Advocaten zeiden mij: uw Misdaad is, voor ons maar ook voor alle rechtsgeleerden, te erg om in letters uitgedrukt te worden, u zult hangen, Barbertje.
Bijna had ik gezegd: maar wat heb ik dan gedaan, heren, is het dan vooraf al case closed?
Contrair, zei één van die heren, we leven in een rechtsstaat, maar úw geval is nu eenmaal niet defensabel.
Dan verdedig ik mijzelf wel, antwoordde ik, met als argument dat het de eerste keer was dat ik het deed, en het als misdaad ook geweest was en zal blijven: éénmalig.
Echt, de smoelen van die advocaten stonden me al niet aan, ze waren farizeïsch.
Fervent zette ik me aan het schrijven van mijn verdediging, een geschrift dat uiteraard begon met ‘Advocaten’, godverdomme!
Geheel overtuigd van mijn gelijk in deze zaak vertrok ik voor een korte rustpauze, die ik zoals gewoonlijk doorbreng in het hertenkamp.
‘Haleluja!’ schreeuwde ik daar, zeer ingenomen met het nieuwe idee dat me daar, staande tussen de biggetjes, de lammetjes, het paard en de bokjes, inviel.
Ik zou me gaan verdedigen door me te beroepen op ‘mijn jargon’!
Jawel, dit lijkt u misschien onmogelijk, maar het kan!
Krijg de kleren maar, dacht ik, jullie krijgen me niet levend.
Luisterend naar het heerlijke herfstgezang der vogelscharen, keerde ik terug naar huis, waar ik me aan mijn verdedigingsrede neerzette.
Natuurlijk moet een rechter niets van dit alles merken, besloot ik te overwegen.
Opeens werd er aangebeld, ik keek door het kleine ronde raampje in mijn deur en zag: de politie.
‘Parbleu!’ zei ik, toen ik de deur opendeed, ‘ben ik soms een quibus?’
‘Qua voorkomen, ja,’ zei één van de agenten ad rem.
Redenerend vanuit hun standpunt kon ik ze trouwens geen ongelijk geven: ik stonk.
‘Sodemieter!’ bracht ik uit, ‘Ik zal me eerst even verschonen! Moment, hoor. Even een nieuw tenue!’
Tenslotte, bedacht ik, heeft elk huis ook aan de achterzijde een uitgang.
Uiteraard heet zoiets: vluchten.
Vluchten voor de wet.
Waarschijnlijk zou het me wel lukken ergens te leven als xylofonist.
Xylofoon dus meegenomen, ik opende van de achterdeur het yaleslot.
Yale (1821-1868) had echter geen rekening gehouden met het feit dat sommige gebruikers van zijn sloten er de juiste sleutels niet voor hebben, er moest echter grote haast gemaakt worden, dus ik liet het alfabet achter, en sprong door het raam naar buiten, zzziing!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten