dinsdag 17 november 2009

107. Ik verzin dit dialoogje even

- Ha, die Ben! Mag ik binnenkomen?
- Ja hoor. Kom binnen.
- Wat ik je wou vragen...
- Vragen staat je vrij.
- ... dat is dit. Gisteren zei je: als ik echt niet meer weet waarover ik moet schrijven, dan wijk ik uit naar Dirkswoud.
- Naar de Noordvaart te Dirkswoud, ja. Maar dat doe ik alleen als ik het echt niet meer weet. Als je zo’n dag hebt dat er absoluut niets in het nieuws is, behalve dat het duurder is geworden om in het openbaar vervoer te reizen. Dat heeft Rover uitgevonden. Dat was voor mij geen nieuws, want je gaat geen nieuw, duur systeem invoeren en dat zelf betalen. Dat moeten wij betalen natuurlijk. Dus logisch dat het openbaar vervoer duurder wordt.
- Het beste was toch het ouderwetse systeem: gewoon een kaartje kopen bij de bestuurder. Dat hadden ze zo moeten laten.
- Vind ik ook. Als een systeem goed werkt, moet je er niet aan gaan sleutelen. Heeft Dirkswoud ook een Zuidvaart?
- Vraag je dat aan mij, Ben?
- O, pardon. Ik gooi alles door elkaar, ik probeerde het trucje uit te halen dat kenners wel kennen uit Karel van het Reve’s Reuzenkoeskoes.
- Op een dag zoals deze, op zo’n dinsdag wijk je soms ook uit naar de dialoogvorm, heb ik wel gemerkt.
- Dat klopt. Maar dan moet ik het echt helemaal niet weten. Ik krijg vanmiddag de thuiskapster op bezoek, dan gaan mijn lange manen er af.
- Ja, je weet het echt niet, hè?
- Nee. En zo’n dialoogje is heel geschikt om te verbergen dat je eigenlijk niet weet waar je het over moet hebben. Het leest lekker en technisch is het niet moeilijk om een dialoogje te maken. Meestal heb ik een upper- en een underdog, die je duidelijk kunt onderscheiden van elkaar. Die heb ik nu niet, nu zaniken we gewoon wat tegen elkaar.
- Wat zijn dit voor koekjes?
- Dat hebben ze kokosrotsjes genoemd.
- Ik zou ze chocorotsjes noemen.
- Ben ik met je eens, maar daar gaan we niet mee verder.

2 opmerkingen: