dinsdag 10 januari 2012
300. Het zijn uitzonderingen geworden
‘Het zijn uitzonderingen geworden,’ zegt Siep Nanninga, een 80-jarige inwoner van Dirkswoud. ‘Voor de oorlog was ik nog een klein kereltje, en in Dirkswoud gebeurde nooit iets. Er was nog geen kermis in het dorp, alleen was er af en toe een dansavond, maar daar was ik nog te klein en te kladdig voor. Dan zetten ze een plaat op en dan danste de hele zaal op die muziek. Ik heb het een keer van buitenaf gezien – mooi, jongen! – want dan stond ik buiten voor het raam te kijken. Dat mocht wel niet van mijn moeder, om godsdienstige redenen, maar je bent jong, nietwaar. Pas na de oorlog, toen ik een jaar of achttien was, kon ik zelf ook gaan dansen, maar toen vond ik er eigenlijk weinig meer aan. Maar voor de oorlog was er heel weinig amusement in zo’n dorp. Dat kun je je nou niet meer voorstellen, maar in die tijd moest je jezelf zien te vermaken. Knikkers of hoepels waren er nog niet, het enige wat ik had was een wiel van een karos of zoiets. Die had ik gekregen van mijn buurman, dat was de dorpssmid, en van een tak van een boom had ik wat ik altijd een rijg noemde gemaakt, en dan ging ik met dat wiel over de weg rijgeren. Ik heb in die tijd ook veel kikkervisjes en ook wel andere vissen gevangen. Verder was er niets te doen, joh! Niets! Maar één keer per jaar kwam Ome Guurt langs. Die kwam uit de Purmer, hij droeg een lange zwarte jas en hij had zo’n hoge zwarte hoed op zijn hoofd. Op zijn jas had hij allerhande dingetjes gespeld en hij had een zwarte stok in zijn hand, zodat je niet te dicht bij hem kon komen, want hij sloeg je gewoon weg. Ome Guurt kwam voor de oorlog naar Dirkswoud toe, hij ging ook naar de omliggende dorpen, denk ik, maar daar weet ik niks van. Ik weet alleen van mijn moeder dat hij uit de Purmer kwam. Het was altijd groot feest als hij er was, want hij begon op straat te zingen van Simsalabim en zo. En gedichten voor te dragen, en daarna ging hij met de hoed rond en kreeg hij wat centen van de moeders. Dankoewel!, zei hij dan. En hij vertrok weer. Hij was er steeds maar een uurtje, maar wij jochies praatten nog een half jaar na over hem. We probeerden zijn stem na te doen, wat erg moeilijk was, want hij was toen al tegen de zestig. Mijn vriendjes schreven zelf ook liedjes, want ze dachten: dat ga ik later ook doen! Ja jongen, het eenvoudige leven in het oude Dirkswoud, je kunt het je tegenwoordig niet meer voorstellen, met die mobiele telefoons en computers. Wij waren vroeger de echte hangjongeren. Ze hebben het een stuk beter, nu.’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten