Rond mijn dertigste jaar fietste ik eens van Heiloo naar Alkmaar. Ik kom daar Joop (‘Dino’) Braaksma, een klasgenoot uit het vierde jaar van de HBS, tegen. Hij stond langs de kant van de weg zijn achterband te plakken.
‘Hé Ben!’ zegt Dino.
‘Hé Dino!’ zeg ik terug.
‘Ik zat net aan je te denken! Wat gek hè?’
Ik stopte, maakte een praatje met hem, vroeg wat voor werk hij deed. Hij bleek wiskundelessen te geven op het Murmellius gymnasium te Alkmaar. Want ik vond en vind het onbeleefd om commentaar te leveren op dat ‘ik zat net aan je te denken’: dat is a) toeval en/of b) een sociaal acceptabele manier van liegen, van tot elkaar komen, van een gesprek openen.
Ikzelf zocht het in die tijd in een ander soort opmerkingen:
‘Hé Dino!’
‘Hé Ben!’
‘Je hebt een broek aan, zie ik!’
Dat heeft steeds aardige gespreksstof opgeleverd.
Tegenwoordig ontmoet ik zelden iemand van vroeger. Ik zit binnen aan mijn computer, ik kom nergens meer. De laatste keer dat ik iemand van vroeger ontmoette, ging het als volgt.
Vroeger heb ik de spreekkamers gekend van alle psychiaters in de buurt. Ik ging op een keer naar een psychiater in Alkmaar, ik was zoals gewoonlijk een kwartier te vroeg voor mijn afspraak. Ik ging dus de wachtkamer in. Daar zat een vrouw te wachten op een andere psychiater. Ik zei: ‘Mag ik deze dans van u, mevrouw?’
Ze stond op en we schuifelden door de wachtkamer. Ze zei dat ze last had van diepe somberheid, ik zei dat ik daar ook vaak last van had, maar dat verhinderde niet dat we gezellig dansten.
Ik kom die vrouw weer tegen bij de supermarkt, een paar weken geleden.
‘Dag Ben!’
‘Dag Ellen!’
‘Wat danste je slecht, joh!’
donderdag 20 augustus 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
of c) de persoon in kwestie denkt ALTIJD aan je, omdat hij om een of andere reden geobsedeerd door je is.
BeantwoordenVerwijderenMooi verhaal. Die van die broek, die ga ik maar gebruiken.