Mijn vader heeft me veel geleerd. Op schaakgebied dank ik aan hem de openingskennis. Op mijn achtste jaar wist ik al dat ik de rest van mijn leven de volgende systemen zou gaan spelen. Met wit speel ik 1.d4 en vervolgens de meest agressieve systemen van het Damegambiet, het Slavisch, de Nimzo-Indiër, de Grünfeld, de Koningsindiër en de Benoni. Met zwart speel ik tegen 1. c4, e5. Tegen 1. d4, f5, Tegen 1. e4, c5. Tegen 1. Pf3, d5. Dat heeft niets te maken met ‘het gevecht uit de weg gaan’, dat heeft te maken met strategie.
Toen hij me leerde rekenen, gebeurde er het volgende. Ik ging bij de getallen 0 tot en met 9 kleuren zien:
0 = grasgroen
1 = bruin als een paard of als gelakt hout
2 = roze
3 = felrood
4 = hemelsblauw
5 = geel
6 = oranje
7 = donkerpaars, bijna zwart
8 = lichtgrijs
9 = tamelijk licht blauwgroen
Ik kon dan ook geweldig genieten van de kleurenpracht van getallen als 5029 of 46317. Een vermenigvuldiging van zo’n getal met bijvoorbeeld 4 leverde dan weer een heel ander palet op. Ik heb er veel plezier van gehad.
Gehad, inderdaad. Toen ik 17 jaar was, kreeg ik mijn eerste van vele depressies. Dat heb ik van mijn moeder, die ook manisch-depressief was. Toen verloor ik alle interesse en ook alle gevoel voor getallen. De kleuren waren er ook niet meer en zijn nooit meer teruggekomen.
Maar ik begrijp nog wel dat sommige schrijvers zeggen: a = groen, b = geel, c = paars enzovoorts. Dat heb ik met getallen gehad.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten