Ik ben zelden zo in mijn sas geweest als de laatste twee dagen. Ik leg het u uit. Wie wel eens eerder een stukje van me heeft gelezen, weet dat ik in de jaren zeventig tot de klassieke muziek ben bekeerd door Glenn Gould’s Bachspel. Nog steeds word ik woest en ga ik met huisraad gooien als iemand verklaart dat Gould boring speelde. Go help yourself with some pop music!, is mijn eerste reactie. Ik heb eens een reactie geschreven die luidde: You’ll burn in hell. Ik vind Gould simpelweg de beste pianist die er is geweest, en ook veruit de beste Bach-vertolker.
Weet u wat het beste muziekkanaal is op het internet? Drie keer raden.
Het beste kanaal is YouTube. Daar heeft men een jaar of anderhalf jaar geleden de onzalige regel verlaten dat een video maar maximaal 10 minuten mocht duren, zodat nu ook de Turangalila Symphonie van Messiaen bijvoorbeeld (die ongeveer 1 uur en 20 minuten duurt) op één video te beluisteren valt, en je niet meer hoeft te zoeken naar alle stukjes en beetjes.
Dat was ook mijn bezwaar bij het luisteren naar Glenn Gould: als je Bach’s Franse Suites wilde beluisteren, moest je vijf of zes video’s aanklikken. Maar dat is nu dus voorbij, gelukkig.
Ik heb de afgelopen dagen geluisterd naar de muziek die te vinden is op dit YouTube-account: deze man heeft de groten der aarde van de 20ste eeuw vergaard op video’s die zo lang zijn als ze moeten zijn: 14 minuten tot 5 uur. Waarom heeft hij dat gedaan? Om ons een plezier te doen, ik kan geen andere reden verzinnen.
Gisterochtend tikte ik op mijn YouTube-pagina in: mightysmeagol glenn gould. U krijgt dan deze pagina voorgeschoteld: alle Glenn Gould’s op zijn site. Hij heeft het complete Bach-werk, het complete Mozart-werk, het complete Beethoven-werk en het complete Schoenberg-werk van Gould op zijn site opgenomen. Ontbreekt nog: een video met werken van Byrd, Sweelinck, nog een paar andere oudere componisten en Skriabin.
Ik zat de afgelopen dagen met een koptelefoon op mijn hoofd, verheerlijkt in mijn oude fauteuil, te luisteren naar het moois. Ik kende bijvoorbeeld twee toccata’s van Bach, gespeeld door Gould, nog niet. Ik heb eerst ook nog naar het tennis op Eurosport gekeken, maar ik heb de tv snel uitgezet. Ik heb daarna Ik had een wapenbroeder gepakt, want ik ben bezig mijn Maarten ’t Harts te herlezen. Maar de muziek, de koningin der kunsten, won het steeds. Ik ben ook ongeschikt voor multi-tasken, zoals trouwens iedereen , geloof ik.
donderdag 29 maart 2012
woensdag 28 maart 2012
348. Ik was er als eerste bij
In de Voorstraat te Egmond aan Zee woont het koppel Anton en Chrysallis (‘Maar noem mij maar Jaja’) Harsman met hun inmiddels 4 jaar oude peuter Frederick. Anton is een mislukte romanschrijver, die zijn roman De beginneling aan alle uitgeverijen in Nederland heeft aangeboden, en die nu werkt bij De Dierenwinkel van Egmond. Anton heeft plannen voor de volgende generatie, zegt hij.
‘Ik ben opgevoed zoals de meeste Egmonders: je gaat naar school en daarna ga je aan het werk met je reet. Duidelijk? Dat is natuurlijk niet een opvoeding waar je schrijvers van krijgt. Ik heb het toch geprobeerd, maar het is me niet gelukt. Nu ga ik het met Frederick helemaal anders doen. U kent de Hongaarse heer Polgar? Hij was een matig begaafde schaker, maar hij kreeg drie meisjes en hij heeft van alledrie meisjes goede schakers gemaakt. Talent is niet iets aangeborens, zegt hij, talent krijg je door je opvoeding. Duidelijk? Frederick!’
‘Ik kom eraan, papa.’
‘Frederick, wat wil je later worden?’
‘Schrijver-zelfmoordenaar!’
‘Duidelijk? Dus ik noem zijn slaapkamer zijn schrijfhut, en zo noemt hij zijn slaapkamer nu ook, na wat pogingen met schuiffut. Daar staat, behalve zijn bed natuurlijk, een ruim schrijfbureau in. Een grote, welgevulde boekenwandkast, en op een bord schrijf ik elke dag de mooie citaten van ’s werelds beste schrijvers. Vandaag had ik: De Keizer was sigarenfabrikant. En: Een jongeman betrad eens de spreekkamer van een bekend psychiater en sprak hem als volgt aan: ‘Red mij, dokter!’ En deze: Hoe doorwrocht zijn de wonderen der natuur, mijn waarde broeder Bertrand!’
‘Frederick kan al lezen, maar nog niet, hoe noem je dat, begrijpend lezen. Dus ik moet hem alles nog voorlezen, maar dat zal gauw over zijn. Hij gaat de deur niet uit, of hij heeft een bloknote mee en een pen en hij schrijft alles op wat hij ziet. Hier bijvoorbeeld: Kerktoren, potlood. Aardige observatie, niet? En hier: Een meisje vroeg: wil je met me neuken? Toen legde ze het uit en ik zei: nee hoor, ik ga ook niet met je breien. Kostelijk, niet?’
‘We gaan binnenkort verhuizen naar Amsterdam, het brandende centrum van schrijvend Nederland. Dan kan Frederick ook eens kennis maken met bijvoorbeeld David Pefko en al die andere schrijvers. Ik verwacht dat zijn eerste roman op zijn achttiende jaar in de winkel zal liggen, dus we hebben nog veertien jaar te gaan. Jaja!’
‘Ja, Anton?’
‘Heb je het eten al klaar?’
‘Ja. Voor Frederick is er gebakken bokking met aardappeltjes, op krantenpapier.’
‘Ik ben opgevoed zoals de meeste Egmonders: je gaat naar school en daarna ga je aan het werk met je reet. Duidelijk? Dat is natuurlijk niet een opvoeding waar je schrijvers van krijgt. Ik heb het toch geprobeerd, maar het is me niet gelukt. Nu ga ik het met Frederick helemaal anders doen. U kent de Hongaarse heer Polgar? Hij was een matig begaafde schaker, maar hij kreeg drie meisjes en hij heeft van alledrie meisjes goede schakers gemaakt. Talent is niet iets aangeborens, zegt hij, talent krijg je door je opvoeding. Duidelijk? Frederick!’
‘Ik kom eraan, papa.’
‘Frederick, wat wil je later worden?’
‘Schrijver-zelfmoordenaar!’
‘Duidelijk? Dus ik noem zijn slaapkamer zijn schrijfhut, en zo noemt hij zijn slaapkamer nu ook, na wat pogingen met schuiffut. Daar staat, behalve zijn bed natuurlijk, een ruim schrijfbureau in. Een grote, welgevulde boekenwandkast, en op een bord schrijf ik elke dag de mooie citaten van ’s werelds beste schrijvers. Vandaag had ik: De Keizer was sigarenfabrikant. En: Een jongeman betrad eens de spreekkamer van een bekend psychiater en sprak hem als volgt aan: ‘Red mij, dokter!’ En deze: Hoe doorwrocht zijn de wonderen der natuur, mijn waarde broeder Bertrand!’
‘Frederick kan al lezen, maar nog niet, hoe noem je dat, begrijpend lezen. Dus ik moet hem alles nog voorlezen, maar dat zal gauw over zijn. Hij gaat de deur niet uit, of hij heeft een bloknote mee en een pen en hij schrijft alles op wat hij ziet. Hier bijvoorbeeld: Kerktoren, potlood. Aardige observatie, niet? En hier: Een meisje vroeg: wil je met me neuken? Toen legde ze het uit en ik zei: nee hoor, ik ga ook niet met je breien. Kostelijk, niet?’
‘We gaan binnenkort verhuizen naar Amsterdam, het brandende centrum van schrijvend Nederland. Dan kan Frederick ook eens kennis maken met bijvoorbeeld David Pefko en al die andere schrijvers. Ik verwacht dat zijn eerste roman op zijn achttiende jaar in de winkel zal liggen, dus we hebben nog veertien jaar te gaan. Jaja!’
‘Ja, Anton?’
‘Heb je het eten al klaar?’
‘Ja. Voor Frederick is er gebakken bokking met aardappeltjes, op krantenpapier.’
maandag 26 maart 2012
347. Ik ben niet atletisch gebouwd
Het spectaculaire nieuws van gisteravond heeft godzijdank de nationale pers nog niet gehaald: het aanspoelen op het strand van Egmond aan Zee van de Japanse keizersboot, of hoe ze zo’n boot ook noemen. Die boot was tijdens de tsunami van vorig jaar naar open zee gedreven, had zijn bemanning verloren en was: a) via het Panamakanaal, b) via Kaap Hoorn, maar waarschijnlijk dus c) via de Beringstraat, en verder via Noord-Canada dat tegenwoordig tamelijk ijsvrij is (de opwarming der aarde), en zo langs Engeland naar Nederland gedobberd. In het Engelse Skegness had men al signalen gegeven dat het schip aldus varende was, en zo stond ik op de eerste duinenrij om het keizersschip te verwelkomen.
Ik ben geen atletisch persoon, maar ik was er als eerste bij toen het schip op het strand liep. Ik belde Reijer Zwart, mijn goede vriend, om ook eens te komen kijken. Reijer zat in de kroeg en zei: ‘Oké.’ Hij kwam drie kwartier later. Dronken, bijna.
Ik zal u zeggen wat ik als gelegenheidsjutter zoal gevonden heb: een sjaal van de keizer (oorspronkelijk wit van kleur) en een onderbroekje van ik weet niet wie. Verder was er eigenlijk niets te vinden, ik heb bijvoorbeeld geen geld kunnen vinden, en in de keuken van het schip (ik weet niet hoe je een keuken op een schip noemt) bevond zich geen keizerlijk bestek of zoiets. Dat was dus jammer.
Toen Reijer tenslotte aankwam, vond hij een dode papegaaiduiker op de voorplecht. ‘Die ligt er nog niet zo lang, Ben. Kijk, zie je zijn grijze kop en zijn niet zo kleurige snavel? Dat is zijn winterdracht.’ Hij pakte de dode vogel op en wierp hem met een grote boog de zee in. ‘Waarschijnlijk is deze boot langs de Schotse kust gevaren...,’ opperde hij.
Ik had genoeg van het zoeken naar Japanse dingen, maar Reijer ging eens kijken in de stuurmanshut. Daar bleef hij wel een half uur lang, terwijl ik een Drummetje draaide en oprookte op de voorplecht. ‘Reijer!’ riep ik, ‘ik ga naar huis, hoor!’ Ik hoorde slechts wat gekraak en geschuur van houtdelen. Toen Reijer tevoorschijn kwam, had hij onder zijn dikke trui een houten plaat of iets dergelijks. Hij zei: ‘Niets te vinden, Ben. Helemaal niets. Jammer, vind je ook niet?’
Ik ben er vanochtend nog eens geweest, maar toen stonden er al mannen van de Reddingsbrigade om het gestrande schip. Ik mocht het schip niet meer op, want dat was, om een of andere duistere reden, nu in hun handen geraakt. Ze praatten honderduit over hun ‘vondst van de eeuw’. Tegen zoveel gepraat kan ik niet op, dus ik heb ze maar niet verteld wie het schip had ontdekt.
Ik ben geen atletisch persoon, maar ik was er als eerste bij toen het schip op het strand liep. Ik belde Reijer Zwart, mijn goede vriend, om ook eens te komen kijken. Reijer zat in de kroeg en zei: ‘Oké.’ Hij kwam drie kwartier later. Dronken, bijna.
Ik zal u zeggen wat ik als gelegenheidsjutter zoal gevonden heb: een sjaal van de keizer (oorspronkelijk wit van kleur) en een onderbroekje van ik weet niet wie. Verder was er eigenlijk niets te vinden, ik heb bijvoorbeeld geen geld kunnen vinden, en in de keuken van het schip (ik weet niet hoe je een keuken op een schip noemt) bevond zich geen keizerlijk bestek of zoiets. Dat was dus jammer.
Toen Reijer tenslotte aankwam, vond hij een dode papegaaiduiker op de voorplecht. ‘Die ligt er nog niet zo lang, Ben. Kijk, zie je zijn grijze kop en zijn niet zo kleurige snavel? Dat is zijn winterdracht.’ Hij pakte de dode vogel op en wierp hem met een grote boog de zee in. ‘Waarschijnlijk is deze boot langs de Schotse kust gevaren...,’ opperde hij.
Ik had genoeg van het zoeken naar Japanse dingen, maar Reijer ging eens kijken in de stuurmanshut. Daar bleef hij wel een half uur lang, terwijl ik een Drummetje draaide en oprookte op de voorplecht. ‘Reijer!’ riep ik, ‘ik ga naar huis, hoor!’ Ik hoorde slechts wat gekraak en geschuur van houtdelen. Toen Reijer tevoorschijn kwam, had hij onder zijn dikke trui een houten plaat of iets dergelijks. Hij zei: ‘Niets te vinden, Ben. Helemaal niets. Jammer, vind je ook niet?’
Ik ben er vanochtend nog eens geweest, maar toen stonden er al mannen van de Reddingsbrigade om het gestrande schip. Ik mocht het schip niet meer op, want dat was, om een of andere duistere reden, nu in hun handen geraakt. Ze praatten honderduit over hun ‘vondst van de eeuw’. Tegen zoveel gepraat kan ik niet op, dus ik heb ze maar niet verteld wie het schip had ontdekt.
Labels:
Egmond aan Zee,
scheepsramp,
strandjutterij,
tsunami
vrijdag 23 maart 2012
346. Stelt zich als model beschikbaar
Dit mijn hoofd werd in 2009 gefotografeerd door Alice (mijn lief), ik zie er nog steeds ongeveer hetzelfde uit. Ik ben 58 jaar, ik ben ’s ochtends 1.78 m en ’s avonds 1.76 m groot, ik weeg 73 kg en vertoon geen uiterlijke kenmerken zoals tattoe’s, oorringen, halskettingen, bloedwratten enz. Wel ben ik brildragend (ik draag nog steeds dezelfde bril als op de foto). Ik ben niet atletisch gebouwd, maar ik ben ook niet dik. Ik word ’s zomers nooit bruin want ik ga nooit in de zon zitten: daar verveel ik me. Liever – en dit mag u zowel letterlijk als figuurlijk nemen – zoek ik de schaduw op.
Ik ben voor elke kunstenaar bereid als model op te treden. Ik hoop wel dat u niet zult lijken op de oude kunstfotograaf B.W., die mij vorig jaar op straat zag lopen, mij aansprak en meetroonde naar zijn atelier, en die mij een rendierengewei op mijn kop vastkitte, en ter hoogte van mijn kont een rendierenstaartje aanbracht, dat door een instrumentje, waarvan ik me de werking niet precies meer herinner, naar links en naar rechts bewoog. Het heeft, nadat hij zo’n honderd foto’s van me had gemaakt, grote moeite gekost om het gewei weer van mijn hoofd los te krijgen. Het gewei mocht ik naar huis nemen, het hangt nu rechts van me aan de muur. Het is in zoverre handig dat ik altijd een onderwerp van gesprek heb, als er mensen komen. Ik tik even met mijn nagel op dat gewei, zodat ze kunnen horen dat het niet van plastic maar echt is, ik vertel het verhaal van mijn modelschap voor B.W., en als het bezoek begint te schateren, lach ik ook wat schaapachtig mee.
Een andere ervaring op dit gebied had ik met de beeldhouwer K. de S., de metamorfosekunstenaar, die door een oogziekte bijna blind is geworden. Hij benaderde mij voor het kunstwerk The missing link, en wilde mijn gezichtstrekken incorporeren in de trekken van een coelacanth, hetgeen uiteindelijk ook gelukt is. Ik moest stil zitten, mijn bril afdoen en K. de S. voelde met zijn vingers over mijn voorhoofd, mijn oren, mijn neus en ogen, mijn open mond, mijn wangen, steeds bezwerend dat hij heteroseksueel was en dus niets bedoelde. Na de expositie in een Haagse galerie werd de coelacanth aangeschaft door de verzamelaar Van Wolsum.
Ik bedoel, ik sta al vermeld in Deel I van Karel van het Reve’s Verzameld Werk (zie pag. 786, waar alle medewerkers even worden genoemd, zonder wie het allemaal niet had gekund etc.), dus uit de literatuur ben ik niet meer weg te slaan. Nu wil ik mij verder bekwamen in de beeldende kunsten.
Dus! Schilders, fotografen, beeldhouwers. Als u een mannelijk model (met enige ervaring) zoekt, ik zit klaar.
Ik ben voor elke kunstenaar bereid als model op te treden. Ik hoop wel dat u niet zult lijken op de oude kunstfotograaf B.W., die mij vorig jaar op straat zag lopen, mij aansprak en meetroonde naar zijn atelier, en die mij een rendierengewei op mijn kop vastkitte, en ter hoogte van mijn kont een rendierenstaartje aanbracht, dat door een instrumentje, waarvan ik me de werking niet precies meer herinner, naar links en naar rechts bewoog. Het heeft, nadat hij zo’n honderd foto’s van me had gemaakt, grote moeite gekost om het gewei weer van mijn hoofd los te krijgen. Het gewei mocht ik naar huis nemen, het hangt nu rechts van me aan de muur. Het is in zoverre handig dat ik altijd een onderwerp van gesprek heb, als er mensen komen. Ik tik even met mijn nagel op dat gewei, zodat ze kunnen horen dat het niet van plastic maar echt is, ik vertel het verhaal van mijn modelschap voor B.W., en als het bezoek begint te schateren, lach ik ook wat schaapachtig mee.
Een andere ervaring op dit gebied had ik met de beeldhouwer K. de S., de metamorfosekunstenaar, die door een oogziekte bijna blind is geworden. Hij benaderde mij voor het kunstwerk The missing link, en wilde mijn gezichtstrekken incorporeren in de trekken van een coelacanth, hetgeen uiteindelijk ook gelukt is. Ik moest stil zitten, mijn bril afdoen en K. de S. voelde met zijn vingers over mijn voorhoofd, mijn oren, mijn neus en ogen, mijn open mond, mijn wangen, steeds bezwerend dat hij heteroseksueel was en dus niets bedoelde. Na de expositie in een Haagse galerie werd de coelacanth aangeschaft door de verzamelaar Van Wolsum.
Ik bedoel, ik sta al vermeld in Deel I van Karel van het Reve’s Verzameld Werk (zie pag. 786, waar alle medewerkers even worden genoemd, zonder wie het allemaal niet had gekund etc.), dus uit de literatuur ben ik niet meer weg te slaan. Nu wil ik mij verder bekwamen in de beeldende kunsten.
Dus! Schilders, fotografen, beeldhouwers. Als u een mannelijk model (met enige ervaring) zoekt, ik zit klaar.
woensdag 21 maart 2012
345. Het kan nog steeds, mensen
‘Wie wil zich nu niet laten verwennen in Huize Lucy te Dirkswoud, het adres voor de opgewonden man? Tot 1 april kunt u gratis uw auto voor de deur parkeren, en na 1 april krijgt u sowieso 4 euro van onze dames (het parkeertarief voor de duur van één uur), zodat u eigenlijk het hele jaar door gratis parkeert. Maar: tot 1 april is onze Grote Bonusactie er nog: u krijgt per persoon 20 euro TERUG, bij een minimale besteding van 75 euro!
Voorts verzoeken wij ‘de man met de hamer’ om zijn pantalon te komen ophalen, die gewassen en keurig gestreken klaar ligt. (Vragen naar Karina.)
Onze zegelactie loopt ook bijzonder goed. U weet wel: u krijgt 5 tot 10 Lucietjes per bezoek en als uw boekje van 250 zegeltjes vol is, dan kunt u GEHEEL GRATIS op bezoek komen en dan wordt u door Lucy ZELF verwend. Wie per slot zijn zegeltjes spaart, / Die is waarachtig zijn Lucy wel waard!
Lucy stelt zich als model beschikbaar voor fotografiemiddagen, elke woensdag vanaf 14.00 uur. Bij voldoende deelname (minimaal 10 personen, kosten: 25 euro per persoon) overweegt zij ook videomiddagen te zullen organiseren.
Het carnavalsfeest was weer een groot succes! Op de feestelijk aangeklede kar van boer Gerbrand Haarsma (Gerbrand, je weet ons wel te vinden!) stonden onze dames schaars gekleed te dansen en ze namen zo een stoet Dirkswoudenaren mee naar Huize Lucy, waar we ons allemaal tot in de late uurtjes zeer vermaakt hebben.
Over een kermisattractie wordt nog nagedacht. Wij denken nu aan een soort Spookhuis, maar andere ideeën zijn zeer welkom! Hebt u ideeën? Bel dan tussen 17.00 en 19.00 uur met Lucy.’
Het gaat niet goed met de bouwsector en met de huizenmarkt en dat komt door de crisis waarin ons land zich helaas bevindt, maar daardoor gaat het ook niet goed met de prostitutie. We geven geen geld meer uit, zegt het CPB, en we hebben zo’n enorm slechte regering. Het optimisme is geheel vertrokken. Huize Lucy echter zegt geen terugval te merken, en dat komt door deze en dergelijke advertenties in De Dirkswoudenaer.
Wij willen dus advertentiebureaux opwekken om hun medewerking (eventueel in natura) te geven aan dames die zelf niet in staat zijn om ruchtbaarheid aan hun werkzaamheden te geven, en zo bij te dragen aan een blijvende oplossing van de crisis. U heeft een dienende functie, heren! Ons appèl moge duidelijk zijn.
Voorts verzoeken wij ‘de man met de hamer’ om zijn pantalon te komen ophalen, die gewassen en keurig gestreken klaar ligt. (Vragen naar Karina.)
Onze zegelactie loopt ook bijzonder goed. U weet wel: u krijgt 5 tot 10 Lucietjes per bezoek en als uw boekje van 250 zegeltjes vol is, dan kunt u GEHEEL GRATIS op bezoek komen en dan wordt u door Lucy ZELF verwend. Wie per slot zijn zegeltjes spaart, / Die is waarachtig zijn Lucy wel waard!
Lucy stelt zich als model beschikbaar voor fotografiemiddagen, elke woensdag vanaf 14.00 uur. Bij voldoende deelname (minimaal 10 personen, kosten: 25 euro per persoon) overweegt zij ook videomiddagen te zullen organiseren.
Het carnavalsfeest was weer een groot succes! Op de feestelijk aangeklede kar van boer Gerbrand Haarsma (Gerbrand, je weet ons wel te vinden!) stonden onze dames schaars gekleed te dansen en ze namen zo een stoet Dirkswoudenaren mee naar Huize Lucy, waar we ons allemaal tot in de late uurtjes zeer vermaakt hebben.
Over een kermisattractie wordt nog nagedacht. Wij denken nu aan een soort Spookhuis, maar andere ideeën zijn zeer welkom! Hebt u ideeën? Bel dan tussen 17.00 en 19.00 uur met Lucy.’
Het gaat niet goed met de bouwsector en met de huizenmarkt en dat komt door de crisis waarin ons land zich helaas bevindt, maar daardoor gaat het ook niet goed met de prostitutie. We geven geen geld meer uit, zegt het CPB, en we hebben zo’n enorm slechte regering. Het optimisme is geheel vertrokken. Huize Lucy echter zegt geen terugval te merken, en dat komt door deze en dergelijke advertenties in De Dirkswoudenaer.
Wij willen dus advertentiebureaux opwekken om hun medewerking (eventueel in natura) te geven aan dames die zelf niet in staat zijn om ruchtbaarheid aan hun werkzaamheden te geven, en zo bij te dragen aan een blijvende oplossing van de crisis. U heeft een dienende functie, heren! Ons appèl moge duidelijk zijn.
dinsdag 20 maart 2012
344. Daar moet je je niet druk om maken
Gisteravond vroeg een Facebook-vriend, die normaal heel verstandige dingen zegt: wat zal ik gaan studeren? Astrologie of Chinees? Ter verwijding van zijn blik, nam ik aan. Er waren reacties van allerlei ziensters die zeiden: ga astrologie studeren, kijk hoe de planeten staan! Ik heb gereageerd: astrologie is nonsens, dus: Chinees. Ik dacht erbij: dan ben je wel een jaar of tien bezig. In tegenstelling tot de astrologie, want daar ben je zo klaar mee. Dat kan ikzelf, of een andere willekeurige oplichter, je binnen een maand bijbrengen.
Ik vond een paar minuten later nog wat (inderdaad mooie) kunstwerken van Carol Prusa, waarna onze discussie nog even voortging onder die kunstwerken, en bleek dat mijn vriend een genegenheid had voor mevrouw Blavatsky.
Ik had het natuurlijk kunnen weten, want iemand die zulke middeleeuwse dingen als astrologie ernstig neemt, en die dan zegt dat hij vooral geïnteresseerd is in ‘spirituele of esoterische astrologie’ (woorden waar je niet mee hoeft aan te komen, waar ik woon), die moet ook wel genegenheid hebben voor mevrouw Blavatsky of soortgelijke types. Rudolf Steiner, Annie Besant, Krishnamurti, Jung, chiropractie, manuele therapie, Uri Geller, Gerard Croiset en Lou de Palingboer. E=mc2 is al gauw een magische formule voor zulk soort mensen en de wereld vergaat op 21 december van dit jaar.
Hoe kan het, dat mensen nog steeds in zulke onzin geloven? Hebben ze geen onderwijs genoten? Dat hebben ze wel, maar kennelijk is het niet tot ze doorgedrongen.
Je ziet dezelfde verschijnselen in de Verenigde Staten (het grootste Derde Wereldland): daar zijn nu twee Republikeinse kandidaten, Romney en Santorum, bezig elkaar met totaal niet ter zake doende argumenten om de oren te slaan. Als de een iets zegt: ik ben tegen abortus, dan zegt de ander: maar ik ben altijd tegen abortus geweest! Enzovoorts. (Terwijl een normaal mens natuurlijk zou zeggen: ik ben vóór abortus.) Als Santorum zegt: ik ben tegen homoseksualieit (behalve binnen het huwelijk), dan zegt Romney meteen: uiteraard ben ik het met mijn tegenstrever eens. En als Romney zegt dat het wapenbezit niet gereguleerd zou moeten worden, is Santorum het daar helemaal mee eens. Het is maar goed dat Obama voor een tweede termijn gaat, want dan hebben we tenminste vier jaar lang geen idioot in het Witte Huis.
Dat geloof in Tibet, kromme lepeltjes of het creationisme, dat komt door het christendom. Ik dacht dat we daar al vanaf 1966 afscheid van hadden genomen, maar dat blijkt niet zo te zijn.
Het kan nog steeds, mensen. Wie gelooft in Jezus de Verlosser, stelt zich rechts op. Wie niet gelooft dat die Jezus, een onhumoristische figuur (dat ook nog) iets heeft uit te staan met het leven op dinsdag 20 maart 2012, stelle zich links van mij op. Ik drink graag met de laatsten.
Ik vond een paar minuten later nog wat (inderdaad mooie) kunstwerken van Carol Prusa, waarna onze discussie nog even voortging onder die kunstwerken, en bleek dat mijn vriend een genegenheid had voor mevrouw Blavatsky.
Ik had het natuurlijk kunnen weten, want iemand die zulke middeleeuwse dingen als astrologie ernstig neemt, en die dan zegt dat hij vooral geïnteresseerd is in ‘spirituele of esoterische astrologie’ (woorden waar je niet mee hoeft aan te komen, waar ik woon), die moet ook wel genegenheid hebben voor mevrouw Blavatsky of soortgelijke types. Rudolf Steiner, Annie Besant, Krishnamurti, Jung, chiropractie, manuele therapie, Uri Geller, Gerard Croiset en Lou de Palingboer. E=mc2 is al gauw een magische formule voor zulk soort mensen en de wereld vergaat op 21 december van dit jaar.
Hoe kan het, dat mensen nog steeds in zulke onzin geloven? Hebben ze geen onderwijs genoten? Dat hebben ze wel, maar kennelijk is het niet tot ze doorgedrongen.
Je ziet dezelfde verschijnselen in de Verenigde Staten (het grootste Derde Wereldland): daar zijn nu twee Republikeinse kandidaten, Romney en Santorum, bezig elkaar met totaal niet ter zake doende argumenten om de oren te slaan. Als de een iets zegt: ik ben tegen abortus, dan zegt de ander: maar ik ben altijd tegen abortus geweest! Enzovoorts. (Terwijl een normaal mens natuurlijk zou zeggen: ik ben vóór abortus.) Als Santorum zegt: ik ben tegen homoseksualieit (behalve binnen het huwelijk), dan zegt Romney meteen: uiteraard ben ik het met mijn tegenstrever eens. En als Romney zegt dat het wapenbezit niet gereguleerd zou moeten worden, is Santorum het daar helemaal mee eens. Het is maar goed dat Obama voor een tweede termijn gaat, want dan hebben we tenminste vier jaar lang geen idioot in het Witte Huis.
Dat geloof in Tibet, kromme lepeltjes of het creationisme, dat komt door het christendom. Ik dacht dat we daar al vanaf 1966 afscheid van hadden genomen, maar dat blijkt niet zo te zijn.
Het kan nog steeds, mensen. Wie gelooft in Jezus de Verlosser, stelt zich rechts op. Wie niet gelooft dat die Jezus, een onhumoristische figuur (dat ook nog) iets heeft uit te staan met het leven op dinsdag 20 maart 2012, stelle zich links van mij op. Ik drink graag met de laatsten.
maandag 19 maart 2012
343. Er is geen moeten
Als er één ding is dat me aan de heerlijke jaren zestig doet terugdenken, dan is het wel de gedachte dat we elkaar moeten vrij laten. Inderdaad: de mentaliteit van de hippies, de Merry Pranksters, de Provo’s. Daar ging het om in het toenmalige Londen, New York, Los Angeles, Amsterdam. Zo kleedde je je (liefst een beetje shabby), daarom liet je je haren groeien, die middelen (cocaïne, LSD, hasj, heroïne) gebruikte je en daarom demonstreerde je tegen de oorlog in Vietnam.
Ik was er net te jong voor (ik ben van 1953) en heb dus de vroege lust tot vrijheid niet meegemaakt. Ik heb ook nooit die middelen gebruikt (alleen hasj eens een keer) of een Afghaanse jas aangetrokken, die je toen heel goedkoop in een dumpzaak kon kopen. Ik heb ook nooit tegen Vietnam gedemonstreerd, want ik dacht, met de radicalen van toen, dat het beter was om eens een wijk in Chicago of Washington in de brand te steken. Dat deden ze dan ook, en dat heeft uiteindelijk geholpen.
Die lust tot vrijheid heeft wel enkele nare gevolgen gehad (denk maar aan de Mammoetwet of aan het universitair onderwijs of aan sommige afdelingen van de NVSH – de Nederlandse Vereniging tot Seksuele Hervorming –, want dat moest natuurlijk ook allemaal vrij worden; het ging zelfs zo ver dat er vrijuit over pedofilie werd gesproken op de tv, en dat bij die besprekingen niet één ‘vrouw uit het volk’ opstond om te zeggen dat ‘die pedofielen dood moeten’), maar in het algemeen kan men zeggen dat de jaren zestig een goddelijke tijd zijn geweest.
Freedom forever, ronkte men, maar begin jaren tachtig bleek het er toch anders uit te zien. De war on drugs begon in Amerika, die ervoor heeft gezorgd dat er honderden miljarden zijn weggegooid en nu 1 op de 3 zwarten in de gevangenis heeft gezeten of nog zit. En dit is zomaar een voorbeeldje van hoe het gruwelijk mis kan gaan. Want laten we wel wezen, die drugs moet je gewoon vrij geven. Daar moet je je niet druk om maken, maar helaas doen de heren regenten het wel, ook in Nederland. Alleen al daarom zou ik een revival of the sixties graag verwelkomen.
In die jaren begon ook het grote geldverdienen op Wall Street, in Londen, in Frankfurt en overal waar maar de B van bank of beurs was verschenen. Als ik het voor het zeggen had, kwam er een Burgerleenbank, met aan het hoofd een doodgewone vrouw of man, die ongeveer 10% zou verdienen van het normale geld dat er tegenwoordig in omgaat. Net zoals het was in de jaren zestig, toen we nog gelukkig waren en net gas hadden, welk geld we natuurlijk ook beter hadden moeten besteden (ongeveer zoals Noorwegen het doet) en niet hadden moeten stoppen in de waanzinprojecten waarin het nu is gestopt.
We hebben die vrijheid nog wel enigszins, op het internet, maar ook die vrijheid zal worden beknot. Let maar op.
Ik was er net te jong voor (ik ben van 1953) en heb dus de vroege lust tot vrijheid niet meegemaakt. Ik heb ook nooit die middelen gebruikt (alleen hasj eens een keer) of een Afghaanse jas aangetrokken, die je toen heel goedkoop in een dumpzaak kon kopen. Ik heb ook nooit tegen Vietnam gedemonstreerd, want ik dacht, met de radicalen van toen, dat het beter was om eens een wijk in Chicago of Washington in de brand te steken. Dat deden ze dan ook, en dat heeft uiteindelijk geholpen.
Die lust tot vrijheid heeft wel enkele nare gevolgen gehad (denk maar aan de Mammoetwet of aan het universitair onderwijs of aan sommige afdelingen van de NVSH – de Nederlandse Vereniging tot Seksuele Hervorming –, want dat moest natuurlijk ook allemaal vrij worden; het ging zelfs zo ver dat er vrijuit over pedofilie werd gesproken op de tv, en dat bij die besprekingen niet één ‘vrouw uit het volk’ opstond om te zeggen dat ‘die pedofielen dood moeten’), maar in het algemeen kan men zeggen dat de jaren zestig een goddelijke tijd zijn geweest.
Freedom forever, ronkte men, maar begin jaren tachtig bleek het er toch anders uit te zien. De war on drugs begon in Amerika, die ervoor heeft gezorgd dat er honderden miljarden zijn weggegooid en nu 1 op de 3 zwarten in de gevangenis heeft gezeten of nog zit. En dit is zomaar een voorbeeldje van hoe het gruwelijk mis kan gaan. Want laten we wel wezen, die drugs moet je gewoon vrij geven. Daar moet je je niet druk om maken, maar helaas doen de heren regenten het wel, ook in Nederland. Alleen al daarom zou ik een revival of the sixties graag verwelkomen.
In die jaren begon ook het grote geldverdienen op Wall Street, in Londen, in Frankfurt en overal waar maar de B van bank of beurs was verschenen. Als ik het voor het zeggen had, kwam er een Burgerleenbank, met aan het hoofd een doodgewone vrouw of man, die ongeveer 10% zou verdienen van het normale geld dat er tegenwoordig in omgaat. Net zoals het was in de jaren zestig, toen we nog gelukkig waren en net gas hadden, welk geld we natuurlijk ook beter hadden moeten besteden (ongeveer zoals Noorwegen het doet) en niet hadden moeten stoppen in de waanzinprojecten waarin het nu is gestopt.
We hebben die vrijheid nog wel enigszins, op het internet, maar ook die vrijheid zal worden beknot. Let maar op.
vrijdag 16 maart 2012
342. Je moet schrappen
Collega Dause Kippfest had in Nurks een stuk waarin hij het had over de verschillen tussen ‘echte’ schrijvers en blogschrijvers. Die laatsten vormen een nieuwe groep dieren, de eersten zijn de mammoeten dezer wereld. Ik was het daar grotendeels mee eens, zoals ik het ook eens ben met Theodor Holman, die zegt dat de avant-garde niet in de kunst of in de journalistiek zit, maar op het internet, in de blogs. Met de rest van wat hij zegt, kan ik het niet eens zijn: daar ben ik niet rechts genoeg voor, pardon, niet avantgardistisch genoeg.
Hier komen de drie belangrijkste tips voor blogschrijvers:
1. Je moet schrappen.
2. Je moet schrappen.
3. Je moet schrappen.
En je moet natuurlijk verzorgd Nederlands schrijven, maar dat spreekt vanzelf. In 1980 kocht ik voor het eerst een boek van de Amerikaan T.C. Boyle: Descent of Man. Waarom kocht ik dat boek? Omdat de allereerste zin in dat boek (een verhalenbundel) luidde: ‘I was living with a woman who suddenly began to stink.’ Wie zo’n zin schrijft, kan schrijven. Hij had ook in plaats van stink iets met smell kunnen doen, maar dan had ik dat boek niet gekocht, en was ik in de volgende jaren ook al zijn verdere verhalen en romans misgelopen.
Je moet schrappen, zeg ik nu al voor de vijfde keer (het vorige stukje meerekenend: voor de zesde keer). Herhalingen bijvoorbeeld: doorstrepen en in de prullenmand doen. Alleen als iets nuttig of noodzakelijk is, kun je het laten staan. Ik spreek als een docent op de Opleiding Creatief Schrijven (weest u maar blij dat ik niet zo’n docent ben en dat u niet op die opleiding hoeft), en dat is ook niet zo vreemd. Voor een blogschrijver gelden dezelfde wetten als voor een ‘echte’ schrijver. Het belangrijkste verschil tussen die twee schrijvers is dat blogschrijvers niet worden betaald of gesubsidieerd. Dat is aan de ene kant jammer (zeg zelf), maar het is toch een groot goed dat je je bek mag opentrekken en mag zeggen wat je wilt. Er is geen financiële druk. Er is geen deadline. Er is geen moeten.
Dat weet de lezer ook. Als de lezer een stuk leest van Vrouwke van Stavast, dan weet hij dat Vrouwke dat stuk voor haar plezier geschreven heeft, zonder enige bijbedoeling, en dat ze hoopt dat ze u er ook een plezier mee doet.
Tot slot nog een laatste tip. Leest u uw stukjes nog eens door voordat u ze publiceert. Grote kans dat u er nog wat spel- en andere taalfouten uit haalt. Want daar barst het helaas van, op het internet. Ik zag zelfs een keer een stukje – misschien voorvoelde de schrijver dat er nog eens een stukje zou komen dat Je moet schrappen zou heten – dat zo ei.
Hier komen de drie belangrijkste tips voor blogschrijvers:
1. Je moet schrappen.
2. Je moet schrappen.
3. Je moet schrappen.
En je moet natuurlijk verzorgd Nederlands schrijven, maar dat spreekt vanzelf. In 1980 kocht ik voor het eerst een boek van de Amerikaan T.C. Boyle: Descent of Man. Waarom kocht ik dat boek? Omdat de allereerste zin in dat boek (een verhalenbundel) luidde: ‘I was living with a woman who suddenly began to stink.’ Wie zo’n zin schrijft, kan schrijven. Hij had ook in plaats van stink iets met smell kunnen doen, maar dan had ik dat boek niet gekocht, en was ik in de volgende jaren ook al zijn verdere verhalen en romans misgelopen.
Je moet schrappen, zeg ik nu al voor de vijfde keer (het vorige stukje meerekenend: voor de zesde keer). Herhalingen bijvoorbeeld: doorstrepen en in de prullenmand doen. Alleen als iets nuttig of noodzakelijk is, kun je het laten staan. Ik spreek als een docent op de Opleiding Creatief Schrijven (weest u maar blij dat ik niet zo’n docent ben en dat u niet op die opleiding hoeft), en dat is ook niet zo vreemd. Voor een blogschrijver gelden dezelfde wetten als voor een ‘echte’ schrijver. Het belangrijkste verschil tussen die twee schrijvers is dat blogschrijvers niet worden betaald of gesubsidieerd. Dat is aan de ene kant jammer (zeg zelf), maar het is toch een groot goed dat je je bek mag opentrekken en mag zeggen wat je wilt. Er is geen financiële druk. Er is geen deadline. Er is geen moeten.
Dat weet de lezer ook. Als de lezer een stuk leest van Vrouwke van Stavast, dan weet hij dat Vrouwke dat stuk voor haar plezier geschreven heeft, zonder enige bijbedoeling, en dat ze hoopt dat ze u er ook een plezier mee doet.
Tot slot nog een laatste tip. Leest u uw stukjes nog eens door voordat u ze publiceert. Grote kans dat u er nog wat spel- en andere taalfouten uit haalt. Want daar barst het helaas van, op het internet. Ik zag zelfs een keer een stukje – misschien voorvoelde de schrijver dat er nog eens een stukje zou komen dat Je moet schrappen zou heten – dat zo ei.
woensdag 14 maart 2012
341. Het begin van de onverkwikkelijkheden
(Uit het juryrapport van Ter voorbereiding op een ander Nederland, voorgelezen door de voorzitter van de jury tijdens het Blogbal.)
‘... van Milly van Meningen nog net niet tot geraaskal is verworden. Hoe anders is het met de winnares van de Bokaal met Ingelegde Blogparel, Vrouwke van Stavast! Kom naar voren, Vrouwke. Links van mij, ja, iets meer naar links. Nog iets. Juist!
Want Vrouwke van Stavast, of mag ik je echte naam noemen, ja dat mag ik: Mieke Terweide. En een applaus, ja! Mieke durft te irriteren! Zoals elke grote schrijver wel eens irriteert. Wie herinnert zich niet de klap die die dichter eens gaf aan een prozaïst. Of aan een andere dichter, dat weet ik niet meer.
In haar stuk schetst ze een toekomstbeeld, zó zwart dat we wel moeten denken: zo erg zal het toch niet worden. Fritsma of, hoe heet ie, Sissinga als ministers! Hoe kom je daarbij, Mieke. Waar is mijn glas? Ik had net nog een glas.
Maar... goed gevonden! En met Parijse schwung geschreven! Want Mieke woont nu in Parijs, clairement, en als ze niet uitkijkt moet ze haar Nederlandse paspoort dus inleveren, want volgens de letter van de wet is ze Française. Want die Sarkozy is net zo erg als de Nederlandse bewindspersonen nu zijn, ik zeg: proost!
Verder begrijpt Mieke een paar dingen heel goed. Wie schrijft, nog een glaasje alstublieft, wie schrijft, moet dat goed doen. Dat is: je moet schrappen, onbarmhartig, keihard. Zo heeft Mieke vergeten, met aanhalingstekens, de ruimtevaart te noemen, die waarschijnlijk helemaal uit Nederland zal verdwijnen. Dat wordt een linkse hobby, ja, laat u de fles hier maar staan, dan vul ik zelf wel bij. Dank u! Een linkse hobby waar we teveel geld aan kwijt zijn, en we zijn ook nooit op de maan geweest, want dat was allemaal nagemaakt op IJsland, zegt Wilders dan. Proost!
Godverdomme, wat hebben we toch een fijn blogbal! Jij hebt toch wel een wijntje, Mieke? Heren juryleden, zorg eventjes voor een glaasje rood, want dat heeft geen smaak... dat geeft geen pas, natuurlijk. Komen we bij de voorspellingen. Daarmee irriteert ze natuurlijk de rechtse medemens, proost!, maar ze irriteert ook de onmachtige linkse medemens. Ik gooi nu mijn glas om, helaas. Wat zeg je, Mieke? Laat het inderdaad geen voorbode zijn! Jahahaha!! Proost, mensen! That’s the way God planned it, that’s the way pompompom. Wat een geluk trouwens dat je in de Nederlandse café’s nog wel wier en bijn mag drinken!
Wat een geweldige vrouw heb ik hier naast me staan... Waar sta je, Mieke? Aan de linkerkant, hoor ik nu iedereen zeggen. Ja, maar als ik nu eens een oud cabaretgrapje mag maken, proost! Voor ú is dat de linkerkant! Pardon, voor u is dat de rechterkant.
Mzuh... dan zijn we nu toe aan de dansfilm, nee. Ik neem nog even een slokje wijn, zo ja, ik zet de fles hier neer, want dan kan hij niet omlazerstralen. Daar staat hij niet goed, ik neem nog een glaasje! Proost, dames en heren, gezegend zij uw wedergeboorte! Dan gaan wij nu over tot de overhandiging van de hoofdprijs. Mieke! Proost! Wat heerlijk, en wat ongedwongen gaat het hier in je Nederland toe en ook het zoengenot zal groot zijn. Ik kom naar je toe, Mieke, en ik zal niet struikelen over die snoeren...’ PLÒK!
‘... van Milly van Meningen nog net niet tot geraaskal is verworden. Hoe anders is het met de winnares van de Bokaal met Ingelegde Blogparel, Vrouwke van Stavast! Kom naar voren, Vrouwke. Links van mij, ja, iets meer naar links. Nog iets. Juist!
Want Vrouwke van Stavast, of mag ik je echte naam noemen, ja dat mag ik: Mieke Terweide. En een applaus, ja! Mieke durft te irriteren! Zoals elke grote schrijver wel eens irriteert. Wie herinnert zich niet de klap die die dichter eens gaf aan een prozaïst. Of aan een andere dichter, dat weet ik niet meer.
In haar stuk schetst ze een toekomstbeeld, zó zwart dat we wel moeten denken: zo erg zal het toch niet worden. Fritsma of, hoe heet ie, Sissinga als ministers! Hoe kom je daarbij, Mieke. Waar is mijn glas? Ik had net nog een glas.
Maar... goed gevonden! En met Parijse schwung geschreven! Want Mieke woont nu in Parijs, clairement, en als ze niet uitkijkt moet ze haar Nederlandse paspoort dus inleveren, want volgens de letter van de wet is ze Française. Want die Sarkozy is net zo erg als de Nederlandse bewindspersonen nu zijn, ik zeg: proost!
Verder begrijpt Mieke een paar dingen heel goed. Wie schrijft, nog een glaasje alstublieft, wie schrijft, moet dat goed doen. Dat is: je moet schrappen, onbarmhartig, keihard. Zo heeft Mieke vergeten, met aanhalingstekens, de ruimtevaart te noemen, die waarschijnlijk helemaal uit Nederland zal verdwijnen. Dat wordt een linkse hobby, ja, laat u de fles hier maar staan, dan vul ik zelf wel bij. Dank u! Een linkse hobby waar we teveel geld aan kwijt zijn, en we zijn ook nooit op de maan geweest, want dat was allemaal nagemaakt op IJsland, zegt Wilders dan. Proost!
Godverdomme, wat hebben we toch een fijn blogbal! Jij hebt toch wel een wijntje, Mieke? Heren juryleden, zorg eventjes voor een glaasje rood, want dat heeft geen smaak... dat geeft geen pas, natuurlijk. Komen we bij de voorspellingen. Daarmee irriteert ze natuurlijk de rechtse medemens, proost!, maar ze irriteert ook de onmachtige linkse medemens. Ik gooi nu mijn glas om, helaas. Wat zeg je, Mieke? Laat het inderdaad geen voorbode zijn! Jahahaha!! Proost, mensen! That’s the way God planned it, that’s the way pompompom. Wat een geluk trouwens dat je in de Nederlandse café’s nog wel wier en bijn mag drinken!
Wat een geweldige vrouw heb ik hier naast me staan... Waar sta je, Mieke? Aan de linkerkant, hoor ik nu iedereen zeggen. Ja, maar als ik nu eens een oud cabaretgrapje mag maken, proost! Voor ú is dat de linkerkant! Pardon, voor u is dat de rechterkant.
Mzuh... dan zijn we nu toe aan de dansfilm, nee. Ik neem nog even een slokje wijn, zo ja, ik zet de fles hier neer, want dan kan hij niet omlazerstralen. Daar staat hij niet goed, ik neem nog een glaasje! Proost, dames en heren, gezegend zij uw wedergeboorte! Dan gaan wij nu over tot de overhandiging van de hoofdprijs. Mieke! Proost! Wat heerlijk, en wat ongedwongen gaat het hier in je Nederland toe en ook het zoengenot zal groot zijn. Ik kom naar je toe, Mieke, en ik zal niet struikelen over die snoeren...’ PLÒK!
Labels:
Blogbal,
blogparel,
jury,
Vrouwke van Stavast
340. Wij betreuren alle schade die is aangericht
Tijdens het Blogbal van gisteravond hebben zich in De Balie te Amsterdam enkele schermutselingen voorgedaan, die volgens de organisatie ‘niet voorzien’ waren. De onenigheden begonnen al vroeg in de avond, toen Krijn Terbrink uit Emmen, die op zijn blog Ons voedsel voor ‘leraar borstvoeding’ doorgaat, zich te buiten ging door op onzachte wijze de borsten der aanwezige dames te bevoelen. Een half uur lang leverde dit geen ongemak op, totdat hij aangekomen was bij Marga van der Klei, de Breiblogster van het blog Mijn patroon! U begrijpt wel dat dat uitroepteken hoort bij de naam van het blog, al zou het in dit geval ook geplaatst kunnen zijn om de opwinding weer te geven, die toen ontstond.
De stevig gebouwde Marga van der Klei vond het niet nodig om ons later uitleg te verschaffen, maar omstanders beweren dat zij de heer Terbrink ‘onmiddellijk tegen de grond sloeg’ en ‘verschrikkelijk uitschold’. Dit was het begin van de onverkwikkelijkheden op deze avond. Er ontstonden kampen, die elkaar naar het leven stonden door stoelen, krukken, wijnglazen enzovoorts naar elkaar te gooien. Gewonden zoals de arme heer Klavermans uit Heiloo (van het blog Grassprieten) konden pas nadat het Blogbal was afgelopen, worden ontzet door de Medische Dienst Amsterdam, die gelukkig paraat was. De heer Terbrink, bij wie alles was begonnen, kon door de politie aan het begin van de nacht worden gelocaliseerd op de Oudezijdsvoorburgwal.
Ondertussen verspreidden de vechtenden zich ook buiten het gebouw. Wat als een feest was begonnen, veranderde in een treurige rel. Het verkeer werd ontregeld, tramhaltes vernield, etalages geplunderd. Namens de organisatie verklaarde Oud Zeikwijf: ‘Zo erg als dit heb ik het nooit eerder meegemaakt. In Frankrijk niet, in Japan niet. Het was alsof de mensen gek waren geworden. Maar, plaisanterie à part, we kennen al die bloggers en we weten dus wie er verantwoordelijk zijn voor de gewelddadigheden. Ik zou me voorlopig dus maar niet meer in onze hoofdstad laten zien, heren!’
De heer Eberhard van der Laan, burgemeester van Amsterdam, arriveerde na overleg met de driehoek, ook op de plaats des onheils. Het was ‘aangrijpend’, zoals hij zei. Op zijn gezicht stonden de schokkende gebeurtenissen ook beschreven. ‘We moeten direct in overleg gaan met alle betrokkenen, om deze vreselijkheden voor eens en voor altijd uit te bannen. Wat hadden we als gemeente nog meer kunnen doen, vanavond? Nóg meer politie? Dat werkt contraproductioneel, over het algemeen.’
De heer Van Gunningen, die spreekt namens De Balie – dat er nu bijstaat als een ‘bomkrater na de Tweede Wereldoorlog’, volgens een onbekende blogger uit Didam – zei tenslotte nog dat er overwogen werd om schadeclaims in te dienen. Morgen komt daarover uitsluitsel.
De stevig gebouwde Marga van der Klei vond het niet nodig om ons later uitleg te verschaffen, maar omstanders beweren dat zij de heer Terbrink ‘onmiddellijk tegen de grond sloeg’ en ‘verschrikkelijk uitschold’. Dit was het begin van de onverkwikkelijkheden op deze avond. Er ontstonden kampen, die elkaar naar het leven stonden door stoelen, krukken, wijnglazen enzovoorts naar elkaar te gooien. Gewonden zoals de arme heer Klavermans uit Heiloo (van het blog Grassprieten) konden pas nadat het Blogbal was afgelopen, worden ontzet door de Medische Dienst Amsterdam, die gelukkig paraat was. De heer Terbrink, bij wie alles was begonnen, kon door de politie aan het begin van de nacht worden gelocaliseerd op de Oudezijdsvoorburgwal.
Ondertussen verspreidden de vechtenden zich ook buiten het gebouw. Wat als een feest was begonnen, veranderde in een treurige rel. Het verkeer werd ontregeld, tramhaltes vernield, etalages geplunderd. Namens de organisatie verklaarde Oud Zeikwijf: ‘Zo erg als dit heb ik het nooit eerder meegemaakt. In Frankrijk niet, in Japan niet. Het was alsof de mensen gek waren geworden. Maar, plaisanterie à part, we kennen al die bloggers en we weten dus wie er verantwoordelijk zijn voor de gewelddadigheden. Ik zou me voorlopig dus maar niet meer in onze hoofdstad laten zien, heren!’
De heer Eberhard van der Laan, burgemeester van Amsterdam, arriveerde na overleg met de driehoek, ook op de plaats des onheils. Het was ‘aangrijpend’, zoals hij zei. Op zijn gezicht stonden de schokkende gebeurtenissen ook beschreven. ‘We moeten direct in overleg gaan met alle betrokkenen, om deze vreselijkheden voor eens en voor altijd uit te bannen. Wat hadden we als gemeente nog meer kunnen doen, vanavond? Nóg meer politie? Dat werkt contraproductioneel, over het algemeen.’
De heer Van Gunningen, die spreekt namens De Balie – dat er nu bijstaat als een ‘bomkrater na de Tweede Wereldoorlog’, volgens een onbekende blogger uit Didam – zei tenslotte nog dat er overwogen werd om schadeclaims in te dienen. Morgen komt daarover uitsluitsel.
maandag 12 maart 2012
339. Hoe hebben ze het gedaan?
Het is ze dan toch gelukt. Het Eerste Achttal van Schaakvereniging St. Clara uit Dirkswoud, dat speelt in de allerlaagste klasse van Noord-Holland, een klasse waaruit men niet meer kan degraderen, heeft vorige week de eerste zege behaald uit haar geschiedenis. Het was nipt (5-3), maar nipte zeges zijn ook zeges.
Gespeeld werd tegen Schaakvereniging Warmenhuizen, dat een sterk team op de been had gebracht. Het team werd enthousiast onthaald in Dirkswoud, terwijl de Dirkswoudse schakers nog bezig waren gelden te verzamelen. Schaken is een goedkope sport, zegt men wel eens, maar wanneer men in een fase zit van voortdurende verliezen, dan blijken de kosten toch nog behoorlijk te kunnen oplopen. Daarbij bleken de Warmenhuizers ook nog eens niet te vermurwen: ze wilden absoluut niet vóór de match met de Dirkswoudenaren ‘aanzitten’ in enige horecagelegenheid. Niet dat dit het gewenste effect zou hebben gehad: bij eerdere gelegenheden hadden andere teams daar wél in toegestemd, en het had geen winst opgeleverd voor de Dirkswoudenaren.
De Warmenhuizers wilden ‘lange halen maken en gauw thuis zijn’. Men ging dus meteen aan de borden zitten, en na een half uur al was de stand 0-3. Toen de situatie weer zo slecht dreigde te verlopen (afgaande op de spelverlopen op de andere vijf borden zou een eindstand van 0-8 zeer normaal zijn), stond Eerste Bordspeler Henk Leenstra op, om te overleggen met de Eerste Bordspeler van Warmenhuizen. Wát hij precies in het oor van zijn tegenstander fluisterde, kunnen wij niet weten (al is wel duidelijk geworden dat zijn tuiniersbedrijf enorme partijen groenblijvende klimplanten in Warmenhuizen heeft aangelegd), maar wél kunnen wij zeggen dat vanaf dat moment de vijf resterende partijen op een hopeloze wijze werden verloren door de Warmenhuizers. Men liet zijn dame ‘in’ staan, zag het eenvoudigste matpatroon plotseling niet meer, enzovoorts. De speler van het Achtste Bord moest opeens zo lang nadenken over het terugnemen van een toren, dat hij in tijdnood kwam en dus verloor.
Wij geloven niet dat de KNSB nog zijn invloed zal willen doen gelden. Deze uitslag staat vast. Voorzitter Kees van Lienen verwoordde het in De Dirkswoudenaer als volgt: ‘Men zal nog lang de maand maart van het jaar 2012 aanhalen in schakerskringen. De winst van ons Eerste Achttal, dat voorlopig nog op de laatste plaats staat, kan het begin zijn van een ware opstanding! Sint Clara Dirkswoud zal een náám worden in de schaakwereld. Wij danken de mannen van aanvoerder Leenstra voor hun niet aflatende inzet en hun onverzettelijkheid, die uiteindelijk dit succes hebben opgeleverd. Wij keuren echter de nachtelijke braspartijen die op dit succes zijn gevolgd niet goed. Het oude postkantoor, dat weliswaar leegstond, had niet overmeesterd behoren te worden en wij betreuren alle schade die is aangericht aan het voorportaal. De oplossing van de schaakpuzzle van vorige week luidt: 1. Db4!’
Gespeeld werd tegen Schaakvereniging Warmenhuizen, dat een sterk team op de been had gebracht. Het team werd enthousiast onthaald in Dirkswoud, terwijl de Dirkswoudse schakers nog bezig waren gelden te verzamelen. Schaken is een goedkope sport, zegt men wel eens, maar wanneer men in een fase zit van voortdurende verliezen, dan blijken de kosten toch nog behoorlijk te kunnen oplopen. Daarbij bleken de Warmenhuizers ook nog eens niet te vermurwen: ze wilden absoluut niet vóór de match met de Dirkswoudenaren ‘aanzitten’ in enige horecagelegenheid. Niet dat dit het gewenste effect zou hebben gehad: bij eerdere gelegenheden hadden andere teams daar wél in toegestemd, en het had geen winst opgeleverd voor de Dirkswoudenaren.
De Warmenhuizers wilden ‘lange halen maken en gauw thuis zijn’. Men ging dus meteen aan de borden zitten, en na een half uur al was de stand 0-3. Toen de situatie weer zo slecht dreigde te verlopen (afgaande op de spelverlopen op de andere vijf borden zou een eindstand van 0-8 zeer normaal zijn), stond Eerste Bordspeler Henk Leenstra op, om te overleggen met de Eerste Bordspeler van Warmenhuizen. Wát hij precies in het oor van zijn tegenstander fluisterde, kunnen wij niet weten (al is wel duidelijk geworden dat zijn tuiniersbedrijf enorme partijen groenblijvende klimplanten in Warmenhuizen heeft aangelegd), maar wél kunnen wij zeggen dat vanaf dat moment de vijf resterende partijen op een hopeloze wijze werden verloren door de Warmenhuizers. Men liet zijn dame ‘in’ staan, zag het eenvoudigste matpatroon plotseling niet meer, enzovoorts. De speler van het Achtste Bord moest opeens zo lang nadenken over het terugnemen van een toren, dat hij in tijdnood kwam en dus verloor.
Wij geloven niet dat de KNSB nog zijn invloed zal willen doen gelden. Deze uitslag staat vast. Voorzitter Kees van Lienen verwoordde het in De Dirkswoudenaer als volgt: ‘Men zal nog lang de maand maart van het jaar 2012 aanhalen in schakerskringen. De winst van ons Eerste Achttal, dat voorlopig nog op de laatste plaats staat, kan het begin zijn van een ware opstanding! Sint Clara Dirkswoud zal een náám worden in de schaakwereld. Wij danken de mannen van aanvoerder Leenstra voor hun niet aflatende inzet en hun onverzettelijkheid, die uiteindelijk dit succes hebben opgeleverd. Wij keuren echter de nachtelijke braspartijen die op dit succes zijn gevolgd niet goed. Het oude postkantoor, dat weliswaar leegstond, had niet overmeesterd behoren te worden en wij betreuren alle schade die is aangericht aan het voorportaal. De oplossing van de schaakpuzzle van vorige week luidt: 1. Db4!’
zaterdag 10 maart 2012
338. Ik ken de cijfers uit die jaren niet
Ik heb twintig of dertig jaar geleden eens een artikeltje in de Volkskrant gelezen, dat zei dat de gemiddelde man twee of zes keer (de getallen weet ik niet meer) per minuut aan seks dacht. Het was zo’n absurd hoog getal dat ik onmiddellijk wist: dit is niet waar. Voor de zekerheid (want het kan zijn dat ik zeer afwijk van het gemiddelde) vroeg ik aan mijn mannelijke collega’s of het getal ongeveer klopte. Niemand zei: ja, het klopt. Iedereen was het met me eens dat het onderzoek waaruit die getallen naar voren waren gekomen niet deugde.
Ik weet ook niet meer van welke universiteit dat onderzoek kwam, of het een buitenlands of binnenlands onderzoek was, en of het een psychologisch of sociologisch onderzoek was. Ik elk geval was ik blij geen socioloog of psycholoog te zijn, want dan zou je je nog moeten verantwoorden voor zulke onzin.
Ik vraag me bij zulke onderzoeken altijd af: hoe hebben ze het gedaan? Zijn ze de straat op gegaan en hebben ze bijvoorbeeld 2000 mannen uitgenodigd om mee te komen naar hun faculteit? Hebben ze ze daar gevraagd hoeveel keer ze per minuut aan seks dachten? Wie hebben ze vervolgens gevraagd om hun turfwerk te controleren? En wat betekent ‘denken aan seks’ eigenlijk? Is dat alleen denken aan neuken, of is het ook bijvoorbeeld ‘ze heeft een aardig jurkje aan’? Want zelfs als je dat soort overwegingen meeneemt, denk ik per dag niet meer dan tien keer aan seks.
Wat moeten we met zulk soort berichten in de krant? De krant is toch nog steeds een keurige meneer die ons met nuchtere feiten om de oren slaat, en niet met twijfelachtige statistiekjes? Als je het in de Telegraaf had gelezen, had je gedacht: daar gaan we weer. Maar de Telegraaf is geen krant maar een ordinaire roddeltante.
Ik weet nog dat ik in 1965 eens per bus naar school ging, ik pakte meestal de fiets want het was maar een afstand van acht kilometer. Die bus was van de NACO (de Nederlandsche Auto Car Onderneming, 1924-1972, een echt Noordhollands bedrijf, dat kon toen nog) en in een van de ruiten van die bus zaten een gat en wat barsten. Er was een steen of iets dergelijks gegooid, nam ik aan. Niets bijzonders, kortom, want we wisten toen nog niets van hangjongeren of van het om zich heen grijpende internationale terrorisme. Sterker: we wisten toen nog nauwelijks wat een tsunami was.
Lees hier hoe precies hetzelfde feit in de krant van vandaag terechtkomt. Het is gelukkig niet op de tv gekomen, al weet ik niet hoe Hart van Nederland ermee is omgegaan. Misschien gaan ze er in Opsporing verzocht nog een aitempje van maken.
Ik weet ook niet meer van welke universiteit dat onderzoek kwam, of het een buitenlands of binnenlands onderzoek was, en of het een psychologisch of sociologisch onderzoek was. Ik elk geval was ik blij geen socioloog of psycholoog te zijn, want dan zou je je nog moeten verantwoorden voor zulke onzin.
Ik vraag me bij zulke onderzoeken altijd af: hoe hebben ze het gedaan? Zijn ze de straat op gegaan en hebben ze bijvoorbeeld 2000 mannen uitgenodigd om mee te komen naar hun faculteit? Hebben ze ze daar gevraagd hoeveel keer ze per minuut aan seks dachten? Wie hebben ze vervolgens gevraagd om hun turfwerk te controleren? En wat betekent ‘denken aan seks’ eigenlijk? Is dat alleen denken aan neuken, of is het ook bijvoorbeeld ‘ze heeft een aardig jurkje aan’? Want zelfs als je dat soort overwegingen meeneemt, denk ik per dag niet meer dan tien keer aan seks.
Wat moeten we met zulk soort berichten in de krant? De krant is toch nog steeds een keurige meneer die ons met nuchtere feiten om de oren slaat, en niet met twijfelachtige statistiekjes? Als je het in de Telegraaf had gelezen, had je gedacht: daar gaan we weer. Maar de Telegraaf is geen krant maar een ordinaire roddeltante.
Ik weet nog dat ik in 1965 eens per bus naar school ging, ik pakte meestal de fiets want het was maar een afstand van acht kilometer. Die bus was van de NACO (de Nederlandsche Auto Car Onderneming, 1924-1972, een echt Noordhollands bedrijf, dat kon toen nog) en in een van de ruiten van die bus zaten een gat en wat barsten. Er was een steen of iets dergelijks gegooid, nam ik aan. Niets bijzonders, kortom, want we wisten toen nog niets van hangjongeren of van het om zich heen grijpende internationale terrorisme. Sterker: we wisten toen nog nauwelijks wat een tsunami was.
Lees hier hoe precies hetzelfde feit in de krant van vandaag terechtkomt. Het is gelukkig niet op de tv gekomen, al weet ik niet hoe Hart van Nederland ermee is omgegaan. Misschien gaan ze er in Opsporing verzocht nog een aitempje van maken.
Labels:
NACO,
psychologie,
sociologie,
Telegraaf,
Volkskrant
donderdag 8 maart 2012
337. Ik heb haar er nooit naar gevraagd
Wie wel eens in Dirkswoud komt, weet van de volstrekte naïveteit en de ongekunstelde eenvoud van de meeste Dirkswoudenaren, waar je zelf op den duur ook mee besmet raakt. Zo is er op de tweede donderdag van de maand maart elk jaar een feest dat Het hoerenmaal wordt genoemd. Dat feest wordt gehouden sinds het midden van de 19e eeuw, ik ken er de oorsprong niet van en ik weet ook niet waarom die tweede donderdag in maart is gekozen.
Alle hoeren die werken in de driehoek Alkmaar-Schagen-Hoorn worden uitgenodigd op die dag te verschijnen en om geheel gratis deel te nemen aan de grote maaltijd in het Parochiehuis St. Clara, Kerkweg zoveel te Dirkswoud. Men zegt wel dat het in die 19e eeuw hard werken was voor deze vrouwen, tegen een geringe beloning, en dat daarom een feestmaaltijd enzovoorts. Misschien is dat ook zo (ik ken de cijfers uit die jaren niet), in elk geval is het zo dat nu nog steeds een hoop hoeren langskomen voor een maaltijd en voor wat lekker geklets met elkaar.
Hoe het ook zij, vanochtend werd ik wakker gemaakt door wat tikjes tegen mijn slaapkamerraam. Een vrouw riep ‘Ben! Bennetje!’, dus ik trok mijn kleren aan en deed de deur open, en daar stond Marga Terheuvel. Of ik haar even naar Dirkswoud wilde rijden, want het was vandaag de dag van de maaltijd en daarbij kon ze onmogelijk weg blijven. ‘Hoezo?’ vroeg ik. ‘Zit je in de bediening dan?’ Nee, ze was werkzaam in de plezierverschaffende industrie, en ze ging dus deelnemen aan de maaltijd. Dat verbaasde me, ik had altijd gedacht dat ze ergens secretaresse was of werkte in een winkel. Zo kleedt ze zich ook: netjes, beschaafd, zedig.
‘Ben je gek, jongen. Ik werk al achttien jaar als hoer, vanaf mijn middelbare school. De laatste jaren doe ik het in een wat specialistische richting, want tegenwoordig kan iedereen het doen en zeker met die crisis doet iedereen het ook, de hoer spelen, zijn lichaam veil hebben enzovoorts. Maar ik doe het alleen voor mensen met een tiet geld, mannen of vrouwen, dat maakt me niet uit. Ik speel een toneeltje, ik doe wat kunstjes, en ik ga pas weg als ze 500 euro de man hebben betaald. Dan krijgen ze wel waar voor hun geld, hoor, want bedriegerij, daar pas ik voor. Gewoon bij hun thuis, ja, ik zit niet achter een raam in een hoerenbuurtje. Wie ik als klanten heb? Doktoren, advocaten, aannemers, gemeenteraadsleden, hoofden van scholen en woningbouwverenigingen. Mensen met geld, bedoel ik. Een rechter in Alkmaar, een baas van een drukkerij, een baas van een brillenwinkel bij Schagen, een grote baggeraar, een jongen die voor de reclame tekent en ook zo z’n behoeften heeft.’
Enfin, ik vroeg haar of ze geen kopje koffie lustte en nog geen drie kwartier later reed ik haar naar Dirkswoud.
Alle hoeren die werken in de driehoek Alkmaar-Schagen-Hoorn worden uitgenodigd op die dag te verschijnen en om geheel gratis deel te nemen aan de grote maaltijd in het Parochiehuis St. Clara, Kerkweg zoveel te Dirkswoud. Men zegt wel dat het in die 19e eeuw hard werken was voor deze vrouwen, tegen een geringe beloning, en dat daarom een feestmaaltijd enzovoorts. Misschien is dat ook zo (ik ken de cijfers uit die jaren niet), in elk geval is het zo dat nu nog steeds een hoop hoeren langskomen voor een maaltijd en voor wat lekker geklets met elkaar.
Hoe het ook zij, vanochtend werd ik wakker gemaakt door wat tikjes tegen mijn slaapkamerraam. Een vrouw riep ‘Ben! Bennetje!’, dus ik trok mijn kleren aan en deed de deur open, en daar stond Marga Terheuvel. Of ik haar even naar Dirkswoud wilde rijden, want het was vandaag de dag van de maaltijd en daarbij kon ze onmogelijk weg blijven. ‘Hoezo?’ vroeg ik. ‘Zit je in de bediening dan?’ Nee, ze was werkzaam in de plezierverschaffende industrie, en ze ging dus deelnemen aan de maaltijd. Dat verbaasde me, ik had altijd gedacht dat ze ergens secretaresse was of werkte in een winkel. Zo kleedt ze zich ook: netjes, beschaafd, zedig.
‘Ben je gek, jongen. Ik werk al achttien jaar als hoer, vanaf mijn middelbare school. De laatste jaren doe ik het in een wat specialistische richting, want tegenwoordig kan iedereen het doen en zeker met die crisis doet iedereen het ook, de hoer spelen, zijn lichaam veil hebben enzovoorts. Maar ik doe het alleen voor mensen met een tiet geld, mannen of vrouwen, dat maakt me niet uit. Ik speel een toneeltje, ik doe wat kunstjes, en ik ga pas weg als ze 500 euro de man hebben betaald. Dan krijgen ze wel waar voor hun geld, hoor, want bedriegerij, daar pas ik voor. Gewoon bij hun thuis, ja, ik zit niet achter een raam in een hoerenbuurtje. Wie ik als klanten heb? Doktoren, advocaten, aannemers, gemeenteraadsleden, hoofden van scholen en woningbouwverenigingen. Mensen met geld, bedoel ik. Een rechter in Alkmaar, een baas van een drukkerij, een baas van een brillenwinkel bij Schagen, een grote baggeraar, een jongen die voor de reclame tekent en ook zo z’n behoeften heeft.’
Enfin, ik vroeg haar of ze geen kopje koffie lustte en nog geen drie kwartier later reed ik haar naar Dirkswoud.
dinsdag 6 maart 2012
336. Daar ben ik niet nieuwsgierig genoeg voor
Ik ben een paar keer in mijn leven zeer gelukkig geweest. Ik herinner me dat ik in 1978 net in Alkmaar was komen wonen en ook net een nieuwe pick-up had gekocht. Ik zette een elpee op van Bach, gespeeld door Glenn Gould. Had ik ook net gekocht in de platenwinkel. Ik was daar zo euforisch over dat ik bijna letterlijk trillingen van geluk door mijn lijf voelde gaan.
Iets van datzelfde geluk ondervind ik dezer maanden ook, nu ik ronddwaal in de tovertuin van YouTube, op zoek naar zowel oude muziek (van ca. 1400-1600) als nieuwe muziek (na 1935). Ik heb al prachtige dingen gevonden: van Mathurin Forestier en Johannes Tinctoris, maar ook van Luc Ferrari en Francesco Antonioni.
Ook ben ik van 2006-2010 vier jaar lang zeer gelukkig geweest met Alice, mijn lief, die helaas aan slokdarmkanker is overleden en die nog steeds zeer wordt gemist. Ik denk nog elke dag aan haar, maar gelukkig niet zo vaak meer aan haar laatste dagen. Ik denk nu meer terug aan de prettige dingen die we samen hebben gedaan.
Alice was getrouwd, maar het was niet zo’n goed huwelijk meer (ze had ook een zoon die geestesziek was). Ik weet niet waarom dat huwelijk zo slecht verliep, en ik heb haar er nooit naar gevraagd. ‘Als je daarover wilt vertellen, is dat goed. Wil je er niet over vertellen, dan is het ook goed,’ was mijn kijk op de zaak. Toen ze tenslotte acht weken voor haar dood bij me kwam wonen, was ze al te ver heen om je nog druk te maken over zulke dingen.
Je kunt zoiets uitleggen als een gebrek aan interesse, ikzelf vind het een gebrek aan nieuwsgierigheid. Diezelfde soort van nieuwsongierigheid heb ik bijvoorbeeld bij dit werk van Gijs van Vaerenbergh. Ik vind het een aardig idee om nu eens een kerk op die manier te bouwen, maar waarom hij het zo gedaan heeft, weet ik niet en wil ik ook eigenlijk niet weten. In de bijgaande tekst staat zoiets als ‘een lijntekening in de ruimte’ en een Amerikaanse site, waarop het kerkje ook te zien was, schreef dat de kerken, ook in België, steeds leger werden. Dat kan me allemaal niet schelen, ik vind het een mooi kerkje, klaar, basta.
Ik vraag mezelf bijvoorbeeld ook niet af waarom ik nu bezig ben mijn schaakopeningenrepertoire bij te werken. De kans dat ik ooit nog eens een serieuze partij zal spelen, is betrekkelijk klein. ‘Dan kun je je tijd toch wel beter besteden?’ zult u vragen. Inderdaad. Ik ben wel nieuwsgierig naar wat er in de belangrijke partijen met de Tarrasch en het Catalaans is gespeeld (het mooie van de computer is dat je die partijen met een klikje zo voorgeschoteld krijgt), maar waarom ik daar nu zo in ben geïnteresseerd, weet ik niet. Daar denk ik niet over na, daar ben ik niet nieuwsgierig genoeg voor.
Iets van datzelfde geluk ondervind ik dezer maanden ook, nu ik ronddwaal in de tovertuin van YouTube, op zoek naar zowel oude muziek (van ca. 1400-1600) als nieuwe muziek (na 1935). Ik heb al prachtige dingen gevonden: van Mathurin Forestier en Johannes Tinctoris, maar ook van Luc Ferrari en Francesco Antonioni.
Ook ben ik van 2006-2010 vier jaar lang zeer gelukkig geweest met Alice, mijn lief, die helaas aan slokdarmkanker is overleden en die nog steeds zeer wordt gemist. Ik denk nog elke dag aan haar, maar gelukkig niet zo vaak meer aan haar laatste dagen. Ik denk nu meer terug aan de prettige dingen die we samen hebben gedaan.
Alice was getrouwd, maar het was niet zo’n goed huwelijk meer (ze had ook een zoon die geestesziek was). Ik weet niet waarom dat huwelijk zo slecht verliep, en ik heb haar er nooit naar gevraagd. ‘Als je daarover wilt vertellen, is dat goed. Wil je er niet over vertellen, dan is het ook goed,’ was mijn kijk op de zaak. Toen ze tenslotte acht weken voor haar dood bij me kwam wonen, was ze al te ver heen om je nog druk te maken over zulke dingen.
Je kunt zoiets uitleggen als een gebrek aan interesse, ikzelf vind het een gebrek aan nieuwsgierigheid. Diezelfde soort van nieuwsongierigheid heb ik bijvoorbeeld bij dit werk van Gijs van Vaerenbergh. Ik vind het een aardig idee om nu eens een kerk op die manier te bouwen, maar waarom hij het zo gedaan heeft, weet ik niet en wil ik ook eigenlijk niet weten. In de bijgaande tekst staat zoiets als ‘een lijntekening in de ruimte’ en een Amerikaanse site, waarop het kerkje ook te zien was, schreef dat de kerken, ook in België, steeds leger werden. Dat kan me allemaal niet schelen, ik vind het een mooi kerkje, klaar, basta.
Ik vraag mezelf bijvoorbeeld ook niet af waarom ik nu bezig ben mijn schaakopeningenrepertoire bij te werken. De kans dat ik ooit nog eens een serieuze partij zal spelen, is betrekkelijk klein. ‘Dan kun je je tijd toch wel beter besteden?’ zult u vragen. Inderdaad. Ik ben wel nieuwsgierig naar wat er in de belangrijke partijen met de Tarrasch en het Catalaans is gespeeld (het mooie van de computer is dat je die partijen met een klikje zo voorgeschoteld krijgt), maar waarom ik daar nu zo in ben geïnteresseerd, weet ik niet. Daar denk ik niet over na, daar ben ik niet nieuwsgierig genoeg voor.
donderdag 1 maart 2012
335. Het schijnt dat hij in India woont
Mijn oude schaakvriend Han Meerman is vertrokken naar Vicerabad (dat ligt zo’n 100 km ten westen van Hyderabad, Midden-India). Vicerabad heeft volgens hem de oppervlakte van Alkmaar en het inwonertal van Amsterdam. Hij woonde, voordat hij naar India ging, in zijn geboortehuis aan de Westerweg te Dirkswoud.
Hij was een vreemde schaker. U weet misschien dat de gezonde gambieten (zoals het Koningsgambiet en het Wolgagambiet) doorgaans gespeeld worden door de trouwe kerkgangers en kantoorklerken. Han speelde het Siciliaans met wit zo: 1. e4, c5 2. b4. Met zwart speelde hij een soort Indisch systeem: 1. d4, Pf6 2. c4, h6. Op zijn behandeling van het Siciliaans heb ik nooit vat gekregen, zijn Indische systeem beviel mij beter. In onze partijen was de witspeler dan ook veelal de winnaar.
Hij heeft zijn huis in Dirkswoud nog niet verkocht, dat staat dan ook vol mappen, meubelen, boeken, een vleugel van het merk Steingraeber. Het staat zo vol dat je van buiten niet zou denken dat het huis onbewoond is. Hij is plotsklaps vertrokken, een maand geleden, toen het zo koud werd. Hij heeft bijna niets meegenomen.
Ik kreeg vorige week een briefje van hem:
‘Dag Ben. Hier is de sleutel van mijn huis. Als je mijn bijkeuken inloopt, zie je rechts zes stapels met mappen op de grond liggen. Die mappen bevatten mijn composities van de laatste 35 jaar. Wil je die mappen, in zijn geheel en alles tegelijk, sturen naar het Nederlands Muziek Museum te Amsterdam? Op eventuele vragen antwoord je dat ik dood ben en dat het mijn nalatenschap is. Groet, Han.’
Ik twijfelde. Ik wist nooit dat hij componist was. Eerlijk gezegd had ik me nooit afgevraagd wat hij overdag deed, daar ben ik niet nieuwsgierig genoeg voor. Ik ging zijn huis binnen, zijn bijkeuken in en inderdaad, daar stonden zes stapels mappen, elke stapel ongeveer een meter hoog. Ik nam een map onderuit de laatste stapel, en daar stond op: ‘H. Meerman. Rondo voor piano in F klein. 1977.’ Een map bovenop de eerste stapel zei: ‘H. Meerman. Duet voor piano en cello in C klein. 2012.’ In de mappen zat handgeschreven bladmuziek.
Ik besloot de mappen in de goede volgorde te houden en ik belde een vervoerder die ze naar het NMM bracht. Ik deed er een briefje bij: ‘Mijne Heren. Hierbij de erfenis van de componist Han Meerman. Wilt u de zaak voorzichtig behandelen? De heer Meerman (‘de Scriabin van de polder’) heeft, na een leven van componeren, besloten zijn composities aan uw Museum na te laten. (w.g.) Ben Hoogeboom.’
Want dat doe je, voor een oude schaakvriend. U zult er misschien nog van horen in de muziekbladen.
Hij was een vreemde schaker. U weet misschien dat de gezonde gambieten (zoals het Koningsgambiet en het Wolgagambiet) doorgaans gespeeld worden door de trouwe kerkgangers en kantoorklerken. Han speelde het Siciliaans met wit zo: 1. e4, c5 2. b4. Met zwart speelde hij een soort Indisch systeem: 1. d4, Pf6 2. c4, h6. Op zijn behandeling van het Siciliaans heb ik nooit vat gekregen, zijn Indische systeem beviel mij beter. In onze partijen was de witspeler dan ook veelal de winnaar.
Hij heeft zijn huis in Dirkswoud nog niet verkocht, dat staat dan ook vol mappen, meubelen, boeken, een vleugel van het merk Steingraeber. Het staat zo vol dat je van buiten niet zou denken dat het huis onbewoond is. Hij is plotsklaps vertrokken, een maand geleden, toen het zo koud werd. Hij heeft bijna niets meegenomen.
Ik kreeg vorige week een briefje van hem:
‘Dag Ben. Hier is de sleutel van mijn huis. Als je mijn bijkeuken inloopt, zie je rechts zes stapels met mappen op de grond liggen. Die mappen bevatten mijn composities van de laatste 35 jaar. Wil je die mappen, in zijn geheel en alles tegelijk, sturen naar het Nederlands Muziek Museum te Amsterdam? Op eventuele vragen antwoord je dat ik dood ben en dat het mijn nalatenschap is. Groet, Han.’
Ik twijfelde. Ik wist nooit dat hij componist was. Eerlijk gezegd had ik me nooit afgevraagd wat hij overdag deed, daar ben ik niet nieuwsgierig genoeg voor. Ik ging zijn huis binnen, zijn bijkeuken in en inderdaad, daar stonden zes stapels mappen, elke stapel ongeveer een meter hoog. Ik nam een map onderuit de laatste stapel, en daar stond op: ‘H. Meerman. Rondo voor piano in F klein. 1977.’ Een map bovenop de eerste stapel zei: ‘H. Meerman. Duet voor piano en cello in C klein. 2012.’ In de mappen zat handgeschreven bladmuziek.
Ik besloot de mappen in de goede volgorde te houden en ik belde een vervoerder die ze naar het NMM bracht. Ik deed er een briefje bij: ‘Mijne Heren. Hierbij de erfenis van de componist Han Meerman. Wilt u de zaak voorzichtig behandelen? De heer Meerman (‘de Scriabin van de polder’) heeft, na een leven van componeren, besloten zijn composities aan uw Museum na te laten. (w.g.) Ben Hoogeboom.’
Want dat doe je, voor een oude schaakvriend. U zult er misschien nog van horen in de muziekbladen.
Abonneren op:
Posts (Atom)