maandag 13 juli 2009

Wat moet hij er nog?

Een theorie. Er bestaat in het wielrennen, zoals het ook in het hardlopen, het hardschaatsen en het hardskiën bestaat, een héél klein clubje van mensen die zorgen voor de middelen waarmee de ‘profs’, zoals ze zich noemen, heel hard kunnen gaan.
Want u weet wel, zonder middelen in te nemen, gaat een wielrenner niet hard genoeg. Niet zeuren, zeg ik, neem de eerste wedstrijd die Lance Armstrong in San Sebastian reed. Armstrong eindigde die wedstrijd als allerlaatste. Toen nam hij Henny Kuiper als adviseur. Anderhalf jaar later was hij wereldkampioen. Ra ra.
In de jaren negentig waren het de Italianen die, voor zichzelf, de epo hadden, en dus alles wonnen. Daarna wist iedere renner hoe het moest: je kon de Tour de France niet winnen door te slapen, zoals Joop Zoetemelk ooit zei, maar door wákker te blijven, ook ’s nachts. U weet misschien dat door epo je bloed dikker wordt, wat moeilijkheden geeft in een wat rustiger omgeving. Dus zag je toen renners ’s nachts rondrennen en rondspringen in hun hotels.
Daarmee heeft u ook een verklaring voor de uitpuilende ogen en de volledig uitgewoond lijkende lichamen van de renners. Voor de gewoonte van de zonnebrillen, die ook kunnen wijzen op cocainegebruik, overigens.
Een zeer klein clubje, zei ik. Waarom zit Michael Boogerd nu opeens weer in de Tour?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten