
Ik liep over het smalle voetpad langs de Voorstraat, dat nog smaller was gemaakt door de geparkeerde auto’s. Er komen mij tegemoet: een man, een vrouw en een hondje. Ik weet dat zulke beestjes graag een snoepje lusten, dus die heb ik altijd op zak. Ik haal een snoepje tevoorschijn en dat hondje komt er meteen op af. Het trekt hard aan de lijn en de mevrouw moet achter hem aan rennen. Ze zegt, bijna vallend: ‘Geeft u hem maar niks, hoor, want hij is allergisch!’
‘Allergisch waarvoor?’ vraag ik.
‘Daar gaat hij enorm van schijten,’ zegt ze.
‘Welnee, truttebel,’ zegt de man nu, en hij geeft me een knipoog. Echtpaar loopt verder met hondje.
Bij de apotheek word ik goed geholpen. Alle medicijnen gaan mijn tas in en ik wil de glazen deur opendoen en het pand verlaten. Maar buiten staat een zeer brede en zeer grote en zeer zwaargebouwde man. Hij loopt op twee krukken, zie ik. Een jaar of vijftig oud. Hij zet een kruk neer en probeert de glazen deur, die naar binnen opengaat, te openen. Dat lukt niet. Dus dat doe ik voor hem, en nu wil het geval dat hij leunde tegen die deur. Dus hij valt omver, naar binnen.
We zijn (met de apotheker en twee apothekersassistenten) een half uur bezig geweest om de man weer recht te krijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten