het vreemde is dat op het internet, naar mijn schatting, ongeveer de helft van de sites in schreefloze letters verschijnt. Rare ontwikkeling, en ook een verkeerde.
Ik wil hiertegen strijden. U zult misschien zeggen: jij bent maar een ouderwetse zetter. Dat bén ik, een ouderwetse vakman. Die het net zo belachlijk vindt om in de jaren zestig nog een gedicht geheel in onderkast en zonder interpunctie te zetten (precíes zoals ze het in de jaren twintig nog zo geheel modern deden – maar dat was iedereen al vergeten).
Dus. Opmaakredactie van Sargasso. Komt terug van uw dwaalwegen. Zeker van uw dwaalwegen met déze afschuwelijke letter met zijn veel te kleine o’s, a’s, s’en en zijn idiote letter t. Als u dan al een schreefloze letter wilt gebruiken, gebruik dan de Arial of de Verdana. Alstublieft. Voor de estheten onder uw lezers.
Mieter deze letter vandaag nog weg! Mijn achternaam klinkt niet zoals hij moet klinken, maar als Hògebòm in uw letter. Zo wil ik niet klinken.
Wie het hiermee eens is, klappe luid.
Foto: Heeftstijl (Nederlands Webdesign Magazine).
Het vreemde is dat op het internet, naar mijn schatting, ongeveer de helft van de sites in schreefloze letters verschijnt. Rare ontwikkeling, en ook een verkeerde.
Ik wil hiertegen strijden. U zult misschien zeggen: jij bent maar een ouderwetse zetter. Dat bén ik, een ouderwetse vakman. Die het net zo belachlijk vindt om in de jaren zestig nog een gedicht geheel in onderkast en zonder interpunctie te zetten (precíes zoals ze het in de jaren twintig nog zo geheel modern deden – maar dat was iedereen al vergeten).
Dus. Opmaakredactie van Sargasso. Komt terug van uw dwaalwegen. Zeker van uw dwaalwegen met déze afschuwelijke letter met zijn veel te kleine o’s, a’s, s’en en zijn idiote letter t. Als u dan al een schreefloze letter wilt gebruiken, gebruik dan de Arial of de Verdana. Alstublieft. Voor de estheten onder uw lezers.
Mieter deze letter vandaag nog weg! Mijn achternaam klinkt niet zoals hij moet klinken, maar als Hògebòm in uw letter. Zo wil ik niet klinken.
Wie het hiermee eens is, klappe luid.
Foto: Heeftstijl (Nederlands Webdesign Magazine).
woensdag 19 september 2012
Be nice...
Een paar maanden geleden las ik de Tien Geboden voor Atheïsten, om het zo maar te zeggen, en daar zaten dingen bij zoals: Don’t believe in any God, Don’t worship anything (het was van een Amerikaanse site) en ook zat er dit gebod bij: Be nice to everybody. Wees vriendelijk tegen iedereen. Ik zou daarvan willen maken: Be nice to nearly everybody. Ik leg het uit.
Ik ben een atheïst, geen hippie, ik houd niet van iedereen. Lang niet van iedereen. Er zijn mensen die ik haat, of laten we zeggen, aan wier optreden ik een grote hekel heb of heb gehad. Voorbeelden te over en ook wereldwijd bekend: Stalin, Hitler, Mao, Goebbels, Vader Abraham, Picasso, André Rieu, Muzio Clementi, Boeren die Vrouwen Zoeken op de Publieke Zenders (een programma dat ik nog nooit gezien heb, maar het moet een verschrikking zijn), de gemiddelde recensent in Nederland (die je steeds teveel of te weinig vertelt over een boek, waardoor je nooit de aandrang hebt dat boek ook te gaan kopen), Volendammers, Venloënaren, verzekeringsadviseurs wier derivaten inmiddels wel ‘aan de waslijn van de verbeelding hangen’, het soort dichters dat zulke regels maakt (ik bedoel, van die waslijn van de verbeelding), reaguurders van het afschuwwekkende soort dat je om niets vertelt dat ‘we ons om een mega-eruptie van de Vesuvius voorlopig geen zorgen hoeven te maken’, reaguurders die je zomaar, om niets, vertellen: ‘Wat is dit voor poep?’ en die dus hun domheid tentoonspreiden (want ik schijt niet, ik schrijf) en ook hun opgeblazenheid – ‘dát zal ik ze eens laten weten!’ – en hun enorme gevoel voor humor, want poep!, jaha! (ik zou zeggen, joch, haal je rechtermiddelvinger eens uit je anonieme bilspleet), Andy Warhol, Mark Rutte wanneer hij weer zo verschrikkelijk gaat staan lachen: het is echt geen gezicht, Mark, of Job Cohen die zei dat hij precies op tijd was vertrokken, Jolande Sapsop die het nodig vond om op een avond dat haar partij meer dan gehalveerd was, te vertellen dat het populisme óók was teruggedrongen en dat dat haar vrolijk stemde (hoeveel meer stompzinnige opmerkingen mag iemand bij GroenLinks maken, voordat hem of haar wordt verteld: opstappen nu!, trek de stekker eruit!), de gezamenlijke presidenten van de V.S., van Johnson totaan minimaal Obama, die er ook weinig van terecht brengt. Van Kennedy kun je tenminste nog beweren dat de Hubble telescoop uiteindelijk uit zijn beleid is voortgekomen (?).
Ik bedoel, tegen dat soort mensen ga ik niet vriendelijk zitten doen. Integendeel: die krijgen hun vet. Laat mij dan maar een slechte atheïst zijn.
Foto: Elizabeth de Vaal.
Ik ben een atheïst, geen hippie, ik houd niet van iedereen. Lang niet van iedereen. Er zijn mensen die ik haat, of laten we zeggen, aan wier optreden ik een grote hekel heb of heb gehad. Voorbeelden te over en ook wereldwijd bekend: Stalin, Hitler, Mao, Goebbels, Vader Abraham, Picasso, André Rieu, Muzio Clementi, Boeren die Vrouwen Zoeken op de Publieke Zenders (een programma dat ik nog nooit gezien heb, maar het moet een verschrikking zijn), de gemiddelde recensent in Nederland (die je steeds teveel of te weinig vertelt over een boek, waardoor je nooit de aandrang hebt dat boek ook te gaan kopen), Volendammers, Venloënaren, verzekeringsadviseurs wier derivaten inmiddels wel ‘aan de waslijn van de verbeelding hangen’, het soort dichters dat zulke regels maakt (ik bedoel, van die waslijn van de verbeelding), reaguurders van het afschuwwekkende soort dat je om niets vertelt dat ‘we ons om een mega-eruptie van de Vesuvius voorlopig geen zorgen hoeven te maken’, reaguurders die je zomaar, om niets, vertellen: ‘Wat is dit voor poep?’ en die dus hun domheid tentoonspreiden (want ik schijt niet, ik schrijf) en ook hun opgeblazenheid – ‘dát zal ik ze eens laten weten!’ – en hun enorme gevoel voor humor, want poep!, jaha! (ik zou zeggen, joch, haal je rechtermiddelvinger eens uit je anonieme bilspleet), Andy Warhol, Mark Rutte wanneer hij weer zo verschrikkelijk gaat staan lachen: het is echt geen gezicht, Mark, of Job Cohen die zei dat hij precies op tijd was vertrokken, Jolande Sapsop die het nodig vond om op een avond dat haar partij meer dan gehalveerd was, te vertellen dat het populisme óók was teruggedrongen en dat dat haar vrolijk stemde (hoeveel meer stompzinnige opmerkingen mag iemand bij GroenLinks maken, voordat hem of haar wordt verteld: opstappen nu!, trek de stekker eruit!), de gezamenlijke presidenten van de V.S., van Johnson totaan minimaal Obama, die er ook weinig van terecht brengt. Van Kennedy kun je tenminste nog beweren dat de Hubble telescoop uiteindelijk uit zijn beleid is voortgekomen (?).
Ik bedoel, tegen dat soort mensen ga ik niet vriendelijk zitten doen. Integendeel: die krijgen hun vet. Laat mij dan maar een slechte atheïst zijn.
Foto: Elizabeth de Vaal.
maandag 17 september 2012
Schulhoff, Skorik
Nadat er eergisteren weer een stukje de mist inging (u moet vooral de eerste tien stompzinnige commentaren erbij lezen. Altijd leuk, maar niet heus. Men kent zijn literatuur eenvoudig niet, men heeft geen idee. Het is een barbarij waarin je, maar laat ons maar verdergaan) na dit zondagse festijn van humorloze opgeblazenheid en onbelezenheid (dat gaat meestal samen. Meestal valt het zeer mee in Sargasso, maar soms komen er oerkrachten los in de commentaren. ‘How dreadful they are!’ zei Stephen Fry erover) wil ik u bekend maken, als dat al nodig is, met de muziek van twee componisten wier namen ik een week geleden nog niet kende.
De eerste is Erwin Schulhoff (1894-1942), een Joods-Duitse Tsjech die niets moest hebben van de nazi’s, maar daarentegen veel voelde voor de communisten. Hij heeft een stuk voor bariton en piano geschreven dat Het communistisch manifest heet, en in 1941 keurde Moskou zijn aanvraag om naturalisatie goed, maar de nazi’s pakten hem op en stuurden hem naar het concentratiekamp Wülzburg, waar hij een jaar later stierf aan tbc.
Zo kwam ik niet aan zijn naam. Ik had ergens gelezen van zijn Sonata Erotica uit 1919 (‘waarin een sopraan enkele minuten lang een zorgvuldig genoteerd orgasme faket’) en ik moest meteen denken aan Dada, aan de tomeloze vrijheid in die kringen, en ook aan diezelfde vrijheid die er zo’n vijftig jaar later bij ons ging heersen. Schulhoff hield ook van jazz, van ragtime etc., zoals uit deze Suite dansante en jazz uit 1931 blijkt. Maar zijn mooiste werk (op piano) is, vind ik, toch wel deze Pianosonate no. 1 uit 1924, gespeeld door Kathryn Stott.
De tweede componist waarmee ik u kennis wil laten maken is de in 1938 geboren Oekraïner Miroslav Skorik, die muziek heeft gemaakt waar je recht vrolijk van wordt. Bijvoorbeeld deze Burleska uit 1964 of deze Toccata uit 1978 of deze Prelude en fuga (ik weet niet uit welk jaar), alledrie gespeeld door Roman Repka.
Het is u misschien ook opgevallen: pianisten die iets voorstellen spelen Bach, Mozart, Scarlatti, Beethoven etc. etc., maar ze hebben ook allemaal een speciale componist op hun repertoire staan. Sokolov speelt Arapov. Tutunov speelt Abeliovitsj. Kathryn Stott heeft een cd met werken van Schulhoff gemaakt. Roman Repka speelt Skorik. Dat zijn allevier componisten die een zekere briljantie vergen van de pianist. Ik vind dat een aardige gewoonte: zo houden ze de muziekgeschiedenis levend.
De eerste is Erwin Schulhoff (1894-1942), een Joods-Duitse Tsjech die niets moest hebben van de nazi’s, maar daarentegen veel voelde voor de communisten. Hij heeft een stuk voor bariton en piano geschreven dat Het communistisch manifest heet, en in 1941 keurde Moskou zijn aanvraag om naturalisatie goed, maar de nazi’s pakten hem op en stuurden hem naar het concentratiekamp Wülzburg, waar hij een jaar later stierf aan tbc.
Zo kwam ik niet aan zijn naam. Ik had ergens gelezen van zijn Sonata Erotica uit 1919 (‘waarin een sopraan enkele minuten lang een zorgvuldig genoteerd orgasme faket’) en ik moest meteen denken aan Dada, aan de tomeloze vrijheid in die kringen, en ook aan diezelfde vrijheid die er zo’n vijftig jaar later bij ons ging heersen. Schulhoff hield ook van jazz, van ragtime etc., zoals uit deze Suite dansante en jazz uit 1931 blijkt. Maar zijn mooiste werk (op piano) is, vind ik, toch wel deze Pianosonate no. 1 uit 1924, gespeeld door Kathryn Stott.
De tweede componist waarmee ik u kennis wil laten maken is de in 1938 geboren Oekraïner Miroslav Skorik, die muziek heeft gemaakt waar je recht vrolijk van wordt. Bijvoorbeeld deze Burleska uit 1964 of deze Toccata uit 1978 of deze Prelude en fuga (ik weet niet uit welk jaar), alledrie gespeeld door Roman Repka.
Het is u misschien ook opgevallen: pianisten die iets voorstellen spelen Bach, Mozart, Scarlatti, Beethoven etc. etc., maar ze hebben ook allemaal een speciale componist op hun repertoire staan. Sokolov speelt Arapov. Tutunov speelt Abeliovitsj. Kathryn Stott heeft een cd met werken van Schulhoff gemaakt. Roman Repka speelt Skorik. Dat zijn allevier componisten die een zekere briljantie vergen van de pianist. Ik vind dat een aardige gewoonte: zo houden ze de muziekgeschiedenis levend.
Labels:
Roman Repka,
Schulhoff,
Skorik,
Twee baarden
zaterdag 15 september 2012
Nieuwe gevaren
‘We worden OMRINGD door de grootste verschrikkingen uit onze historie! Tweede Wereldoorlog? Ha! Nee jongen, we krijgen het vanuit het noorden, het westen en het zuidoosten, en we kunnen ons niet verdedigen. De Europese Unie, die zo goed was begonnen, weet je dat nog? Prachtige tijd was dat. Geweldig! Ik weet nog dat premier Spaak daar rondliep en de hele boel regelde, maar meneer Spaak kon ook niet weten wat ons nu te wachten staat.
Ik had natuurlijk een Anti Eruptie Partij moeten oprichten, met als verkiezingsslogan: ‘Wacht u, heren!’ Maar daar is het, ook door drukke werkzaamheden aan mijn balkon, niet van gekomen. En trouwens, wie van de concurrerende lijsttrekkers, zoals Diederik Samsom – waarom heet hij niet gewoon Samson? – of Mark Wilders of Jolande Sapsop of Geert Rutte, zou je daarmee overtuigen? Ze hebben allemaal GEEN IDEE. Een beetje knoeien aan de pensioenen en aan de AOW-leeftijd, meer kunnen ze niet, want ze weten niet wat er aan zit te komen. En dat weet MEVROUW MERKEL ook niet! Keine Ahnung heeft ze van de ijzingwekkende omstandigheden.
Ik heb het niet over Griekenland, Italië, Spanje, Portugal, Ierland, Frankrijk, Cyprus, Slovenië, Hongarije, Roemenië en noem de hele rest maar op, financieel. Ik heb het, MENSEN!, over de toekomst van ons allemaal, Europeanen. En ook de DIEREN zullen niet ontkomen, mevrouw Thieme! Ik begrijp dat u uw interruptie al wilde plaatsen, dat is niet nodig. We gaan er met z’n allen aan. Punt.
Wat is er gaande. Ik weet dat u over toxoplasma zult beginnen, en ik bén inderdaad nooit hoopvol geweest, maar dit is geen tijd om over chemie te debatteren. De WERKELIJKHEID des daags, dat is waar het me om gaat. De tijd van het onschuldige Blue River is over. De tijd is ook over voor de belangrijkste kunstenaars zoals Paul Noble, dames en heren! Wat is er gaande.
In het zuidoosten is in deAegeïsche Zee een eiland, Santorini, dat dreigt te exploderen. In het noorden is dat de Hekla-vulkaan op IJsland, en dat zal meer ongemak opleveren dan wat gestoord vliegverkeer. In het westen is op de Canarische Eilanden iets bezig waar u zich nog geen voorstelling van kunt maken, maar weervoorspellers zeggen ons dat de tsunami die daarop zal volgen enorme IMPLICATIES zal hebben voor de oostkust van Noord-Amerika, en voor de WESTKUST van Europa (door de terugspoeling van het zeewater!).
Bereidt u zich dus voor! En dan bedoel ik niet: koopt u een snorkel. Dan bedoel ik: neemt u maatregelen om ONMIDDELLIJK uit de gevarendriehoek Den Helder–Antwerpen–Utrecht te vertrekken en elders uw onderdak te vinden. Mijn berekeningen (gecontroleerd door het CPB) wijzen uit dat u het beste kunt vertrekken naar: a) de provincie Drenthe of b) de Veluwe. En dan zou ik u daar een aardige flat aanbevelen, die u trouwens ook in onze laatste nieuwjaarsfolder zult tegenkomen. Graag!’
Ik had natuurlijk een Anti Eruptie Partij moeten oprichten, met als verkiezingsslogan: ‘Wacht u, heren!’ Maar daar is het, ook door drukke werkzaamheden aan mijn balkon, niet van gekomen. En trouwens, wie van de concurrerende lijsttrekkers, zoals Diederik Samsom – waarom heet hij niet gewoon Samson? – of Mark Wilders of Jolande Sapsop of Geert Rutte, zou je daarmee overtuigen? Ze hebben allemaal GEEN IDEE. Een beetje knoeien aan de pensioenen en aan de AOW-leeftijd, meer kunnen ze niet, want ze weten niet wat er aan zit te komen. En dat weet MEVROUW MERKEL ook niet! Keine Ahnung heeft ze van de ijzingwekkende omstandigheden.
Ik heb het niet over Griekenland, Italië, Spanje, Portugal, Ierland, Frankrijk, Cyprus, Slovenië, Hongarije, Roemenië en noem de hele rest maar op, financieel. Ik heb het, MENSEN!, over de toekomst van ons allemaal, Europeanen. En ook de DIEREN zullen niet ontkomen, mevrouw Thieme! Ik begrijp dat u uw interruptie al wilde plaatsen, dat is niet nodig. We gaan er met z’n allen aan. Punt.
Wat is er gaande. Ik weet dat u over toxoplasma zult beginnen, en ik bén inderdaad nooit hoopvol geweest, maar dit is geen tijd om over chemie te debatteren. De WERKELIJKHEID des daags, dat is waar het me om gaat. De tijd van het onschuldige Blue River is over. De tijd is ook over voor de belangrijkste kunstenaars zoals Paul Noble, dames en heren! Wat is er gaande.
In het zuidoosten is in deAegeïsche Zee een eiland, Santorini, dat dreigt te exploderen. In het noorden is dat de Hekla-vulkaan op IJsland, en dat zal meer ongemak opleveren dan wat gestoord vliegverkeer. In het westen is op de Canarische Eilanden iets bezig waar u zich nog geen voorstelling van kunt maken, maar weervoorspellers zeggen ons dat de tsunami die daarop zal volgen enorme IMPLICATIES zal hebben voor de oostkust van Noord-Amerika, en voor de WESTKUST van Europa (door de terugspoeling van het zeewater!).
Bereidt u zich dus voor! En dan bedoel ik niet: koopt u een snorkel. Dan bedoel ik: neemt u maatregelen om ONMIDDELLIJK uit de gevarendriehoek Den Helder–Antwerpen–Utrecht te vertrekken en elders uw onderdak te vinden. Mijn berekeningen (gecontroleerd door het CPB) wijzen uit dat u het beste kunt vertrekken naar: a) de provincie Drenthe of b) de Veluwe. En dan zou ik u daar een aardige flat aanbevelen, die u trouwens ook in onze laatste nieuwjaarsfolder zult tegenkomen. Graag!’
donderdag 13 september 2012
Alexander Tutunov
Wanneer de pianist Alexander Tutunov geboren is, ik zou het niet weten. Ik schat zo’n 40 jaar geleden. Waar hij precies geboren is, weet ik ook niet. Het moet wel in Wit-Rusland zijn geweest. Veel meer kan ook zijn biografie ons niet vertellen, ja, dat hij tegenwoordig in Oregon (V.S.) zetelt. Komt hij uit een muzikaal milieu, was zijn vader bijvoorbeeld cellist, zijn moeder pianiste? Is hij getrouwd, zijn er al kleine Tutunovjes, of hoe zit dat? Vragen te over dus, waarop Google de antwoorden ook niet heeft. Of ik moet slecht gezocht hebben, dat kan natuurlijk altijd, want ik ben een lui mens.
Schakelen we door naar Tutunovs repertoire, dan vragen wij ons ook verschillende dingen af. Van Scarlatti heeft hij enkele, niet genoemde, sonates op zijn repertoire staan. Is daar ook K.141 bij, zijn mooiste sonate? Een groot Bach-vertolker zal hij niet zijn: BWV 911 en de Goldberg Variaties ontbreken. Verder geen verrassingen, op twee na. Er zullen weinig pianisten zijn die werken van Rodion Shchedrin op hun repertoire hebben staan. En Lev Abeliovitsj, naar wie ik al op zoek was. Dat speelt Tutunov als enige pianist ter wereld.
Wat hebben we dus? Van een vergeten, totaal onbekende componist (Vilnius 1912 - Minsk 1985. In 1939 vluchtte hij voor de Duitsers, van Warschau naar Wit-Rusland, maar door het Sovjet anti-semitisme wordt zijn naam niet eens genoemd in de muziekboeken) wordt het pianowerk alleen nog gespeeld door één pianist, van wie wij ook bijna niets weten. En toch was Abeliovitsj een groot componist, en is Alexander Tutunov een goed pianist.
Dat kunnen we als volgt controleren. Ik had deze Vijf stukken voor piano al laten horen. Die ‘unknown performer’ mag Alexander Tutunov zijn. Deze Aria voor viool en orkest uit 1973 werd opgenomen door het Kamerorkest van Minsk. Verder ben ik zo vrij geweest eens te gaan neuzen in het YouTube-account van Fyrexianoff, altijd een goed adres. Daar vond ik nog dit Pianoconcert in E klein uit 1976, dat werd opgevoerd door Alexander Tutunov en een orkest uit Oregon, ik weet de naam niet van dat orkest. En ik vond daar Abeliovitsj’ Fresco’s, Boek I, deel I en deel II uit 1965, gespeeld door Tutunov. Met de partituur erbij, zodat we Monsieur Tutunoff goed kunnen volgen.
En dat is alles wat ik heb kunnen vinden op de computer, van Abeliovitsj. Er zijn nog wel wat LP’s en CD’s in omloop, van de merken Altarus en Melodiya, maar daar ben ik te arm voor. U kunt nog wel wat korte stukjes luisteren hier.
Schakelen we door naar Tutunovs repertoire, dan vragen wij ons ook verschillende dingen af. Van Scarlatti heeft hij enkele, niet genoemde, sonates op zijn repertoire staan. Is daar ook K.141 bij, zijn mooiste sonate? Een groot Bach-vertolker zal hij niet zijn: BWV 911 en de Goldberg Variaties ontbreken. Verder geen verrassingen, op twee na. Er zullen weinig pianisten zijn die werken van Rodion Shchedrin op hun repertoire hebben staan. En Lev Abeliovitsj, naar wie ik al op zoek was. Dat speelt Tutunov als enige pianist ter wereld.
Wat hebben we dus? Van een vergeten, totaal onbekende componist (Vilnius 1912 - Minsk 1985. In 1939 vluchtte hij voor de Duitsers, van Warschau naar Wit-Rusland, maar door het Sovjet anti-semitisme wordt zijn naam niet eens genoemd in de muziekboeken) wordt het pianowerk alleen nog gespeeld door één pianist, van wie wij ook bijna niets weten. En toch was Abeliovitsj een groot componist, en is Alexander Tutunov een goed pianist.
Dat kunnen we als volgt controleren. Ik had deze Vijf stukken voor piano al laten horen. Die ‘unknown performer’ mag Alexander Tutunov zijn. Deze Aria voor viool en orkest uit 1973 werd opgenomen door het Kamerorkest van Minsk. Verder ben ik zo vrij geweest eens te gaan neuzen in het YouTube-account van Fyrexianoff, altijd een goed adres. Daar vond ik nog dit Pianoconcert in E klein uit 1976, dat werd opgevoerd door Alexander Tutunov en een orkest uit Oregon, ik weet de naam niet van dat orkest. En ik vond daar Abeliovitsj’ Fresco’s, Boek I, deel I en deel II uit 1965, gespeeld door Tutunov. Met de partituur erbij, zodat we Monsieur Tutunoff goed kunnen volgen.
En dat is alles wat ik heb kunnen vinden op de computer, van Abeliovitsj. Er zijn nog wel wat LP’s en CD’s in omloop, van de merken Altarus en Melodiya, maar daar ben ik te arm voor. U kunt nog wel wat korte stukjes luisteren hier.
Labels:
Alexander Tutunov,
Lev Abeliovitsj,
Twee baarden
dinsdag 11 september 2012
Nuttige commentaren
‘Zetter haal die typo’s eruit,’ schreef terecht een lezer van het vorige stukje dat onder meer over zetten ging. Ik kwam net uit mijn middagtukje toen hij dat schreef en ik verbeterde de twee fouten direct, mezelf vervloekend (‘Waarom moet dit mij nu weer gebeuren?!’ klaagde de ene hersenhelft die nog niet helemaal wakker was. De andere, wakkerder, hersenhelft riposteerde: ‘Omdat je niet hebt opgelet, luldrie!’).
Dat tukje was trouwens nodig: ik had van zondag op maandag een nacht doorgehaald. Na de mooie tenniswedstrijd tussen Williams en Azarenka – de beste vrouwenfinale die ik in jaren heb gezien – was het half twee en ik voelde wel aan dat ik niet zou kunnen slapen. Ik ga dan ook niet naar bed om daar te gaan liggen woelen. Ik zet koffie, maak een broodje oude kaas. Wat te doen? Want je moet je tijd nuttig besteden. Normaal pak ik een boek, of ik pak een schaakopening, bijvoorbeeld het Koningsindisch met g3, een ontzettend saaie opening en dan probeer ik zetten voor zwart te vinden die het een beetje avontuurlijker kunnen maken. Die zetten controleer ik dan later op de computer.
Maar deze nacht moest ik terugdenken aan een commentaar op een eerder stuk: een schrijver raadde me aan eens naar Grigory Sokolov te luisteren. Ik zette mijn koptelefoon op, ging eerst naar deze site en beluisterde wat Bachjes en stukken van Rameau. Ik kende ‘La poule’ bijvoorbeeld nog niet, maar was al na één keer verliefd op dat stuk en op de speler ervan. Het is bijna nog mooier dan Martha Argerichs Sonate K 141 van Domenico Scarlatti. Sokolov zou een goed Bach-vertolker zijn, volgens dat commentaar. Ik houd dat nog even in beraad, want ik vind hem Bach wat te snel spelen. Zijn versie van de Goldberg Variaties vind ik bijvoorbeeld al mis gaan direct na de openingsaria. Die openingsaria zelf vind ik trouwens ook te snel. Dus hij komt niet op de eerste plaats, bij mij. Ik hoop dat Fan-Ya Lin nog eens de Kunst der Füge, het Wohltemperiertes Klavier en de Goldberg Variaties zal opnemen. Dat zal ze ongetwijfeld poëtisch doen, ik hoop dat ik het nog mag horen.
Sokolov had ook een paar pianostukken van Boris Arapov opgenomen, waaronder deze prachtige en ook zeer moeilijke pianosonate nr. 5 (De profundis). Een geweldig goede componist, van wie ik nog nooit gehoord had. En daarna – het was al vroeg in de ochtend – ging ik nog even luisteren naar Maria Yudina. Ik had een goede nacht gehad.
Dat tukje was trouwens nodig: ik had van zondag op maandag een nacht doorgehaald. Na de mooie tenniswedstrijd tussen Williams en Azarenka – de beste vrouwenfinale die ik in jaren heb gezien – was het half twee en ik voelde wel aan dat ik niet zou kunnen slapen. Ik ga dan ook niet naar bed om daar te gaan liggen woelen. Ik zet koffie, maak een broodje oude kaas. Wat te doen? Want je moet je tijd nuttig besteden. Normaal pak ik een boek, of ik pak een schaakopening, bijvoorbeeld het Koningsindisch met g3, een ontzettend saaie opening en dan probeer ik zetten voor zwart te vinden die het een beetje avontuurlijker kunnen maken. Die zetten controleer ik dan later op de computer.
Maar deze nacht moest ik terugdenken aan een commentaar op een eerder stuk: een schrijver raadde me aan eens naar Grigory Sokolov te luisteren. Ik zette mijn koptelefoon op, ging eerst naar deze site en beluisterde wat Bachjes en stukken van Rameau. Ik kende ‘La poule’ bijvoorbeeld nog niet, maar was al na één keer verliefd op dat stuk en op de speler ervan. Het is bijna nog mooier dan Martha Argerichs Sonate K 141 van Domenico Scarlatti. Sokolov zou een goed Bach-vertolker zijn, volgens dat commentaar. Ik houd dat nog even in beraad, want ik vind hem Bach wat te snel spelen. Zijn versie van de Goldberg Variaties vind ik bijvoorbeeld al mis gaan direct na de openingsaria. Die openingsaria zelf vind ik trouwens ook te snel. Dus hij komt niet op de eerste plaats, bij mij. Ik hoop dat Fan-Ya Lin nog eens de Kunst der Füge, het Wohltemperiertes Klavier en de Goldberg Variaties zal opnemen. Dat zal ze ongetwijfeld poëtisch doen, ik hoop dat ik het nog mag horen.
Sokolov had ook een paar pianostukken van Boris Arapov opgenomen, waaronder deze prachtige en ook zeer moeilijke pianosonate nr. 5 (De profundis). Een geweldig goede componist, van wie ik nog nooit gehoord had. En daarna – het was al vroeg in de ochtend – ging ik nog even luisteren naar Maria Yudina. Ik had een goede nacht gehad.
Labels:
Boris Arapov,
Fan-Ya Lin,
Grigory Sokolov,
Rameau,
Twee baarden
zondag 9 september 2012
Twee jongens
Er waren eens (in de jaren zeventig) twee jongens die allebei zetter werden. Ze hadden voor dat vak nooit gestudeerd, ze wisten er eigenlijk niets van af, ze wisten het verschil tussen een schreefletter en een schreefloze letter niet, want ze wisten niet eens wat een schreef was. Het is altijd handig als je zulke dingen leert op een Grafische School, maar die school hadden de twee nooit bezocht. Ze moesten het vak werkenderwijs onder de knie zien te krijgen. Hoe? Door erover te lezen, bijvoorbeeld. Zo kochten ze het prachtige boek The Typefinder en ook andere typografische standaardwerken, en werden ze na een paar jaar gewaardeerde zetters.
Laat ons die twee jongens B en H noemen. H was meer het precieze type, zo heeft hij een kerning-probleem voor een bepaalde zetmachine eens opgelost, daar de (Amerikaanse) fabrikant van op de hoogte gesteld, die vervolgens de machines aanpaste. Zo ging dat toen nog, dames en heren: je schreef een brief met je bevindingen, je eindigde die brief met ‘Misschien kunt u uw technici daar eens naar laten kijken’ – en dan keken die technici daar ook naar. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer: alles wordt in China gemaakt, door undergraduates. Zo goedkoop mogelijk.
B daarentegen was eigenlijk niet zo in dat zetten geïnteresseerd. Hij verdiende er zijn geld mee, natuurlijk, maar zijn eigenlijke interesse zat in het schrijven, het beluisteren van muziek en, het spijt me dat ik het hier vertel, het drinken van lekkere drankjes zoals port of baco’s, of laat ons nu meteen maar eerlijk zijn: port en baco’s. Wat hij op een avond naar binnen kon brengen, geloofde niemand in Den Haag, anders zouden ze een drooglegging hebben afgekondigd. En ’s ochtends weer op tijd als zetter werkzaam, uiteraard.
Hij (B) schreef (op de typemachines die hij helaas inmiddels met de vuilnis heeft meegegeven) dag in dag uit brieven, zoals hij later dag in dag uit blogde en mailde. Zo herinner ik me dat B eens van zijn fiets was gevallen, na een avond van baco’s, en een gebroken sleutelbeen had opgelopen. Hij kwam thuis en tikte toen een brief aan een vriendin die haar pols een paar weken eerder had gebroken, vol van de wederwaardigste details over een lichtgrijze Volkswagen die hem gesneden zou hebben, en die was doorgereden na zijn val. ‘Zijn kenteken was: ZP-62 en nog twee letters, die ik niet onthouden heb.’
Wat de muziek aangaat, is B nu vooral geïnteresseerd in Lev Abeliovich (1912-1985), van wie hij wel iets heeft kunnen vinden, maar niet veel meer. Een interessante componist lijkt het hem, hij lijkt een beetje op Sjostakovitsj, via wie hij ook op hem gekomen is.
H leeft niet meer, hij is een kalme dood gestorven. B leeft nog wel, met gebreken, maar hij leeft nog.
Laat ons die twee jongens B en H noemen. H was meer het precieze type, zo heeft hij een kerning-probleem voor een bepaalde zetmachine eens opgelost, daar de (Amerikaanse) fabrikant van op de hoogte gesteld, die vervolgens de machines aanpaste. Zo ging dat toen nog, dames en heren: je schreef een brief met je bevindingen, je eindigde die brief met ‘Misschien kunt u uw technici daar eens naar laten kijken’ – en dan keken die technici daar ook naar. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer: alles wordt in China gemaakt, door undergraduates. Zo goedkoop mogelijk.
B daarentegen was eigenlijk niet zo in dat zetten geïnteresseerd. Hij verdiende er zijn geld mee, natuurlijk, maar zijn eigenlijke interesse zat in het schrijven, het beluisteren van muziek en, het spijt me dat ik het hier vertel, het drinken van lekkere drankjes zoals port of baco’s, of laat ons nu meteen maar eerlijk zijn: port en baco’s. Wat hij op een avond naar binnen kon brengen, geloofde niemand in Den Haag, anders zouden ze een drooglegging hebben afgekondigd. En ’s ochtends weer op tijd als zetter werkzaam, uiteraard.
Hij (B) schreef (op de typemachines die hij helaas inmiddels met de vuilnis heeft meegegeven) dag in dag uit brieven, zoals hij later dag in dag uit blogde en mailde. Zo herinner ik me dat B eens van zijn fiets was gevallen, na een avond van baco’s, en een gebroken sleutelbeen had opgelopen. Hij kwam thuis en tikte toen een brief aan een vriendin die haar pols een paar weken eerder had gebroken, vol van de wederwaardigste details over een lichtgrijze Volkswagen die hem gesneden zou hebben, en die was doorgereden na zijn val. ‘Zijn kenteken was: ZP-62 en nog twee letters, die ik niet onthouden heb.’
Wat de muziek aangaat, is B nu vooral geïnteresseerd in Lev Abeliovich (1912-1985), van wie hij wel iets heeft kunnen vinden, maar niet veel meer. Een interessante componist lijkt het hem, hij lijkt een beetje op Sjostakovitsj, via wie hij ook op hem gekomen is.
H leeft niet meer, hij is een kalme dood gestorven. B leeft nog wel, met gebreken, maar hij leeft nog.
Labels:
drank,
kerning,
Lev Abeliovitsj,
Twee baarden,
zetten
vrijdag 7 september 2012
Verliefd
Ik heb de afgelopen dagen niets gedaan dat voor u van belang kan zijn, ik zal u vertellen wat ik gedaan heb. Op de foto ziet u de vrouw op wie ik tamelijk verliefd ben geworden, haar naam is alleen bekend aan de kenners, ze leefde van 1924-1993, ze stierf in het harnas, toen ze in San Francisco tijdens het spelen van Sjostakovitsj’ 24 Preludes en Fuga’s een beroerte kreeg. Dat wil zeggen, ze stierf negen dagen later.
Haar naam was Tatiana Nikolayeva en ze was onder Stalin en onder zijn opvolgers een zeer beroemd pianiste en componiste. Ze bezocht in Leipzig, in 1950, een concert ter ere van de 200 jaar oude dood van J.S. Bach. Daar ontmoette ze ook Sjostakovitsj, met wie ze direct bevriend was. Sjostakovitsj werkte toen aan zijn 24 Preludes en Fuga’s en gaf haar bij die gelegenheid of enige tijd later (dat ben ik niet te weten gekomen) de enig bestaande partituur van zijn eerste Prelude. Hij wist dat hij haar kon vertrouwen en dat zij zijn stukken zou gaan spelen. Dat deed ze ook, en grandioos goed. Ik ken althans geen pianist die Sjostakovitsj beter heeft gespeeld dan zij.
Zo heb ik haar niet ontmoet. Ik kende haar werk eergisterenochtend nog niet, schaam ik me te bekennen. Toen zag ik op YouTube een uitvoering van de Goldberg Variaties van die mevrouw, ik dacht: laat ik daar eens naar luisteren. Ik sloeg achterover van verbazing. Zo verschrikkelijk goed gespeeld! Ik mailde meteen mijn vriend Jan Kroeze, schilder te Velsen: hier moet je eens naar luisteren!!!
Nikolayeva heeft een zeer speciale touch, die wat lijkt, hier en daar, op die van Glenn Gould, maar die toch weer iets heel anders heeft, ik weet het niet te omschrijven. Luister maar eens naar deze Ricercare uit Bachs Musikalisches Opfer. Of luister eens naar deze Allemande uit Bachs 4de Partita. Toen ik haar Bachjes had ontdekt, googlede ik wat verder, ontdekte ik haar Sjostakovitsj-uitvoeringen, maar ook haar geweldige uitvoeringen van bijvoorbeeld Schubert en Beethoven.
Het is alsof je zomaar Sviatoslav Richter ontdekt, of Glenn Gould. Je hebt nog nooit van ze gehoord en daar staan ze voor je en ze spelen piano, ze spelen Bach. Ik kan me nog het pure plezier herinneren dat ik in de jaren zeventig had toen ik Gould voor het eerst hoorde. Datzelfde plezier heb ik nu met Nikolayeva. Wat een pianiste!
Als u nog eens pianisten wilt ontdekken, abonneert u zich dan op het YouTube-account van Gullivior. Ik wil wedden dat u daar pianisten tegenkomt waar u nog nooit van gehoord heeft. Maar of ze zo goed zullen zijn als Nikolayeva...?
P.S. Een opmerkelijk fantastische uitvoering van het Magnificat van Arvo Pärt door The Tallis Scholars begint in deze video op 6:40.
Haar naam was Tatiana Nikolayeva en ze was onder Stalin en onder zijn opvolgers een zeer beroemd pianiste en componiste. Ze bezocht in Leipzig, in 1950, een concert ter ere van de 200 jaar oude dood van J.S. Bach. Daar ontmoette ze ook Sjostakovitsj, met wie ze direct bevriend was. Sjostakovitsj werkte toen aan zijn 24 Preludes en Fuga’s en gaf haar bij die gelegenheid of enige tijd later (dat ben ik niet te weten gekomen) de enig bestaande partituur van zijn eerste Prelude. Hij wist dat hij haar kon vertrouwen en dat zij zijn stukken zou gaan spelen. Dat deed ze ook, en grandioos goed. Ik ken althans geen pianist die Sjostakovitsj beter heeft gespeeld dan zij.
Zo heb ik haar niet ontmoet. Ik kende haar werk eergisterenochtend nog niet, schaam ik me te bekennen. Toen zag ik op YouTube een uitvoering van de Goldberg Variaties van die mevrouw, ik dacht: laat ik daar eens naar luisteren. Ik sloeg achterover van verbazing. Zo verschrikkelijk goed gespeeld! Ik mailde meteen mijn vriend Jan Kroeze, schilder te Velsen: hier moet je eens naar luisteren!!!
Nikolayeva heeft een zeer speciale touch, die wat lijkt, hier en daar, op die van Glenn Gould, maar die toch weer iets heel anders heeft, ik weet het niet te omschrijven. Luister maar eens naar deze Ricercare uit Bachs Musikalisches Opfer. Of luister eens naar deze Allemande uit Bachs 4de Partita. Toen ik haar Bachjes had ontdekt, googlede ik wat verder, ontdekte ik haar Sjostakovitsj-uitvoeringen, maar ook haar geweldige uitvoeringen van bijvoorbeeld Schubert en Beethoven.
Het is alsof je zomaar Sviatoslav Richter ontdekt, of Glenn Gould. Je hebt nog nooit van ze gehoord en daar staan ze voor je en ze spelen piano, ze spelen Bach. Ik kan me nog het pure plezier herinneren dat ik in de jaren zeventig had toen ik Gould voor het eerst hoorde. Datzelfde plezier heb ik nu met Nikolayeva. Wat een pianiste!
Als u nog eens pianisten wilt ontdekken, abonneert u zich dan op het YouTube-account van Gullivior. Ik wil wedden dat u daar pianisten tegenkomt waar u nog nooit van gehoord heeft. Maar of ze zo goed zullen zijn als Nikolayeva...?
P.S. Een opmerkelijk fantastische uitvoering van het Magnificat van Arvo Pärt door The Tallis Scholars begint in deze video op 6:40.
Labels:
Bach,
Sjostakovitsj,
Tatiana Nikolayeva,
Twee baarden
woensdag 5 september 2012
BWV 911
Wat doet een tamelijk zieke, 59-jarige nog op een dag? Wel, hij zit niet te luisteren naar zijn hartritmestoornissen, die laat hij voorbij gaan. Vanochtend bijvoorbeeld had ik gewoon zin in BWV 911 van Bach, dat is een toccata in C klein. Die is door vele pianisten en ook door vele clavecimbelspelers gespeeld.
Ik wil de clavecimbelliefhebbers hier niet tekort doen, maar als Bach uit zijn graf zou opstaan, zou hij zeggen: geef mij de piano maar! Hij zou ook zeggen, bij bijvoorbeeld een opvoering van zijn Hohe Messe, zoals die van de week op Cultura werd getoond: die hobo’s van tegenwoordig, die klinken toch een stuk beter, hè! Dan moet je hem uitleggen dat het een Festival van Oude Muziek was, et cetera. (Ik dacht altijd dat Oude Muziek van de 11e, 12e, 13e eeuw was. Maar Bach is dus Oude Muziek, volgens het festival.) Dat koor zong het Sanctus trouwens wel verdraaid goed, en dat was volgens mij het moeilijkste deel van die mis.
(Heeft u dat ook? Dat je brandend verlangt naar een mooi gezicht onder de koorleden. Brandend. Meestal zijn er twee of drie koorleden, die je wel zou willen spréken! Mannelijke of vrouwelijke, dat maakt me niet uit. Met The Tallis Scholars zou ik wel met elk lid bevriend willen zijn, ook met die jongen wiens tanden niet helemaal op een rij staan – hij zingt zo prachtig de baritonpartij.)
BWV 911 is een stuk dat tamelijk langzaam begint, dan een stukje zeer langzaam doorgaat en dán explodeert. Roze, lichtroze en dan paars. Het duurt een minuut of tien, elf. Hiiragi Riu, een Japanse pianiste, denkt dat het wel in 9 minuten kan, en dat kan ook, je kunt een stuk van Bach ook in 3 minuten afraffelen, maar daar wordt het niet mooier van. Fan-Ya Lin kent u nog niet. Dat is een 22- of 23-jarige pianiste, ze is van Taiwanese oorsprong, maar woont nu in Amerika. Ze wordt een wereldster, let u maar op. Zelfs in deze akoestisch belachelijke opname krijg je bijna rillingen van poëzie van haar spel.
Of Sviatoslav Richter, een van mijn lievelingspianisten, BWV 911 heeft opgenomen, weet ik niet. Hij heeft wel een paar andere toccata’s van Bach opgenomen. Van deze opname van Vladimir Horowitz word ik niet opgewonden, weer zijn er tien minuten van me weggegleden zonder dat er iets geschiedde. Nee, geef mij dan maar deze opname uit 1961 van Samuel Feinberg.
Friedrich Gulda is een pianist die mij nooit heeft weten te bekoren, zo speelt hij op ongeveer 3:30 eerst een stukje normaal en dan hetzelfde stukje zachtjes, zoals een leermeester het voordoet aan zijn leerlingen. Dat moet niet, naar mijn smaak. Hij moet wel een goed leermeester zijn geweest, één van zijn leerlingen was Martha Argerich, aan wier spel je kunt horen dat deze toccata bedoeld was voor het clavecimbel. Ze is een van mijn favorieten.
We hebben tot nu toe verschillende mooie versies gehoord en ook een paar minder mooie. Er zijn er nog veel meer (bijvoorbeeld van Marcelle Meyer, Daniel Áñez, verschillende Japanners, verschillende Russen), maar die kunt u zelf wel opzoeken. Hier is mijn lievelingsversie, van Glenn Gould. BWV 911 begint op 11:50. Daar gebeurt iets. Roze, lichtroze, paars.
Ik wil de clavecimbelliefhebbers hier niet tekort doen, maar als Bach uit zijn graf zou opstaan, zou hij zeggen: geef mij de piano maar! Hij zou ook zeggen, bij bijvoorbeeld een opvoering van zijn Hohe Messe, zoals die van de week op Cultura werd getoond: die hobo’s van tegenwoordig, die klinken toch een stuk beter, hè! Dan moet je hem uitleggen dat het een Festival van Oude Muziek was, et cetera. (Ik dacht altijd dat Oude Muziek van de 11e, 12e, 13e eeuw was. Maar Bach is dus Oude Muziek, volgens het festival.) Dat koor zong het Sanctus trouwens wel verdraaid goed, en dat was volgens mij het moeilijkste deel van die mis.
(Heeft u dat ook? Dat je brandend verlangt naar een mooi gezicht onder de koorleden. Brandend. Meestal zijn er twee of drie koorleden, die je wel zou willen spréken! Mannelijke of vrouwelijke, dat maakt me niet uit. Met The Tallis Scholars zou ik wel met elk lid bevriend willen zijn, ook met die jongen wiens tanden niet helemaal op een rij staan – hij zingt zo prachtig de baritonpartij.)
BWV 911 is een stuk dat tamelijk langzaam begint, dan een stukje zeer langzaam doorgaat en dán explodeert. Roze, lichtroze en dan paars. Het duurt een minuut of tien, elf. Hiiragi Riu, een Japanse pianiste, denkt dat het wel in 9 minuten kan, en dat kan ook, je kunt een stuk van Bach ook in 3 minuten afraffelen, maar daar wordt het niet mooier van. Fan-Ya Lin kent u nog niet. Dat is een 22- of 23-jarige pianiste, ze is van Taiwanese oorsprong, maar woont nu in Amerika. Ze wordt een wereldster, let u maar op. Zelfs in deze akoestisch belachelijke opname krijg je bijna rillingen van poëzie van haar spel.
Of Sviatoslav Richter, een van mijn lievelingspianisten, BWV 911 heeft opgenomen, weet ik niet. Hij heeft wel een paar andere toccata’s van Bach opgenomen. Van deze opname van Vladimir Horowitz word ik niet opgewonden, weer zijn er tien minuten van me weggegleden zonder dat er iets geschiedde. Nee, geef mij dan maar deze opname uit 1961 van Samuel Feinberg.
Friedrich Gulda is een pianist die mij nooit heeft weten te bekoren, zo speelt hij op ongeveer 3:30 eerst een stukje normaal en dan hetzelfde stukje zachtjes, zoals een leermeester het voordoet aan zijn leerlingen. Dat moet niet, naar mijn smaak. Hij moet wel een goed leermeester zijn geweest, één van zijn leerlingen was Martha Argerich, aan wier spel je kunt horen dat deze toccata bedoeld was voor het clavecimbel. Ze is een van mijn favorieten.
We hebben tot nu toe verschillende mooie versies gehoord en ook een paar minder mooie. Er zijn er nog veel meer (bijvoorbeeld van Marcelle Meyer, Daniel Áñez, verschillende Japanners, verschillende Russen), maar die kunt u zelf wel opzoeken. Hier is mijn lievelingsversie, van Glenn Gould. BWV 911 begint op 11:50. Daar gebeurt iets. Roze, lichtroze, paars.
Labels:
Fan-Ya Lin,
Glenn Gould,
Martha Argerich,
Samuel Feinberg
maandag 3 september 2012
Optreden
In mijn stukje van eergisteren stonden deze regels: ‘Tsjechoslowakije werd overvallen door de Russen, zonder dat wij er iets tegen deden (wij gooiden liever bommen op Vietnam, maar wij hadden natuurlijk tegen de Russen moeten zeggen: trek je binnen 24 uur terug, anders ben je Moskou en St. Petersburg kwijt.’
In de commentaren werd gezegd dat we dat zeker niet hadden moeten zeggen, hoezeer het ook in het belang van de Tsjechen zou zijn geweest. Dit was het riskeren van een atoomoorlog, een derde wereldoorlog, enzovoorts, kortom: de afgeknepen reacties zoals je ze kunt verwachten als je in een Westers blad schrijft.
Ik had in de commentaren ongeveer dit geschreven. Regel 1 in het handvest van de NAVO had moeten luiden: ‘Ga niet te ver, lieve vrienden uit Rusland, want anders treden wij op. Wij hebben dat eerder gedaan, nog vóór wij NAVO werden genoemd (wij werden toen ‘de geallieerden’ genoemd), in Nagasaki en Hiroshima, en u kent de gevolgen.’ Ik zou nu daaraan regel 2 willen toevoegen: ‘Ons optreden zou een kernoorlog kunnen opleveren (een oorlog die wij zullen winnen), maar wat moet dat moet.’ Geen doekjes erom winden, maar duidelijke taal gebruiken. Het zou gunstige gevolgen hebben gehad voor Polen, Oost-Duitsland, Hongarije, Tsjechoslowakije, Estland, Letland en noem al die landen maar op, die nu eerst nog 40 jaar lang bezet zijn geweest.
Regel 3 van dat handvest: ‘En ook wij zullen niet te ver gaan.’ Want dat moet je er natuurlijk wel bij zeggen, en dat zou goede gevolgen hebben gehad voor, zeg, Vietnam, Grenada of het Midden-Oosten. Als je tenminste eerlijke politici zou hebben gehad, maar daar moest je in 1949, bij de oprichting van de NAVO, nog wel van uitgaan. De etters zaten in Rusland en later ook in China (heeft u dat ooit begrepen, dat sommige Westerlingen een maoïstische partij begonnen?).
U zult al wel begrepen hebben dat ik geen handtekening heb gezet onder de oproep van het ‘Komitee Kruisraketten Nee’, maar dat ik wel een handtekening had willen zetten onder een oproep van een ‘Comité SS20 Nee’. Ik had veel liever een kruisraket in mijn tuin dan een Rus in mijn keuken. Ik weet nog dat ik me ernstige zorgen maakte in het begin van de jaren tachtig, over het gemak van de Nederlanders die protesteerden en over het gelach in het Kremlin.
Tegenwoordig zit de vijand binnen de grenzen: de beurs en de banken. Ik heb mijn hele leven op de PvdA gestemd en ik zou willen dat mijn partij nu eens zou voorstellen de beurs en de banken te nationaliseren. Dus niet dromen en verdiepen, heren, maar optreden.
In de commentaren werd gezegd dat we dat zeker niet hadden moeten zeggen, hoezeer het ook in het belang van de Tsjechen zou zijn geweest. Dit was het riskeren van een atoomoorlog, een derde wereldoorlog, enzovoorts, kortom: de afgeknepen reacties zoals je ze kunt verwachten als je in een Westers blad schrijft.
Ik had in de commentaren ongeveer dit geschreven. Regel 1 in het handvest van de NAVO had moeten luiden: ‘Ga niet te ver, lieve vrienden uit Rusland, want anders treden wij op. Wij hebben dat eerder gedaan, nog vóór wij NAVO werden genoemd (wij werden toen ‘de geallieerden’ genoemd), in Nagasaki en Hiroshima, en u kent de gevolgen.’ Ik zou nu daaraan regel 2 willen toevoegen: ‘Ons optreden zou een kernoorlog kunnen opleveren (een oorlog die wij zullen winnen), maar wat moet dat moet.’ Geen doekjes erom winden, maar duidelijke taal gebruiken. Het zou gunstige gevolgen hebben gehad voor Polen, Oost-Duitsland, Hongarije, Tsjechoslowakije, Estland, Letland en noem al die landen maar op, die nu eerst nog 40 jaar lang bezet zijn geweest.
Regel 3 van dat handvest: ‘En ook wij zullen niet te ver gaan.’ Want dat moet je er natuurlijk wel bij zeggen, en dat zou goede gevolgen hebben gehad voor, zeg, Vietnam, Grenada of het Midden-Oosten. Als je tenminste eerlijke politici zou hebben gehad, maar daar moest je in 1949, bij de oprichting van de NAVO, nog wel van uitgaan. De etters zaten in Rusland en later ook in China (heeft u dat ooit begrepen, dat sommige Westerlingen een maoïstische partij begonnen?).
U zult al wel begrepen hebben dat ik geen handtekening heb gezet onder de oproep van het ‘Komitee Kruisraketten Nee’, maar dat ik wel een handtekening had willen zetten onder een oproep van een ‘Comité SS20 Nee’. Ik had veel liever een kruisraket in mijn tuin dan een Rus in mijn keuken. Ik weet nog dat ik me ernstige zorgen maakte in het begin van de jaren tachtig, over het gemak van de Nederlanders die protesteerden en over het gelach in het Kremlin.
Tegenwoordig zit de vijand binnen de grenzen: de beurs en de banken. Ik heb mijn hele leven op de PvdA gestemd en ik zou willen dat mijn partij nu eens zou voorstellen de beurs en de banken te nationaliseren. Dus niet dromen en verdiepen, heren, maar optreden.
Labels:
banken,
communisten,
NAVO,
Twee baarden
zaterdag 1 september 2012
1968
In 1968 was het – 1968 was het jaar waarin de Mammoetwet in werking trad, de Fabeltjeskrant voor het eerst op de televisie verscheen, Tsjechoslowakije werd overvallen door de Russen, zonder dat wij er iets tegen deden (wij gooiden liever bommen op Vietnam, maar wij hadden natuurlijk tegen de Russen moeten zeggen: trek je binnen 24 uur terug, anders ben je Moskou en Sint Petersburg kwijt), het was ook het jaar waarin Neal Cassady en Joeri Gagarin overleden, Marcel Duchamp stierf ook in dat jaar, maar gelukkig stierf ook Lou de Palingboer – in 1968 was het dat ik mijn vader vroeg: ‘Mag ik straks studeren?’ Het was nog lang niet zo ver, want ik was nog maar 15 jaar oud, maar je kon er niet vroeg genoeg bij zijn, vond ik. ‘Wat wil je dan gaan studeren?’ vroeg hij. ‘Nederlands,’ zei ik. ‘Maar dat spreek je al!’ Het leek hem verspilde moeite. Later heb ik hem nog geprobeerd over te halen met ‘Geschiedenis’, maar ook dat haalde niets uit: geschiedenis hoefde helemaal niet bestudeerd te worden, dat kon je wel in je avonduren doen.
Ik moest maar aan het werk gaan als ik achttien was, en geld verdienen en dan kon ik altijd nog gaan studeren, want dan betaalde ik het allemaal zelf. Ik was thuis de oudste van negen kinderen, dus dat kon ik wel begrijpen: mijn vader was een zelfstandig loodgieter, hij zou arm geworden zijn als alle negen kinderen gestudeerd zouden hebben.
Als oudste kind moest je alles nog bevechten. Zo was dat toen nu eenmaal. Naar de kroeg gaan en later dan om 11 uur thuiskomen, was er niet bij. Ik deed dat soort dingen toch, natuurlijk, zeker nadat ‘mijn gehele toekomst verpest’ was omdat ik niet mocht studeren aan een universiteit. Op de middelbare school besloot ik ook niets meer te doen: ik las alle boeken die ertoe deden, maar dat waren niet de boeken waar je iets aan had op school. Ik bleef dus een jaar zitten in de vierde klas van de HBS-A: ik kreeg achten en negens voor de talen, maar vieren en vijven voor vakken als Boekhouden en Rechts- en Wetskennis. Huiswerk deed ik niet meer.
Hoe ik uiteindelijk mijn eindexamen heb gehaald, weet ik niet meer. Voor de talen had ik automatisch achten en negens, daar deed ik ook helemaal mijn best niet voor. Ik had uiteraard de boeken gelezen die gelezen moesten worden (met in de marge geschreven opmerkingen zoals Flauwekul!, Grote onzin! en heel soms, zoals in mijn uitgave van Nabokovs The gift, ook Dit klopt!). Hoe het met die andere vakken gegaan is – waarvoor ik de vier weken vóór het eindexamen zo ongeveer nog wat had geleerd – bevindt zich buiten mijn geheugen.
Het was in die tijd nog de gewoonte dat ouders zich niet met de opleiding van hun tieners bemoeiden. Mijn ouders zijn nooit naar de middelbare school geweest om eens van een leraar te horen hoe ik het deed. (Je had toen ook nog niet de idiotie van mentoren etc., die bureaucratie is pas later in zwang gekomen.) We rooiden het zelf wel.
Later ben ik, via wat omwegen, zetter geworden in een paar drukkerijen. Daar was ik vrij goed in, in dat vak. En ik ben gewoon blijven doorlezen, natuurlijk. Ik heb een goed leven gehad.
Ik moest maar aan het werk gaan als ik achttien was, en geld verdienen en dan kon ik altijd nog gaan studeren, want dan betaalde ik het allemaal zelf. Ik was thuis de oudste van negen kinderen, dus dat kon ik wel begrijpen: mijn vader was een zelfstandig loodgieter, hij zou arm geworden zijn als alle negen kinderen gestudeerd zouden hebben.
Als oudste kind moest je alles nog bevechten. Zo was dat toen nu eenmaal. Naar de kroeg gaan en later dan om 11 uur thuiskomen, was er niet bij. Ik deed dat soort dingen toch, natuurlijk, zeker nadat ‘mijn gehele toekomst verpest’ was omdat ik niet mocht studeren aan een universiteit. Op de middelbare school besloot ik ook niets meer te doen: ik las alle boeken die ertoe deden, maar dat waren niet de boeken waar je iets aan had op school. Ik bleef dus een jaar zitten in de vierde klas van de HBS-A: ik kreeg achten en negens voor de talen, maar vieren en vijven voor vakken als Boekhouden en Rechts- en Wetskennis. Huiswerk deed ik niet meer.
Hoe ik uiteindelijk mijn eindexamen heb gehaald, weet ik niet meer. Voor de talen had ik automatisch achten en negens, daar deed ik ook helemaal mijn best niet voor. Ik had uiteraard de boeken gelezen die gelezen moesten worden (met in de marge geschreven opmerkingen zoals Flauwekul!, Grote onzin! en heel soms, zoals in mijn uitgave van Nabokovs The gift, ook Dit klopt!). Hoe het met die andere vakken gegaan is – waarvoor ik de vier weken vóór het eindexamen zo ongeveer nog wat had geleerd – bevindt zich buiten mijn geheugen.
Het was in die tijd nog de gewoonte dat ouders zich niet met de opleiding van hun tieners bemoeiden. Mijn ouders zijn nooit naar de middelbare school geweest om eens van een leraar te horen hoe ik het deed. (Je had toen ook nog niet de idiotie van mentoren etc., die bureaucratie is pas later in zwang gekomen.) We rooiden het zelf wel.
Later ben ik, via wat omwegen, zetter geworden in een paar drukkerijen. Daar was ik vrij goed in, in dat vak. En ik ben gewoon blijven doorlezen, natuurlijk. Ik heb een goed leven gehad.
Labels:
1968,
Nederlands,
studeren,
Twee baarden
donderdag 30 augustus 2012
Ansichtkaarten
Een ansichtkaart die toeristen vanuit hun vakantieoord Egmond aan Zee naar hun thuisgebleven familie sturen, heeft meestal als tekst Groeten uit Egmond aan Zee! (gedrukt in wat wij zetters vroeger een feestletter noemden). Verder staan op de kaart het wapen van Egmond (waarom eigenlijk? Ik weet het niet) en vier fotootjes, op ouderwetse bedrijfscourantwijze (dus scheef) in elkaar geschoven, van het strand, de duinen, de vuurtoren en bijvoorbeeld van ‘de gezellige terrasjes in het luxueuze centrum’. Ik geloof dat elk dorpje in Nederland wel zulke ansichtkaarten heeft, zelfs Zalk en Veecaten, en ook dat ze er allemaal ongeveer hetzelfde uitzien, en dat al sinds ongeveer 1970, toen de vierkleurendruk in zwang kwam.
Vroeger hadden de ansichtkaartenmakers meer fantasie. Ook werden er meer foutjes gemaakt, dat spreekt. Ik heb bijvoorbeeld een ansichtkaart uit ongeveer 1928 van de Amsterdamsche Anthraciet Maatschappij. De kaart bevat geen vier, maar wel zes gekleurde tekeningen. Ik zal die zes tekeningen eens bespreken.
1. Een knullig kaartje van Engeland en Ierland, met op ongeveer de plaats van Wales of Zuid-Engeland een anthracietmijn (erboven staat, ongeveer ter hoogte van de Midlands, de tekst Polmaise mijnen) met een mijnwerker met een mijnlamp om zijn nek en een houweel in zijn handen. Maar... Polmaise, dat ligt toch in Schotland? Jazeker, leert enig zoekwerk, Polmaise ligt zo’n 5 kilometer van Stirling, en Stirling ligt zo’n 30 kilometer ten noorden van Glasgow. In dat landgoed Polmaise was vroeger een anthracietmijn.
2. Een stoomboot met de tekst Import ongebroken anthraciet. Waarschijnlijk was die stoomboot vertrokken vanuit de Forth of Firth bij Aberdeen.
3. Een vier verdiepingen hoog gebouw dat je om het vakwerk op de muren eerder in Zuid-Duitsland zou vermoeden, maar de tekst luidt: Brekerij te Amsterdam.
4. Een naar rechts rijdende stoomlocomotief met vier gevulde goederenwagons, met de tekst Export gebroken anthraciet.
5. Een zwartbruine zak met daarop in wit uitgespaard het woord Polmaise. Tekst: Verzegelde zak.
6. Een rode, cabineloze vrachtwagen, waarop de bestuurder dus in de open lucht zit, met in zijn bagageruimte naar schatting 60 van die zakken. Tekst: Expeditie per auto-vrachtwagen door de geheele stad.
Op de ommezijde kunnen we leren hoe de PTT toentertijd zijn zaken regelde. Gecentreerd bovenaan de tekst: Drukwerk en daaronder de regel: Briefkaart - Postkarte - Postcard.
Op de linkerhelft deze prachtige tekst: Bij verzending als briefkaart (niet als drukwerk) mag deze ruimte voor correspondentie gebruikt worden.
In de kleine ruimte voor de te plakken postzegel staat in zéér kleine lettertjes deze tekst: Bij verzending als ,,drukwerk’’ de woorden briefkaart postkarte enz. doorschrappen en alleen naam en datum er op schrijven. Eronder staat voor de zekerheid: (VOOR ADRES ALLEEN.) met drie stippellijntjes.
Foto: De benen van de balletjongens en -meisjes van de Parijse Opéra. Gefotografeerd en, vrees ik, ook samengesteld door Disdéri in 1864.
Vroeger hadden de ansichtkaartenmakers meer fantasie. Ook werden er meer foutjes gemaakt, dat spreekt. Ik heb bijvoorbeeld een ansichtkaart uit ongeveer 1928 van de Amsterdamsche Anthraciet Maatschappij. De kaart bevat geen vier, maar wel zes gekleurde tekeningen. Ik zal die zes tekeningen eens bespreken.
1. Een knullig kaartje van Engeland en Ierland, met op ongeveer de plaats van Wales of Zuid-Engeland een anthracietmijn (erboven staat, ongeveer ter hoogte van de Midlands, de tekst Polmaise mijnen) met een mijnwerker met een mijnlamp om zijn nek en een houweel in zijn handen. Maar... Polmaise, dat ligt toch in Schotland? Jazeker, leert enig zoekwerk, Polmaise ligt zo’n 5 kilometer van Stirling, en Stirling ligt zo’n 30 kilometer ten noorden van Glasgow. In dat landgoed Polmaise was vroeger een anthracietmijn.
2. Een stoomboot met de tekst Import ongebroken anthraciet. Waarschijnlijk was die stoomboot vertrokken vanuit de Forth of Firth bij Aberdeen.
3. Een vier verdiepingen hoog gebouw dat je om het vakwerk op de muren eerder in Zuid-Duitsland zou vermoeden, maar de tekst luidt: Brekerij te Amsterdam.
4. Een naar rechts rijdende stoomlocomotief met vier gevulde goederenwagons, met de tekst Export gebroken anthraciet.
5. Een zwartbruine zak met daarop in wit uitgespaard het woord Polmaise. Tekst: Verzegelde zak.
6. Een rode, cabineloze vrachtwagen, waarop de bestuurder dus in de open lucht zit, met in zijn bagageruimte naar schatting 60 van die zakken. Tekst: Expeditie per auto-vrachtwagen door de geheele stad.
Op de ommezijde kunnen we leren hoe de PTT toentertijd zijn zaken regelde. Gecentreerd bovenaan de tekst: Drukwerk en daaronder de regel: Briefkaart - Postkarte - Postcard.
Op de linkerhelft deze prachtige tekst: Bij verzending als briefkaart (niet als drukwerk) mag deze ruimte voor correspondentie gebruikt worden.
In de kleine ruimte voor de te plakken postzegel staat in zéér kleine lettertjes deze tekst: Bij verzending als ,,drukwerk’’ de woorden briefkaart postkarte enz. doorschrappen en alleen naam en datum er op schrijven. Eronder staat voor de zekerheid: (VOOR ADRES ALLEEN.) met drie stippellijntjes.
Foto: De benen van de balletjongens en -meisjes van de Parijse Opéra. Gefotografeerd en, vrees ik, ook samengesteld door Disdéri in 1864.
dinsdag 28 augustus 2012
Geloofwaardige romans
Regen in Londen, 1897. Dat moet een mooie tijd zijn geweest. Weliswaar las je nooit in de literatuur van die dagen dat de hoofdpersoon stierf aan de pokken of aan de malaria of aan de mazelen, maar sommige bijfiguren in die boeken stierven er wel aan. Op muziekgebied gebeurde er in dat jaar eigenlijk niets, alleen Klughardt kwam met zijn 4de symfonie, maar daar moet je van houden. Dukas werkte aan zijn Tovenaarsleerling. Bram Stoker publiceerde in 1897 zijn nog steeds beroemde boek Dracula – eigenlijk een nogal armetierig verhaaltje, volgens mij, maar goed – en H.G. Wells publiceerde zijn The invisible man, een boek dat het ook nog steeds uithoudt. Op 19 maart wordt Oscar Wilde uit de gevangenis vrijgelaten. Op 30 april is het elektron ontdekt. Er waren wel auto’s (van Peugeot, Vabis, Adler en ook wel van andere merken) maar je zag ze nog nauwelijks. Meer weet ik niet van dat jaar, het was overal tamelijk vredig, pas twee jaar later zouden de Bokseropstand in China en de Boerenoorlog in Zuid-Afrika uitbreken. Natuurlijk zal er ergens in Midden- en Zuid-Amerika wel gevochten zijn, maar dat was gewoon, in die tijd.
In de jaren zeventig las ik voornamelijk Engelse boeken, ik was vooral gek op de boeken van Anthony Trollope (1815-1882, hij is ook bekend geworden als postbeambte door de introductie van de rode brievenbussen in het Verenigd Koninkrijk), Thackeray, Wilkie Collins en Arthur Conan Doyle. Vreemd, op de boeken van Dickens ben ik nooit zo gek geweest. Hoe dat komt, weet ik niet precies. Ik denk dat het te maken heeft met het gebrek aan sprookjesboeken en Pietje Bell-boeken in mijn jeugd. Ik ben ook niet ontvankelijk voor het ‘sprookjesachtige in de mens’, zoals het eens is omschreven door K.V. in een brief aan mij. Dickens maakte van élk personage een geval apart, en dat klopte niet met mijn werkelijkheid. Ik wil best aannemen dat er in het Engeland van 1860 veel ‘types’ te vinden zouden zijn geweest, maar zoveel als Dickens ons wil doen geloven – dat kan niet bestaan hebben.
(Toch is dat gek. Van Chesterton of Wodehouse, die ook geen reële wereld schetsten, vind ik het niet onaangenaam als er weer een type opduikt. Van Dickens kan ik het niet hebben. Het komt misschien door zijn schrijfstijl, of door zijn manier van zeggen: ‘Kijk! Ik beschrijf hier de werkelijkheid!’)
Maar toch begint mijn ideale roman zo: ‘Londen, juli 1897 (of een ander jaar). Het regent.’ En dan volgt het soort beschrijving van dat jaar zoals in mijn eerste alinea. Daarna volgt de actie, die daardoor meteen ook geloofwaardig wordt. Ik heb nog nooit zo’n boek gelezen, maar u kent misschien een boek dat ongeveer zo begint. Dan moet u me in de commentaren de naam van de schrijver en zijn titel geven. Dank bij voorbaat.
In de jaren zeventig las ik voornamelijk Engelse boeken, ik was vooral gek op de boeken van Anthony Trollope (1815-1882, hij is ook bekend geworden als postbeambte door de introductie van de rode brievenbussen in het Verenigd Koninkrijk), Thackeray, Wilkie Collins en Arthur Conan Doyle. Vreemd, op de boeken van Dickens ben ik nooit zo gek geweest. Hoe dat komt, weet ik niet precies. Ik denk dat het te maken heeft met het gebrek aan sprookjesboeken en Pietje Bell-boeken in mijn jeugd. Ik ben ook niet ontvankelijk voor het ‘sprookjesachtige in de mens’, zoals het eens is omschreven door K.V. in een brief aan mij. Dickens maakte van élk personage een geval apart, en dat klopte niet met mijn werkelijkheid. Ik wil best aannemen dat er in het Engeland van 1860 veel ‘types’ te vinden zouden zijn geweest, maar zoveel als Dickens ons wil doen geloven – dat kan niet bestaan hebben.
(Toch is dat gek. Van Chesterton of Wodehouse, die ook geen reële wereld schetsten, vind ik het niet onaangenaam als er weer een type opduikt. Van Dickens kan ik het niet hebben. Het komt misschien door zijn schrijfstijl, of door zijn manier van zeggen: ‘Kijk! Ik beschrijf hier de werkelijkheid!’)
Maar toch begint mijn ideale roman zo: ‘Londen, juli 1897 (of een ander jaar). Het regent.’ En dan volgt het soort beschrijving van dat jaar zoals in mijn eerste alinea. Daarna volgt de actie, die daardoor meteen ook geloofwaardig wordt. Ik heb nog nooit zo’n boek gelezen, maar u kent misschien een boek dat ongeveer zo begint. Dan moet u me in de commentaren de naam van de schrijver en zijn titel geven. Dank bij voorbaat.
Labels:
roman,
Trollope,
Twee baarden,
Wodehouse
maandag 27 augustus 2012
Muzikale smaak ontwikkeld
Ik ben geboren in september 1953, in een gezin dat niet zo muzikaal was. Er stond wel een piano in de voorkamer en daarop heb ik een jaar of zes les gehad. Ik herinner me de eenvoudige, maar fürchterliche stukjes van Clementi (Muzio, ga henen!), die ik moest spelen. Ik hoop dat de tegenwoordige pianostudenten van Clementi verschoond blijven. Ik herinner me ook dat ik in 1967 voor het eerst de dubbelelpee Blonde on blonde van Bob Dylan hoorde bij een schoolvriend. Ik was er meteen zeer van onder de indruk. Vooral het nummer Sad-Eyed Lady of the Lowlands vond ik schitterend en vind ik nog steeds schitterend. Ik probeerde toen een pianobewerking te maken van dat nummer, maar of dat me gelukt is weet ik me niet meer te herinneren. Sommige dingen moet je ook verdringen.
In de jaren die volgden was ik bijvoorbeeld gek op die derde elpee van Soft Machine (ik weet niet eens of het hun derde elpee was, maar hij heette Third), op die dubbelelpee van Derek & the Dominos met het prachtige Bell bottom blues, dat de mooie, betekenisrijke regels If I could choose a place to die / It would be in your arms bevat. Maar vooral de muziek van Black Sabbath beviel me, begin jaren zeventig. Mijn muzikale smaak begon zich te ontwikkelen, zou je kunnen zeggen, al mag u het ook best muzak noemen wat ik mooi vond.
Bach-liefhebbers! Nu komt u aan de beurt. Eind jaren zeventig hoorde ik Glenn Gould voor het eerst Bach spelen. Ik was overdonderd. Voor het eerst was er iemand die niet op de keurige, bedaagde, klassieke wijze de muziek van die pruikendragers speelde, maar die het deed op zijn eigen (eigenwijze) manier. Glenn Gould was fenomenaal goed, ik vind het nog steeds een zegen dat hij er geweest is. Hij was, zonder concurrentie, de beste pianist van de 20ste eeuw. Hij was ook de pianist met het grootste repertoire: hij heeft niet alleen Bach (en verschillende van diens voorgangers) gespeeld, ook Mozart, Beethoven, alle Russen die ertoe doen, alle 20ste eeuwse componisten die ertoe doen. Zelfs heb ik een stukje van Chopin ontdekt (op YouTube, waar anders?) dat door Gould is gespeeld. Terwijl hij in een interview met een besmuikt lachje de waarheid had verteld, namelijk dat Chopin toch eigenlijk geen muziek was.
Weer wat later ontdekte ik de Engelse renaissance-componisten, de Franco-Vlaamse school etc., de muziek die m.a.w. van 1300 totaan Bach in de kerken en aan de Europese hoven werd gezongen en gespeeld. Gezongen vooral, want dat vond ik het mooiste. Wat later ontdekte ik, via de pianomuziek van Scriabin, dat er ook in de 20ste en inmiddels de 21ste eeuw heel wat moois is gemaakt. Weer wat later vond ik het album Kind of blue van Miles Davis, uit 1959. Prachtige muziek.
Voor de reclamemakers, die geloof ik er allemaal van overtuigd zijn dat je in commercials muziekjes moet draaien uit de tijd dat de ‘doelgroep’ zestien jaar was: dit gaat niet op bij mij, en ik ben toch een gemiddeld mens, niets bijzonders. U zou er bijvoorbeeld zeer verkeerd aan doen om muziek van Heintje te draaien. Die was er ook toen ik zestien was. Of muziek van de Beach Boys, die er ook waren. Mij bekoort u er niet mee.
Maar u moet maar eens luisteren naar de achtergrondmuziekjes, lezers, in reclameboodschappen. Dan weet u meteen op welk publiek de boodschap gericht is.
In de jaren die volgden was ik bijvoorbeeld gek op die derde elpee van Soft Machine (ik weet niet eens of het hun derde elpee was, maar hij heette Third), op die dubbelelpee van Derek & the Dominos met het prachtige Bell bottom blues, dat de mooie, betekenisrijke regels If I could choose a place to die / It would be in your arms bevat. Maar vooral de muziek van Black Sabbath beviel me, begin jaren zeventig. Mijn muzikale smaak begon zich te ontwikkelen, zou je kunnen zeggen, al mag u het ook best muzak noemen wat ik mooi vond.
Bach-liefhebbers! Nu komt u aan de beurt. Eind jaren zeventig hoorde ik Glenn Gould voor het eerst Bach spelen. Ik was overdonderd. Voor het eerst was er iemand die niet op de keurige, bedaagde, klassieke wijze de muziek van die pruikendragers speelde, maar die het deed op zijn eigen (eigenwijze) manier. Glenn Gould was fenomenaal goed, ik vind het nog steeds een zegen dat hij er geweest is. Hij was, zonder concurrentie, de beste pianist van de 20ste eeuw. Hij was ook de pianist met het grootste repertoire: hij heeft niet alleen Bach (en verschillende van diens voorgangers) gespeeld, ook Mozart, Beethoven, alle Russen die ertoe doen, alle 20ste eeuwse componisten die ertoe doen. Zelfs heb ik een stukje van Chopin ontdekt (op YouTube, waar anders?) dat door Gould is gespeeld. Terwijl hij in een interview met een besmuikt lachje de waarheid had verteld, namelijk dat Chopin toch eigenlijk geen muziek was.
Weer wat later ontdekte ik de Engelse renaissance-componisten, de Franco-Vlaamse school etc., de muziek die m.a.w. van 1300 totaan Bach in de kerken en aan de Europese hoven werd gezongen en gespeeld. Gezongen vooral, want dat vond ik het mooiste. Wat later ontdekte ik, via de pianomuziek van Scriabin, dat er ook in de 20ste en inmiddels de 21ste eeuw heel wat moois is gemaakt. Weer wat later vond ik het album Kind of blue van Miles Davis, uit 1959. Prachtige muziek.
Voor de reclamemakers, die geloof ik er allemaal van overtuigd zijn dat je in commercials muziekjes moet draaien uit de tijd dat de ‘doelgroep’ zestien jaar was: dit gaat niet op bij mij, en ik ben toch een gemiddeld mens, niets bijzonders. U zou er bijvoorbeeld zeer verkeerd aan doen om muziek van Heintje te draaien. Die was er ook toen ik zestien was. Of muziek van de Beach Boys, die er ook waren. Mij bekoort u er niet mee.
Maar u moet maar eens luisteren naar de achtergrondmuziekjes, lezers, in reclameboodschappen. Dan weet u meteen op welk publiek de boodschap gericht is.
Labels:
Bach,
Clementi,
Dylan,
Miles Davis,
Twee baarden
Wil ik dood?
Wilt u snel doodgaan?
Ik zál vrij snel doodgaan, mijn hart houdt het niet zo lang meer. Ik heb hartfalen. Of ik dat nu wel wil, is een andere vraag. Mijn antwoord moet toch zijn: ja. Niet omdat de zorgkosten anders te hoog worden, nietwaar, ik wil de maatschappij niet laten opdraaien voor zoiets. Ik heb zelfs (ik leef alleen) een papiertje op tafel liggen met daarop de wens geschreven me niet naar een ziekenhuis te vervoeren, maar me rustig te laten sterven. Als ze me vinden.
Ze vinden u?
Ja, dat zullen ze zeker doen. Ik zal niet als een twee jaar eerder gestorven grijsaard in mijn woning worden gevonden. Daar heb ik buren en overburen voor, we letten allemaal een beetje op elkaar. Van stankoverlast of vliegen zal dus geen sprake zijn.
Waarom wilt u dood?
Lastige vraag. Ten eerste omdat ik met beperkingen leef: ik durf bijvoorbeeld niet naar Venetië of Praag te reizen, vanwege de heimwee. Ik moet me dus behelpen met filmpjes over die steden, en dat is toch een akelig alternatief, nietwaar? Ten tweede is er een gevoel van spijt. Of noem het berouw, of schaamte. Toen ik twintig was, wilde ik de wereld veranderen. Dat was in 1973. Ik wilde stapje voor stapje bijvoorbeeld het Russische communisme wegwerken, en ook het Westerse conservatisme. Daar moest je ergens tussenin gaan staan, vond en vind ik nog steeds. De regering van Den Uyl vond ik dan ook een prima regering, de beste die we hebben gehad. Je had toen ook wel zakkenwassers zoals Marcel van Dam en Van der Louw, die waren me te links, en andere PvdA-mensen die doodleuk kwamen vertellen hoe goed het ging in Oost-Duitsland, godsammekráken. Maar over het algemeen had Den Uyl dat soort mensen wel onder controle. Dat verbeteren van de wereld is er niet van gekomen, ik heb alleen stukjes geschreven.
En hóe wilt u doodgaan?
Ik maak mezelf niet van kant, als u dat mocht bedoelen. Nee, gewoon slapen en niet meer wakker worden. Dat wenst toch ieder mens. In de maand februari, wanneer het zeewater nog flink koud is, zou je de zee in kunnen lopen en daar vijftien minuten blijven staan. Dan ben je onderkoeld en met mijn hartconditie is het een goed zelfmoordplan. Maar dat zal ik toch niet doen.
Hoe moet uw uitvaart er uitzien?
Er komen natuurlijk toespraken (‘Ben was toch een soort filosoof etc.’), dat interesseert me niets, maar een stukje Bach, een stukje Byrd en een stukje Bell bottom blues van Derek & the Dominos mogen er wel klinken. Niet te droevige muziek, alstublieft.
Ik zál vrij snel doodgaan, mijn hart houdt het niet zo lang meer. Ik heb hartfalen. Of ik dat nu wel wil, is een andere vraag. Mijn antwoord moet toch zijn: ja. Niet omdat de zorgkosten anders te hoog worden, nietwaar, ik wil de maatschappij niet laten opdraaien voor zoiets. Ik heb zelfs (ik leef alleen) een papiertje op tafel liggen met daarop de wens geschreven me niet naar een ziekenhuis te vervoeren, maar me rustig te laten sterven. Als ze me vinden.
Ze vinden u?
Ja, dat zullen ze zeker doen. Ik zal niet als een twee jaar eerder gestorven grijsaard in mijn woning worden gevonden. Daar heb ik buren en overburen voor, we letten allemaal een beetje op elkaar. Van stankoverlast of vliegen zal dus geen sprake zijn.
Waarom wilt u dood?
Lastige vraag. Ten eerste omdat ik met beperkingen leef: ik durf bijvoorbeeld niet naar Venetië of Praag te reizen, vanwege de heimwee. Ik moet me dus behelpen met filmpjes over die steden, en dat is toch een akelig alternatief, nietwaar? Ten tweede is er een gevoel van spijt. Of noem het berouw, of schaamte. Toen ik twintig was, wilde ik de wereld veranderen. Dat was in 1973. Ik wilde stapje voor stapje bijvoorbeeld het Russische communisme wegwerken, en ook het Westerse conservatisme. Daar moest je ergens tussenin gaan staan, vond en vind ik nog steeds. De regering van Den Uyl vond ik dan ook een prima regering, de beste die we hebben gehad. Je had toen ook wel zakkenwassers zoals Marcel van Dam en Van der Louw, die waren me te links, en andere PvdA-mensen die doodleuk kwamen vertellen hoe goed het ging in Oost-Duitsland, godsammekráken. Maar over het algemeen had Den Uyl dat soort mensen wel onder controle. Dat verbeteren van de wereld is er niet van gekomen, ik heb alleen stukjes geschreven.
En hóe wilt u doodgaan?
Ik maak mezelf niet van kant, als u dat mocht bedoelen. Nee, gewoon slapen en niet meer wakker worden. Dat wenst toch ieder mens. In de maand februari, wanneer het zeewater nog flink koud is, zou je de zee in kunnen lopen en daar vijftien minuten blijven staan. Dan ben je onderkoeld en met mijn hartconditie is het een goed zelfmoordplan. Maar dat zal ik toch niet doen.
Hoe moet uw uitvaart er uitzien?
Er komen natuurlijk toespraken (‘Ben was toch een soort filosoof etc.’), dat interesseert me niets, maar een stukje Bach, een stukje Byrd en een stukje Bell bottom blues van Derek & the Dominos mogen er wel klinken. Niet te droevige muziek, alstublieft.
Labels:
Den Uyl,
hart,
heimwee,
sterven,
Twee baarden
woensdag 22 augustus 2012
De bastaardsatijnvlinder
Ik houd van het internet omdat je er soms totaal onverwachte vondsten op doet, zoals deze over de schrijver Victor Hugo (1802-1885). Hij blijkt ook een geweldig beeldend kunstenaar te zijn geweest, die dingen maakte die pas een kleine eeuw later in de mode kwamen. Of een artikel over het autobiografisch geheugen, dat me zeer intrigeerde. Via weer een reeks andere artikelen ben ik er achter gekomen dat de weinige mensen met dit fantastisch goede geheugen voor persoonlijke zaken, nauwelijks weten in welk jaar JFK werd vermoord of in welk jaar Leonid Breznjev aan de macht kwam. Ze gebruiken ook niet de welbekende mnemonistische trucs, ze zijn ook geen savants, maar ze hebben wel allemaal een tic: schoonmaakwoede, verzamelwoede etc. Eén van die autobiografische geheugenwonders koopt bijvoorbeeld nooit schoenen met veters. Omdat die veters op de grond terecht kunnen komen. Dat is hem te vies. (Dat kan ook zeer vies zijn, maar ik koop nooit schoenen met veters omdat veters strikken me teveel werk is.) Enkele hersendeskundigen kunnen u vertellen welk gebiedje in de hersenen voor die tics verantwoordelijk is, en dat dat gebiedje vlák naast het gebiedje ligt dat zo enorm ontwikkeld is voor het persoonlijke geheugen. De gebiedjes voor het ‘algemene’ geheugen blijken heel ergens anders te zitten.
Dat zijn mooie dingen, vindt u ook niet? Je ontdekt dingen die je nog niet wist, en dan bedoel ik niet: hoe gaat het met de economie van Groot-Brittannië of wat kan er gedaan worden tegen de rupsen van de bastaardsatijnvlinder. Da’s óók ernstig allemaal, maar daar maken wij ons niet druk over, dat laten wij graag over aan de locale autoriteiten.
Toch? Jawel. Ik léés die belachlijke plannen van de VVD wel met de AWBZ bijvoorbeeld, die ons geen miljarden zullen opleveren maar miljarden zullen kosten (ze jagen de mensen de verzorgingstehuizen in) en ik hóór die idiote Edith Schippers wel oreren dat de verzorging wel wat minder zou kunnen. Ik hoor ook weer een minister van de VVD zeggen dat de bijstandstrekkers eigenlijk onterecht in de bijstand blijven zitten. Ja, dat moet je nú zeggen, lulhannes!
Ze willen bij de VVD dat er een soort Amerika ontstaat. In Nederland, waar we een goed sociaal stelsel hebben, dat afgebroken moet worden. Stemt géén VVD! Laat ons land niet over aan de bonusverdieners zoals de Bennen Verwaays (het zuiverste bewijs dat niet alle Bennen uit het goede milieu komen). De grootverdieners, daar moeten we het helemaal niet van hebben. Leeghoofden, zonder uitzondering.
Maar ik blijf me verwonderen over het internet. Had u bijvoorbeeld dit aardige berichtje al gelezen?
Foto: Kieknoetoch.nl (http://www.kieknoetoch.nl/main.php?g2_itemId=1308).
Dat zijn mooie dingen, vindt u ook niet? Je ontdekt dingen die je nog niet wist, en dan bedoel ik niet: hoe gaat het met de economie van Groot-Brittannië of wat kan er gedaan worden tegen de rupsen van de bastaardsatijnvlinder. Da’s óók ernstig allemaal, maar daar maken wij ons niet druk over, dat laten wij graag over aan de locale autoriteiten.
Toch? Jawel. Ik léés die belachlijke plannen van de VVD wel met de AWBZ bijvoorbeeld, die ons geen miljarden zullen opleveren maar miljarden zullen kosten (ze jagen de mensen de verzorgingstehuizen in) en ik hóór die idiote Edith Schippers wel oreren dat de verzorging wel wat minder zou kunnen. Ik hoor ook weer een minister van de VVD zeggen dat de bijstandstrekkers eigenlijk onterecht in de bijstand blijven zitten. Ja, dat moet je nú zeggen, lulhannes!
Ze willen bij de VVD dat er een soort Amerika ontstaat. In Nederland, waar we een goed sociaal stelsel hebben, dat afgebroken moet worden. Stemt géén VVD! Laat ons land niet over aan de bonusverdieners zoals de Bennen Verwaays (het zuiverste bewijs dat niet alle Bennen uit het goede milieu komen). De grootverdieners, daar moeten we het helemaal niet van hebben. Leeghoofden, zonder uitzondering.
Maar ik blijf me verwonderen over het internet. Had u bijvoorbeeld dit aardige berichtje al gelezen?
Foto: Kieknoetoch.nl (http://www.kieknoetoch.nl/main.php?g2_itemId=1308).
Labels:
autobiografisch geheugen,
Twee baarden,
Victor Hugo,
VVD
maandag 20 augustus 2012
Knieschijf
De Nederlandse televisie kan worden opgeheven. Wat ze tegenwoordig uitzenden, stelt niets voor. Als je een beetje kranten leest, weet je meer dan een televisiekijker. Op Nederland 24 zie je soms nog wel iets aardigs (een documentaire, Kunst en Kitsch, het journaal), daar blijft het bij. De zender Cultura bijvoorbeeld blijft ons maar vervelen met Grachtenfestivals en met BIM-concerten en zo.
Het zou misschien een goed idee zijn om dat hele Hilversum maar eens op te doeken en in handen te geven van een stel onafhankelijke lieden die nu nog bezig zijn op het internet. Mensen als Max Molovich bedoel ik. Lieden die een stóp zetten op die wanstaltige Volendammerachtigheid van het medium, en die ook een stop zetten op die, ik maak me kwaad, die... stúmperigheid. Die lompheid. Die lome benadering van de kunsten, bijvoorbeeld. Bij Kunst en Kitsch bijvoorbeeld zou ik vervolgprogramma’s willen zien over Nieuw-Guinea of China of Delfts blauw, als dat aan de orde komt. Ik wil daar simpelweg een link naar krijgen.
Ze beginnen, in tegendeel, in Hilversum te praten, in het journaal, over de knieschijf van een prinses, die is gevallen ‘tijdens een wandeling’. Dat ze dit tot een onderwerp van het Nederlandse journaal hebben gemaakt, diskwalificeert uiteraard de redactie. De Story op de tv.
Het moet dus anders. Hoeveel zenders heb je nodig: Nederland 1 en 2, meer niet. Een zender voor de jongeren en een zender voor de ouderen. Wat de jongeren zoal willen zien, dat weet ik niet, en daar wil ik me ook niet mee bemoeien. Voor mijn part draaien ze de gehele dag ninja-muziek, of hoe dat gedrag ook heet.
Wat er op de andere zender zoal te zien zal zijn, laat ik over aan de Max Molovichen van deze wereld. Ik laat me graag verrassen. Ik zou me bijvoorbeeld wel eens willen laten informeren over de werkwijze van Rafael Rozendaal. Ik zou Oud Zeikwijf op reis sturen naar de plaatsen waar haar familie zoal heeft gewoond; daar zou ik graag beelden van zien (graag met haar eigen commentaar) en het maakt me niet uit hoe die beelden geschoten worden. Voor perfect geschoten, professionele beelden kun je wel naar de commerciëlen gaan, of naar de BBC bijvoorbeeld. Ik wil alleen maar geïnformeerd worden. Dat onze Max er ook af en toe een cabaretier tussendoor gooit, is een onuitroeibare gewoonte, maar dat zal ik door de vingers zien. Ook films mogen, al zal ik er niet naar kijken.
Dat is één oplossing van het televisieprobleem. Een andere oplossing: StumbleUpon. Daar zit ik nu een jaar of vijf bij. Het bestaat al een jaar of tien. Het is een programma waarin je websites, video’s, foto’s etc. kunt delen. Het nadeel is dat het bijna puur Amerikaans is: Nederlandse, Franse, Italiaanse websites zul je er nauwelijks tegenkomen. Je moet in het begin je interessegebieden opgeven (het is het handigst om zo’n veertig onderwerpen te kiezen), je kunt daarbij kiezen uit een rij van wel honderd onderwerpen (van American movies tot paleoantropology). En dan zeg je: kom maar met, zoals ik het vaak doe, een willekeurig iets. Je kunt je ook per onderwerp laten informeren natuurlijk. Mijn liefde voor de jazz van 1955-65 is bijvoorbeeld groot geworden door de vele video’s die ik op StumbleUpon heb opgehaald (kijkt u maar naar het Profile van het account ‘benhoogeboom’).
Het zou misschien een goed idee zijn om dat hele Hilversum maar eens op te doeken en in handen te geven van een stel onafhankelijke lieden die nu nog bezig zijn op het internet. Mensen als Max Molovich bedoel ik. Lieden die een stóp zetten op die wanstaltige Volendammerachtigheid van het medium, en die ook een stop zetten op die, ik maak me kwaad, die... stúmperigheid. Die lompheid. Die lome benadering van de kunsten, bijvoorbeeld. Bij Kunst en Kitsch bijvoorbeeld zou ik vervolgprogramma’s willen zien over Nieuw-Guinea of China of Delfts blauw, als dat aan de orde komt. Ik wil daar simpelweg een link naar krijgen.
Ze beginnen, in tegendeel, in Hilversum te praten, in het journaal, over de knieschijf van een prinses, die is gevallen ‘tijdens een wandeling’. Dat ze dit tot een onderwerp van het Nederlandse journaal hebben gemaakt, diskwalificeert uiteraard de redactie. De Story op de tv.
Het moet dus anders. Hoeveel zenders heb je nodig: Nederland 1 en 2, meer niet. Een zender voor de jongeren en een zender voor de ouderen. Wat de jongeren zoal willen zien, dat weet ik niet, en daar wil ik me ook niet mee bemoeien. Voor mijn part draaien ze de gehele dag ninja-muziek, of hoe dat gedrag ook heet.
Wat er op de andere zender zoal te zien zal zijn, laat ik over aan de Max Molovichen van deze wereld. Ik laat me graag verrassen. Ik zou me bijvoorbeeld wel eens willen laten informeren over de werkwijze van Rafael Rozendaal. Ik zou Oud Zeikwijf op reis sturen naar de plaatsen waar haar familie zoal heeft gewoond; daar zou ik graag beelden van zien (graag met haar eigen commentaar) en het maakt me niet uit hoe die beelden geschoten worden. Voor perfect geschoten, professionele beelden kun je wel naar de commerciëlen gaan, of naar de BBC bijvoorbeeld. Ik wil alleen maar geïnformeerd worden. Dat onze Max er ook af en toe een cabaretier tussendoor gooit, is een onuitroeibare gewoonte, maar dat zal ik door de vingers zien. Ook films mogen, al zal ik er niet naar kijken.
Dat is één oplossing van het televisieprobleem. Een andere oplossing: StumbleUpon. Daar zit ik nu een jaar of vijf bij. Het bestaat al een jaar of tien. Het is een programma waarin je websites, video’s, foto’s etc. kunt delen. Het nadeel is dat het bijna puur Amerikaans is: Nederlandse, Franse, Italiaanse websites zul je er nauwelijks tegenkomen. Je moet in het begin je interessegebieden opgeven (het is het handigst om zo’n veertig onderwerpen te kiezen), je kunt daarbij kiezen uit een rij van wel honderd onderwerpen (van American movies tot paleoantropology). En dan zeg je: kom maar met, zoals ik het vaak doe, een willekeurig iets. Je kunt je ook per onderwerp laten informeren natuurlijk. Mijn liefde voor de jazz van 1955-65 is bijvoorbeeld groot geworden door de vele video’s die ik op StumbleUpon heb opgehaald (kijkt u maar naar het Profile van het account ‘benhoogeboom’).
Abonneren op:
Posts (Atom)