zaterdag 31 december 2011

293. Zwaaien naar voorbijgangers

Eens in de 250 of de 500 miljoen jaar gebeurt het: dan stort er een zo grote meteoriet op onze aarde, dat bijna alle leven uitsterft. Daar kunnen we betrekkelijk weinig aan doen, en we weten ook niet wannéér het zal gebeuren. Maar gebeuren gaat het. (Aan de vorige inslag van een meteoriet bij Yucatan hebben wij trouwens ons bestaan te danken. Als die inslag niet had plaatsgevonden, had de wereld niet vol mensen gezeten, maar vol dinosaurussen.)
Aan deze gedachte kunnen we heel wat vredigheid ontlenen. Vertel het maar eens aan de Joden, de Arabieren, de Amerikanen, de Russen! Wat zeg ik: vertel het eens aan Rutte en aan Wilders!
En dan heb ik het nog niet over de botsing, over ongeveer 5 miljard jaar, van de Andromeda-nevel met onze Melkweg. Dat is ook niet iets om je zorgen over te maken, want dan zijn wij mensen er allang niet meer. Jawel, God mag dan wel alles hebben gemaakt, hij heeft er wel een krakkemikkig zootje van gebakken. Zegt u nu zelf.
Er zijn in Amerika, en ook in andere derdewereldlanden, nog veel mensen die geloven dat de waarheid in de bijbel te vinden is. Zo geloven ze dat de wereld maar 7000 of 10.000 jaar oud is. Kom je met fossielen aanzetten, dan zeggen ze: de wereld is door God geschapen inclusief die fossielen. Leuk soort God geloof jij in, zou mijn reactie dan zijn.
Een Amerikaanse professor heeft het kort geleden zo uitgelegd aan zijn leerlingen. Hij zei: neem de maan. Die zit berstensvol kraters. Die zijn er gekomen door inslagen van meteorieten. Er zijn de laatste 2000 jaar geen inslagen gemeld. Er zijn er tienduizenden geweest, blijkens het aantal kraters. Op de aarde zullen het er ook niet minder zijn geweest, want de aarde is veel groter dan de maan. We zien alleen die kraters niet meer, op uitzonderingen zoals in Arizona en Siberië na. Als je een beetje logisch nadenkt, kom je niet aan 10.000 jaar, maar aan miljarden jaren.
Ik vond dat goed gevonden van die Amerikaan, maar ongetwijfeld zullen er creationisten komen die met bleke bekjes verklaren dat God de wereld, behalve inclusief de fossielen, ook inclusief de kraters heeft geschapen. U kunt dan het beste reageren met te zeggen: ‘U bent erbij geweest, ik niet.’
Met dit advies wens ik u een aardig 2012 toe.

vrijdag 30 december 2011

292. Die komen meestal met de fiets

Het atletische echtpaar Jan en Janine Schotter komt eens per jaar bij me op bezoek. Ze wonen in Haarlem-Noord, ze fietsen zo’n 50 km en daar zijn ze dan. Vandaag kwamen ze, ze zijn een half uur geleden weer weggegaan, na nog een vraag waar precies Dirkswoud lag, ‘want dan kunnen we daar ook eens naartoe fietsen’. Ik heb ze uitgelegd dat Dirkswoud zeer lastig te vinden is, maar ‘zodra je hunebedden in het weiland begint te zien, ben je op de goede weg’.
Van de twee is Jan de prater en Janine de luisteraar. Hij werkt bij de gemeente Haarlem en hij begint meestal met de problemen in die gemeente (over deze en dergelijke zaken kunt u deze website het beste raadplegen). Als dat is afgehandeld, volgen er wat varia, waarna we aan het eten gaan (ik had iets lekkers uit de Libanese keuken klaargemaakt: pompoenkibbé).
Na het eten fluisterde Janine haar man toe: ‘Het kanaal!’
‘Ja,’ zei Jan. ‘Jij komt nooit ergens, Ben, maar wij komen nog eens ergens. We fietsen bijvoorbeeld veel langs het Noordzeekanaal.’
Ik begreep dat het een mooi verhaal moest zijn, want Janine zat stilletjes al te genieten.
‘We gingen zitten in de buurt van de Velsertunnel. Daar is zo’n grasveldje met een bankje. We zitten zo uit te kijken over het kanaal, we nemen een broodje en daar komt een schip aan. Een vrachtschip, dat op weg is  naar Amsterdam. Wij zwaaien naar een man op dat schip, want dat doen we altijd, zwaaien naar voorbijgangers. Springt die man zó in het water! Ja, je maakt wat mee als je eens ergens komt, Ben. Hij springt in het water, wij staan verbaasd op en hij komt naar ons toe gezwommen. Hij klimt uit het kanaal, die basaltblokken op en hij komt naar ons toe. Daar staat hij uit te druipen, recht voor ons. Ik zeg: ‘Welcome in Holland!’ en hij zegt: ‘Zank you.’ Ik zeg, heb je trek in een broodje? En ik steek hem een broodje toe. Dat eet hij op, en hij zegt...’
Janine begon op dit punt van het verhaal te giechelen.
‘Hij zegt: ‘Do you know Ben Hoedzjieboem?’ Ik zeg: ‘Nee, mij niet bekend. Wij kennen wel Ben Hoagahboame.’ Maar je ziet wel, je bent internationaal bekend, en ook in de zeevaart begin je al een grote te worden.’
Ik kom inderdaad nooit ergens, en ik mis er heel weinig door.

donderdag 29 december 2011

291. ‘Die zijn daar overduidelijk neergezet

Kist is boos. Nu is de heer Kist al het hele decennium boos, dus een nieuwtje vertel ik niet. De 68-jarige Gerardus Jacobus Maria (roepnaam: Grard) Kist woont aan de Noordervaart, naast Restaurant Tervliet. Op 57-jarige leeftijd raakte hij zijn baan als tulpenveredelaar kwijt (‘En weet je waaraan? Aan een jongere! Want zo doen ze dat tegenwoordig!’) en sindsdien zit hij thuis. Alleen, want hij is nooit getrouwd, wegens een te hoge zuurtegraad en ‘omdat de tulp altijd mijn grote liefde is geweest. Ik was net druk bezig met de Tulipa kuschkensis, een prachtige rode tulp met een zwart hart, dat wil zeggen met een zeer donkerbruin hart dat ik inktzwart wou maken, en ik zit aan mijn laatste kweek voordat het zover zal zijn. Komt mijn baas er aan en die zegt: we hebben je niet meer nodig, je bent te oud. Je kost teveel. Dus ik denk: dan krijg je je zwarte hart ook niet, boerenlul! Ik heb gewoon al mijn aantekeningen en al mijn kweekjes vernietigd. Daar heb ik later nog moeilijkheden mee gekregen, want de rechter vond ook dat ik schade had toegebracht aan het bedrijf, dus ik zei: oké, dan maak ik gratis die aantekeningen voor jullie, want ik heb een geheugen, daar kun je niet tegenop. En die aantekeningen heb ik zeer slecht leesbaar gemaakt, ook nog met koffievlekken erop. Maar daar zijn ze mee aan de gang gegaan. Ik wenste ze veel succes, maar een inktzwart hart heb ik nog niet gezien.’
Kist kan zich opwinden over de kleinste dingen. Wat stoort hem nu weer? Restaurant Tervliet heeft ook een afhaaldienst: je belt ze op, bestelt één of meer gerechten, en die kun je dan een half uurtje later komen afhalen. Het loopt storm, want ze hebben een paar goede koks in de keuken werken. Tussen zes en zeven uur ’s avonds komen er twintig tot dertig Dirkswoudenaren hun eten ophalen. Die komen meestal met de fiets. ‘Het is sowieso onverstandig om je eten te kopen bij een restaurant, je kunt het goedkoper zelf maken. Maar die fietsen parkeren ze dan voor mijn ramen. Want die meneer van Tervliet heeft geen plaats, zegt ie, voor een fietsenstalling. Ik heb er de politie al bijgehaald, maar dat heeft ook niet geholpen. Ik ben nu bezig een plakkaat te maken met daarop: Fietsen, hier gestald, worden verwijderd. Want ik ben het zat! Ik ben het gewoon zat! En ik verwijder die fietsen ook! Die gaan m’n garage in.’

woensdag 28 december 2011

290. Wie weet doet hij er veel mensen een plezier mee

Wie is Eduard van der Weert? Buiten Dirkswoud kent niemand die naam, maar in Dirkswoud kent iedereen hem. Eduard baarde in de jaren zestig enig opzien met zijn boekje De gevaren van het hummelvuur. In dit wetenschappelijke werkje, waarin hij nozems, pleiners, provo’s en dergelijken op één grote hoop gooide en hummels noemde, vergeleek hij hun gedrag met een jeugdziekte zoals de mazelen. Die ziekte noemde hij het hummelvuur. De gevolgen van dat hummelvuur zijn weliswaar nog steeds merkbaar, maar de schade valt alleszins mee.
In de jaren tachtig verscheen zijn tweede wetenschappelijke werk: Een vrij Dirkswoud! In dit boek  beschreef hij hoe het graaien grootschaliger wordt naarmate de organisatie waarin je werkt, groeit in omvang. Hij gaf als voorbeelden Europa, de Rabobank (die gevormd was door samenvoeging van de Raiffeisenbank en de Boerenleenbank), Amsterdam (Eduard vond dat die deelgemeenten gewone gemeenten  moesten worden) en ‘de Nederlandse voedingsindustrie’ (zonder enig argument daarbij te geven). Uit een en ander concludeerde hij dat het het beste was om je eigen broek op te houden, dus dat Dirkswoud vrij en onafhankelijk moest worden: ‘Het staat vast dat je als Dirkswoudenaar minder belastingen hoeft te betalen dan nu het geval is, want een leger of een marine hebben wij niet nodig, en spoorlijnen al helemaal niet.’
Eduard van der Weert is oud-hoofdonderwijzer op de St. Clara Lagere School te Dirkswoud, hij is nu 93 jaar en heeft vorige maand zijn waarschijnlijk laatste boekje uitgebracht, wederom een wetenschappelijk werk, waaraan hij ‘negen jaar lang heeft gewerkt, na jaren van opgravingen her en der’, zoals te lezen valt op pagina 5. Het heet Het oude Dirkswoud en beschrijft de geschiedenis van het dorp vanaf het jaar 1000.
Het vreemde is dat hij het dorp totaan 23 mei 1568 (Slag bij Heiligerlee) plaatst midden in de driehoek Stadskanaal-Nieuwe Pekela-Bourtange, waar het gehucht Dyrxwald gelegen zou hebben. Op die 23ste mei van het jaar 1568 zou Dyrxwald zijn ontruimd (waarom die datum is gekozen, blijft onduidelijk), de bewoners vluchtten gezamenlijk naar het westen des lands, waar ze op de huidige plaats het nieuwe Dirkswoud opbouwden.
De schrijver heeft daarvoor twee ‘bewijzen’. Op de eerste plaats is er in het dialect van de Dirkswoudenaren iets Gronings op te merken: ze spreek’n Nederlands, terwijl ze in de omliggende dorpen Nederlands sprekuh. En ten tweede haalt Eduard de tientallen hunebedden aan die rond Dirkswoud liggen: ‘Die zijn daar overduidelijk neergezet.’

dinsdag 27 december 2011

289. Je hebt al een titel

Vannacht plaatste ik op Facebook een paar zinnen over Beethoven, die, net als Mozart, vaak muziek maakte die ik niet kan uitstaan. Mozart heeft overigens ook zeer mooie muziek gemaakt, bijvoorbeeld zijn Requiem. En Beethoven heeft prachtige pianomuziek gemaakt. Maar goed, smaken verschillen. Het kan zijn dat u zijn 4de of zijn 5de of misschien zelfs zijn 9de symfonie schitterende werken vindt: even goede vrienden. Ik vind er niets aan.
Als ik een dochter zou hebben, zou ik haar Galina hebben genoemd, naar Galina Oestvolskaja, ‘de vrouw met de hamer’. Dat is al een jaar of zes (sinds ik voor de eerste keer iets van haar heb horen spelen door het Schönberg Ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw) mijn favoriete componiste. Je kunt zeggen dat haar toonclusters zo geweldig zijn neergezet, maar dat is taal die ik niet begrijp. Wat ik zo mooi aan haar muziek vind, is haar kwaadheid. Ze is de eerste vrouw in de muziekgeschiedenis die erop durfde te meppen.
Dat stukje over Beethoven ging eigenlijk helemaal niet over Beethoven, maar over een bepaald soort liefhebbers van Beethoven. Zo stoorde ik me gisteren aan het gedrag van een Facebooker die normaal gesproken als volgt te werk gaat: hij gaat naar YouTube, pakt daar een bekende hit van bijvoorbeeld de Dire Straits, en zet die op Facebook. Zo neemt hij per dag tien of twintig hits. Ik zou het persoonlijk aangenamer vinden wanneer hij ónbekende werkjes opspoorde en díe op Facebook zette, maar goed. Dat is mijn smaak, en ik ga hem daar ook niet op aanvallen. Wie weet doet hij er veel mensen een plezier mee.
Wat hij gisteravond deed, kan ik niet goed begrijpen. Na reeksen blueszangers en rockartiesten en punkgitaristen komt hij opeens aanzetten met de 4de van Beethoven. Hij zegt erbij: deze vind ik mooier dan de populaire 5de. Ja ja, dacht ik, dat zal wel. Gitarist die cultureel wil lijken.
Enfin. Op dat stukje reageert L.N. vannacht en daarna chatten we nog wat. L.N. gebruikt een eigenaardig soort ironie op Facebook (‘Darmkanker. Kut!’), waar ik ontzettend om kan lachen. De reacties daarop zijn ook vaak ironisch van toon, en eigenlijk moet dat niet. Laat de ironie over aan de meesters, en blijf zelf zo naïef mogelijk, is wat ik zeg. Ik heb in dat gesprekje met hem ook geen ironie of overdrijving getoond. Het was gewoon een aangenaam gesprek tussen twee heren.

maandag 26 december 2011

288. Van schrijven is dus weinig terechtgekomen

Ik weet niet hoe het met u zit, beste lezers, lieve lezeressen, maar ik ga me kriegel voelen als ik twee dagen  niets geschreven heb. Als ik maar één dag heb overgeslagen, voel ik me al een beetje schuldig. Vroeger, in de tijd vóór de computer, schreef ik me elke avond leeg in de vier of vijf brieven die ik dagelijks schreef en verzond aan die vier of vijf mensen. Nu gaat dat allemaal makkelijker, met blogs: je hebt al gauw een paar honderd lezers, en een postzegel hoef je er niet meer op te doen.
Waaróver moet je elke dag schrijven?
Het antwoord op die vraag heb ik niet. Ik doe het eenvoudig zo: ik pik een zinnetje uit het stukje van de dag tevoren. Dat wordt mijn titel. En daar maak ik een stukje bij. Die methode heb ik in 2007 uitgevonden en die methode werkt nog steeds. Geen sprake van een writer’s block: je hebt al een titel, en met die zaligheid in handen komt er ook wel een stukje. Ik kan het iedereen aanbevelen.
Vanochtend bijvoorbeeld stond ik op, ik zette mijn computer aan, schonk mezelf een kop koffie in en keek rond in mijn Google Reader (mijn dagelijkse krant, zeg maar, een geweldige uitvinding, dat RSS). Ik stuitte daar op een bericht van The Freethinker: hoe God te brengen aan de geestelijk gehandicapten. Godsammekraken, dacht ik. De christenen, en in het bijzonder de katholieken zijn toch al het stomste deel van ons volk, maar nu gaan ze zich ook nog bemoeien met kinderen met een nóg lager IQ. Die gaan ze hun geretardeerde Jezus-sprookjes ook al voorleggen. Ik weet natuurlijk niet wat er in dat boekje staat, maar ongetwijfeld zal ergens in het voorwoord staan: ‘Houd het simpel voor de kinderen, anders snappen ze het niet.’ Ook zullen er eenvoudige liedteksten in staan: ‘Aan het Meer van Galilea / Stonden eens zo’n twaluf man.’
Over dit onderwerp zou ik gemakkelijk een stukje kunnen schrijven, en er is elke dag wel iets om over te schrijven. Gisteravond was er een Andere tijden op de televisie. Dat ging over twee dorpen in de jaren vijftig, het ene lag in Friesland, het andere in Noord-Brabant. Ik zou kunnen beschrijven hoe het in Limmen was in de jaren vijftig.
En als er eens niets is, dan kun je uitwijken naar Dirkswoud, het dorp dat gelegen is midden in de driehoek Alkmaar-Schagen-Hoorn, en waar, steeds als ik er ben, iets eigenaardigs gebeurt.

zondag 25 december 2011

287. Dat doe je allemaal in je eentje

Ik was van plan deze kerstdagen voornamelijk schrijvend door te brengen, maar dat begon gisteren al niet goed. Op mijn laptop verscheen de mededeling dat de automatische back-up niet goed verliep. Klik op OK als je het programma wilt verlaten. Ik klikte op OK, waarna álles stopte. Ik raak niet zo gauw in paniek, dus ik bel mijn broer Jaap. Die weet over het algemeen meer dan ik weet over computers. Trouwens, die weet over alles meer dan ik weet. Verdomd, je kunt hem alles vragen. Hoeveel duims is een kraantje voor dit of dat? Hoeveel volt geeft een lampje bij zo en zoveel lumen? Hoe kraait een kraanvogel? Alles kun je hem vragen, en hij geeft steeds het goede antwoord. Gelooft u mij, het is een zegen zo een broer te hebben.
Ik leg hem mijn probleem voor en hij weet niet direct het antwoord. Hij zegt, ik heb nog wel een paar laptops liggen, ik breng je er één en dan gaan we jouw laptop repareren. Hij arriveerde een paar uur later met een laptop, en ging kijken naar deze laptop. ‘Heb je al een harde reset gedaan?’ vroeg hij. ‘Zodat je in je BIOS komt?’ vroeg ik terug. ‘Ja.’ ‘Nee, ik weet niet hoe dat moet op een laptop.’ ‘Dat doe je zo.’ Hij hield de aan/uit-toets enkele seconden ingedrukt, en ja hoor. Een minuut later was het probleem opgelost. We praatten nog wat over één van zijn huurders die een oplichter bleek te zijn met telefoonrekeningen van duizenden euro’s die hij niet betaalde, en die nu met de noorderzon was vertrokken, en Jaap vertrok. Toen het probleem zich wat later op de middag weer voordeed, gaf ik hem een harde reset en toen verscheen de mededeling dat Windows hersteld was van back-up fouten.
Van schrijven is dus weinig terechtgekomen. Gisteravond had ik het met een vriendin uit Antwerpen op Facebook nog over Alice, die in mijn armen is gestorven in juni 2010. Ik zat aan een glaasje port, en ik probeer altijd alles zo nuchter mogelijk te beschrijven. Dat is me in dat gesprek ook wel  gelukt, geloof ik, maar ik kan nog steeds niet vrijuit, dat wil zeggen, zonder tranen te plengen over Alice schrijven. Ik ging ontsteld naar bed en toen ik vanochtend opstond, wist ik niets beters te doen dan wat zitten droedelen op deze site, van welke bezigheid hierboven een resultaat te zien valt.
O ja, en ik ben bezig de Benoni met g3 te leren. Het Koningsindisch met g3 speelde ik al, maar de Benoni had ik nog nooit gespeeld.
Zo ongeveer verlopen de kerstdagen, als je alleen bent.

vrijdag 23 december 2011

286. Gestaald kader

‘Nou ja, dat was wel even schrikken vanochtend. Ik dacht: oeps! Kijk, ik was een uiterst schriel kereltje, het mooiste aan mij waren mijn teennagels. En dat wil je niet steeds tegen jezelf zeggen, toch? Dus ik ging naar de sportschool om te trainen, om er wat beter uit te zien. En ik fietste ook veel, voor mijn kuiten. Maar dat doe je allemaal in je eentje, dus het is sociaal een slechte zaak. En trouwens, de  resultaten waren ook nauwelijks merkbaar. Je kunt wel preparaten krijgen op de sportschool, maar dat helpt ook alleen maar tijdelijk. Dus ik nadenken. Wat heb ik nodig en waar kan ik het krijgen? En ik kende dokter Kees Man in ’t Veld al, die is plastisch chirurg bij de Simson Kliniek. Ik naar Man in ’t Veld toe en ik leg hem mijn probleem voor. Afijn, slot van het liedje was dat hij me uitstekend heeft geholpen. Ik heb nu implantaten in mijn spierballen, mijn kuiten, mijn bovenbenen, mijn bips, mijn borstpartij is ook mooi geworden en sinds een maand heb ik ook mooie, brede polsen want daar heeft Man in ’t Veld van die langwerpige implantaten in aangebracht. Mijn polsbandjes. Nu wou ik nog iets aan mijn penis laten doen, maar daar moet ik eerst voor sparen. Ja, want ik dacht: vrouwen kunnen het ook, met hun borsten. Waarom een man dan niet? Dat is toch ongelijkheid van de zuiverste plank? En verder houd ik het natuurlijk goed bij, ik lig geregeld onder de zonnebank, want het oog wil ook wat, nietwaar. Zo’n bleek opdondertje, dat is ook niks. Maar vanochtend las ik dat die Franse implantaten van PIP giftige kanker zouden bevatten. Alle Franse vrouwen met die borstimplantaten moesten ze weer laten verwijderen. En die schattebout van Volksgezondheid van Nederland zei ook dat alle vrouwen contact moesten opnemen met de kliniek. Dus ik bel Man in ’t Veld en ik vraag hoe het zit met mijn implantaten. Nou, zegt ie, dat zou ik even moeten nakijken, of ze Frans zijn. Ik bel je nog terug! Dus ik zit nu al een halve dag te wachten op zijn belletje en ik maak me wel een beetje ongerust, want om nu alle implantaten uit mijn lichaam te halen en er weer nieuwe in te zetten... Wie gaat dat betalen, is mijn vraag. Maar het belangrijkste is dat je zelfvertrouwen er groter door is geworden, door die implantaten. Want ik durf nu gewoon ‘flikker op!’ te zeggen, midden op straat. Dat had je me vroeger nooit horen zeggen, toen was het altijd goeiedag mevrouw, meneer. Maar ik hoop er dus geen kanker aan over te houden.’

donderdag 22 december 2011

285. Wat weet ik verder?

Vanmorgen moest ik op het Dirkswoudse politiebureau komen. Daar zat een agent die ik niet kende, een tamelijk jonge man met een tamelijk lange neus en een tamelijk grote pet op zijn kop. De orde handhaven, dat gaat hij hier doen, dacht ik meteen, want zo zat hij achter zijn bureau. Gestaald kader. Een fanatiek mens, dat zag je zo. Ons gesprek verliep als volgt.
- Meneer Hoogeboom! Blij dat u kon komen!
- Ach ja, ik ben bijna elke dag in Dirkswoud, dus als u...
- Want ik had u al opgemerkt vanzelf!
- Dat verwondert me niets, zodra ik...
- Zodra u wát?!
- Zodra ik uw mooie dorpje binnenkom, ga ik naar deze of gene toe, en ik koop een onsje metworst bij de slager.
- Juist! Enorm nuttige zaken! Moet u volhouden!
- Ik doe het al een paar jaar.
- Uitstekend, meneer Hoogeboom! Luistert u eens goed!
- Ik luister.
- Luistert u eens goed! Wij zijn binnen ons team, dat wil zeggen dat mij daartoe de opdracht is gegeven, wij zijn binnen ons team bezig de reeks overvallen op te lossen en uit te roeien! Definitief, deur dicht, slot erop!
- Overvallen?
- Ja! Die overvallen waren: op de C1000, op juwelier Prinsema en op restaurant Gootjes. Gepleegd op dezelfde avond in juli laatstleden. De panden staan naast elkaar aan de Noordervaart. Daders: de drie gebroeders Balsema, van alhier! Maar we kunnen het niet bewijzen! Want de heren misdadigers hadden handschoenen aan en bivakmutsen op! Ze staan op de camera van juwelier Prinsema. Luistert u goed!
- Ik luister.
- Luistert u goed! Wij hebben burgerinitiatieven nodig! Burgerinfiltratie!
- Ja, maar ik ken die jongens van Balsema helemaal niet.
- Onzin! Ik ken ze ook niet, maar toch zijn ze verantwoordelijk voor de ontwrichting van Dirkswoud!
En zo ging het gesprek nog even voort. Om er maar vanaf te zijn, zei ik dat ik mijn oor te luisteren zou leggen en dat ik hem nog zou bellen. Ik vraag me wel af: zou die man nu katholiek van oorsprong zijn? Want die hebben dat ook, dat verklikken en zo.

284. Een continent om nog te ontginnen!

Ik spreek geen Spaans of Italiaans en kan het ook niet verstaan. Dat is een beetje raar want ik heb vroeger een paar jaar Latijn gehad, en nog steeds kan ik teksten in het Latijn redelijk goed lezen. De meeste woorden in het Spaans en het Italiaans hebben hun oorsprong in het Latijn. Maar spreken doe ik die talen niet.
Ik interesseer me ook niet voor zaken uit Midden- en Zuid-Amerika. Ik weet dat Quito op de evenaar ligt, dat de Amazone door Brazilië stroomt, en dat Valparaiso een Chileense badplaats is (maar dat land is zo smal, bijna elke plaats moet wel een badplaats zijn). Maar wie er de baas is in Paraguay, Venezuela of Honduras zou ik niet weten.
Ook andere, belangrijke dingen uit die regio onthoud ik niet of niet goed. Zo is er een Braziliaanse schilder die ongeveer Walter Correa heet, en die geweldig is. Ik heb hierboven een schilderij van hem gezet. (Hij blijkt, na wat googlewerk, Walmor Corrêa te heten, ik maak graag reclame voor hem.) Er is ook een geweldig goede Braziliaanse schrijver van korte verhalen, van wie ik de naam niet meer weet. Hij kwam uit Curitibá... God, hoe heet hij toch?... Lucky Luke... Dalton Trevisan! Voor wie ik ook graag reclame maak.
Er zitten dus grote lacunes in mijn kennis van de wereld. Van de Chinezen bijvoorbeeld weet ik ook bijna niets, sinds ze (in welk jaar weet ik ook niet) overgestapt zijn van het communisme op een moderner tirannie. Van Canada of Australië weet ik niet wie er de minister-presidenten zijn. Van Afrika weet ik ook weinig. Ik weet alleen iets van Europa, van Rusland en van de Verenigde Staten.
Wat weet ik verder? Van studies als sociologie of psychologie bijvoorbeeld weet ik niets, behalve wat Jan Blokker en Karel van het Reve erover gezegd hebben. Wiskunde, scheikunde, natuurkunde zijn aan mij ook niet besteed. Ik interesseer me wel voor de astronomie (die mooie Hubble-plaatjes!), de neurologie, de mariene fauna in het Perm-tijdperk, maar toen was er van Zuid- en Midden-Amerika nog geen sprake.
Wat de christenen zoal uitspoken op deze wereld, en van hen vooral de katholieken, interesseert me. Maar waardoor mijn leven toch niet geheel zinloos is geweest, dat is doordat ik aardig thuis ben in de Nederlandse, Engelse, Amerikaanse en de Russische literatuur.

dinsdag 20 december 2011

283. De getallen zijn allemaal juist

Ik heb een kleine twintig jaar geleden een paar maanden gewerkt in de kaarsenmakerij van de Benedictijner abdij te Egmond Binnen. Ik vond het aardig werk, in een aardige omgeving. Geen druk enzovoorts. Ik raakte min of meer bevriend met broeder X, zoals ik hem maar zal noemen, die Hoofd Kaarsenmakerij was. Hij liet me van alles zien: de oude bijbels uit hun bibliotheek bijvoorbeeld. Broeder X zag eruit zoals je je een Benedictijner monnik voorstelt: tamelijk lang, slank, zwarte kledij, lange baard.
Een paar jaar later las ik in een plaatselijk krantje dat hij was overgeplaatst naar Brazilië. Dat zal hij niet zeer graag gedaan hebben, denk ik. Hij werd niet overgeplaatst omdat hij hier iets verkeerds had gedaan, ik vermoed dat hij werd overgeplaatst om de plaats in te nemen van een priester of monnik in Brazilië die iets fout had gedaan. Zegge: die betrapt was geworden bij kindermisbruik. En die dus elders maar pastoor moest worden. Dát is een mogelijkheid, maar een andere mogelijkheid is dat de R.K. Kerk broeder X eens wilde belonen. En dan zit hij dus zelf aan de kindertjes. (Alles kan in de kerk, daarom zijn er ook zoveel pedofielen katholiek. Want ze weten: als we het dáár doen, worden we niet gepakt. Je wordt overgeplaatst, klaar. Zo gaat het in Nieuw-Zeeland, Brazilië, Alaska, Ierland, België, Nederland, zo gaat het overal. Dat is ook een goede reden om de katholieke kerk te vervolgen als een misdadige organisatie, zoals Ilja Pfeiffer voorstelde, en zoals advocaat Boone wil bewerkstelligen.)
De cijfers liegen niet. Er zijn minstens 10.000 slachtoffers, in Nederland. In de afgelopen 50 jaar. De eerste keer dat er geklaagd werd over het kindermisbruik door geestelijken was in het jaar 200. Er werd toen ook voor ‘gewaarschuwd’ door de kerkleiding. Het spijt ons, we zullen het nooit meer doen, u kent het hele verhaal al wel, want ze leren het ook nooit. Zie de brief die de bisschoppen stuurden naar de parochies, afgelopen zondag: ‘Sorry dat we u overvallen hebben, we zullen het nooit meer doen want het spijt ons zo verschrikkelijk. O, wat spijt het ons! Het zal dus nooit meer voorkomen. Eerlijk!’
Dat zijn alleen nog maar de cijfers uit Nederland. Sinds 1945. Het lijkt mij zeer aannemelijk dat daarvóór de pedofielen helemaal vrij spel hadden. Zodat we het aantal slachtoffers in Nederland al op industriële schaal kunnen inschatten. In Ierland was het aantal slachtoffers ongeveer even groot. Er is geen reden om aan te nemen dat in Frankrijk of Italië, of tegenwoordig in Brazilië (Afrika! Een continent om nog te ontginnen!) die cijfers lager liggen. Wat mij ertoe brengt advocaat Boone ten volle te steunen: de R.K. Kerk is een misdadige organisatie.

zondag 18 december 2011

282. Het heeft iets dwangmatigs

Hij heeft het niet vanaf zijn jeugd, vanaf zijn geboorte in Dirkswoud. Zijn jeugd was simpel, normaal voortvarend, hij ging naar de HBS (Hogere Burger School), waar hij talen en boekhouden leerde. Iedereen liep er normaal. Er zijn keurige geleerden uit die HBS voortgekomen, dat werd hij niet, want, zoals hij me zei: ‘Toen ging ik naar het koffiehuis op De Laat in Alkmaar, je weet wel, tegenover de boekhandel van Kühne. Daar werd ik vrienden met een paar roadies die voor de Rob Hoeke Bluesband werkten.’
Die roadies waren ruwe gasten. Grote jongens die wel wat pils konden verstouwen, dat ging Bernard ook doen. Van zijn zestiende tot zijn zeventiende was hij een jaar lang dronken. Er werd ook wel hasj gerookt en cocaine gebruikt, maar dat waren minor problems. Het ergste was de bierinname. En daar is het begonnen, Bernards loopje.
Hij lijkt, inmiddels bijna veertig jaar later, voortdurend bezopen, ook als hij dat niet is. Hij schrijdt niet voort, maar waggelt als een dronkeman over de trottoirs. Zoals Co Stompé zijn darts gooit, zo wandelt Bernard op straat. Het is een Echternachse processiegang, die zowel zijwaarts als voorwaarts wordt uitgevoerd.  (Ovrigens mijn excuus aan Co Stompé: het gaat er niet om hoe, het gaat er om dat je de pijltjes in de triple twenty gooit.)
Het vreemde is dat zijn loopgedrag normaal wordt wanneer hij zich in grote menigten mensen begeeft, bijvoorbeeld om vijf uur ’s namiddags op het Rokin te Amsterdam. Maar in Dirkswoud wordt hij niet nagewezen: Bernard kan rustig over straat. Wel heeft hij in het verleden steeds moeite gehad om een normale baan te vinden, want de werkgever denkt onmiddellijk: hij loopt zo raar, dan zal er wel een verstandelijk bezwaar ook zijn. En verstandelijk is er niets mis met Bernard: de ‘accumulatieve conversies’ en de ‘vulcanische accommodaties’ rollen hem net zo makkelijk uit de mond als ieder ander.
Bernard werkt al dertig jaar in het Dirkswoudse Werkhuis. Hij begon daar met werkzaamheden die tegenwoordig door gevangenen worden gedaan: het samenstellen van balpennen etc. Maar hij zit nu op de financiële afdeling van het Werkhuis, waar hij een zeer gewaardeerd werknemer wordt gevonden. Natuurlijk verschijnen er wel eens getallen her en der op de papieren, maar de getallen zijn allemaal juist, en daar gaat het om.

zaterdag 17 december 2011

281. Wat je zegt moet je doen

Over het lezen van boeken. Er gaat heel wat tijd in zitten, merk ik, want ik wil mijn hele bibliotheek gelezen hebben voordat ik dood zal zijn. Het is vooral natuurlijk herlezen, en wederom genieten. Ik koop bijna geen boek meer, want alles is als e-book beschikbaar of zou dat tenminste moeten zijn. Boeken (van Dickens, Poesjkin of Toergenjev) lees je tegenwoordig op het scherm. En ik vergeet nog dat ik zo’n 400 boeken in mijn Google Doc heb staan. Die moeten allemaal ook nog gelezen worden.
Een prettige kerst zult u mij wel willen toewensen.
Ik ben begonnen met de boeken van Gerard Reve die ik in huis had, een stuk of vijftien boeken, waarna een video met Gerardje me bracht bij de boeken van Céline. Somber geworden begon in aan de tien of twaalf boeken die ik van W.F. Hermans in huis heb.
Dit speelde zich allemaal een half jaar geleden af. Ik heb sindsdien een stuk of acht boeken van T.C. Boyle gelezen (zijn beste boek is zijn verhalenboek, zoals van de meeste schrijvers hun beste boeken hun verhalenboeken zijn), het Verzameld Werk van F.B. Hotz (ook prachtig) en de zes eerste boeken van J.M.A. Biesheuvel (van de Bovenkooi tot en met de Vlinders).
Ik ben nu voornemens te gaan beginnen aan óf Somerset Maugham óf Ruth Rendell. Óf Tsjechov, natuurlijk, want die moet ook nodig weer herlezen worden. Ik denk dat ik met Maugham’s Ashenden-stories begin.
Waarom doet u dat, meneer Hoogeboom?
Dat weet ik niet, dat is een drang, mevrouw. Een drang om het leven volmaakt af te ronden, zoiets. Om niet, als je straks op je ziekbed ligt, te hoeven denken: godverdomme! Díe schrijver heb ik gemist, die heb ik niet gelezen.
Het heeft iets dwangmatigs.
Het heeft iets dwangmatigs, daar heeft u gelijk in. Het moet. Dus het zal ook gebeuren. Dat is binnen mijn kleine territorium ook zowat het enige, afgezien van mijn kookprestaties (snijd een kippeborstje aan stukjes en marineer ze in wokolie 10 ninuten, samen met wat djinten, korianderpoeder, djahé en sambal brandal. Roerbak de kippestukjes. Voeg er dan de stukken paksoi en stukjes rode paprika aan toe. Kook uw pandanrijst, voeg eerst een handje rozijnen aan het mengsel toe, voeg dan de rijst toe, en klaar is Kees), dat is binnen mijn territorium zowat het enige dat ik kan doen.

vrijdag 16 december 2011

280. Het regende

Ik heb in Amsterdam gewerkt, in 1971, bij ABC Press (een fotopersbureau dat toentertijd aan de Nieuwezijds Voorburgwal gevestigd was) en daarna nog even bij CFM (een filmverhuurbedrijf, CFM betekent City Fox Metro). Daarna werd ik zetter en heb ik bij diverse drukkerijen gewerkt. Ik ben sinds 1971 nog drie keer in Amsterdam geweest. De eerste keer, zomer 1972, was ik er met Herman van Bleisum, en sliepen we ergens, op de eerste dag van onze lifttocht door de bovenste helft van Nederland. De tweede keer was in 1991, toen ik er was met mijn toenmalige vriendin. Wat ik me herinner is dat we stonden te kussen bij het monument op de Dam.
Dit verhaal gaat over de derde en laatste keer dat ik er was. Dat was in november 2008. Alice, mijn lief, leefde nog en samen gingen we naar Amsterdam. Het was het rotst denkbare weer: een paar graden boven nul, met een gemene wind en af en toe wat regen. Echt een gure dag, en normaal zouden we ook niet zijn gegaan, maar ik had afgesproken en wat je zegt moet je doen.
Wat had ik afgesproken? Daarvoor moeten we ongeveer een jaar terug. Wouter van den Berg had me gepolst of ik ook niet wou meewerken aan het Verzameld Werk van Karel van het Reve. Dat werd door Uitgeverij Van Oorschot gemaakt, maar door geldgebrek waren er vrijwilligers nodig voor onder meer de correctie van de teksten. Ik zei ja, natuurlijk.
Wouter deed, met iemand anders, de persoonsregisters en in deel 1 van dat Verzameld Werk kunt u dan ook onder ‘Marx, Karl Heinrich’ lezen: ‘Duits sociaal-wetenschapper en revolutionair’. In de volgende delen is die Marx een ‘Duits publicist’ geworden. U moet dit vooral niet verder vertellen, want je weet niet wat Van Oorschot gaat zitten corrigeren voor een volgende druk.
In november 2008 verschenen de eerste twee (van de in totaal zeven) delen, en dat moest gevierd worden. De uitgeverij, gevestigd aan de Herengracht, vlakbij de Amstel, had een zaaltje gehuurd dat een paar deuren verder gelegen was. Alice en ik arriveerden op tijd, want we liepen het Centraal Station uit, het Rokin op en daar vonden we een fietstaxi, die ons hupsakee naar de Herengracht bracht. Kosten: slechts 5 euro per persoon. ‘Een leuke ervaring!’ zeiden we bijna gelijktijdig, want zo praatten we soms met elkaar.
Ik ontmoette daar Wouter natuurlijk, Lieneke Frerichs die in de redactie zat van dat Verzameld Werk, Wouter van Oorschot en nog een twintigtal mensen. Maar de ontmoeting die mij het meest heeft geraakt, was die met Maarten Biesheuvel.
Het regende nog steeds toen Alice en ik weggingen. Ik doe de buitendeur open, laat Alice voorgaan en Maarten (die buiten voor de deur een sigaar stond te roken, in die gure kou) zegt: ‘Kijk wel uit voor de drempel, mevrouw!’ Ik liep achter Alice aan naar buiten en knikte goedmoedig naar Maarten, die terugknikte. Ik durfde hem niet te vragen waarom hij geen verhalen meer schreef.

donderdag 15 december 2011

279. Ze waren steeds uiterst beleefd

Vanmorgen stonden er twee kerels voor me deur. Ik denk: laat ze maar even staan, niet? Het regende. (Groot succes bij het in groten getale opgekomen publiek. Men dacht van tevoren al dat dit een goede show zou worden, en het is in het begin al raak!) Ja mensen, ik dacht, dan worden ze maar even zeiknat, ja toch? (Wederom lachen, vooral van iemand uit de eerste rij die werkelijk uit zijn bol gaat van plezier.) Ik doe op een gegeven moment mijn deur open en ik vraag: wat komt u hier nou uitspoken? (Alom gelach.) Ik zeg: u bent vast niet van de elektriciteit. Of wel? (Id.) Nee, van de elektra hadden ze geen verstand. Waar komt u dan voor, vraag ik. Heb ik misschien een hennepplantage of is mijn gasmeter niet in orde? Daar was helemaal geen sprake van, zeiden ze. Ik zeg: godverdomme, dat is mooi. (Gelach. De persoon op de eerste rij wordt bijkans onwel van het luide lachen.) Ja meneer, dat is nog eens lachen, hè! Hij lacht zich kapot, mensen! (Nu lacht de hele zaal mee.) Maar om op m’n verhaal terug te komen, mensen (cabaretier maakt rond gebaar tegen de klok in), want daar gaat het in de kleinkunst om, nietwaar, niet alleen je tekst voordragen, je moet er ook je ziel in leggen. Je zaligheid. Dus één van die twee mannen houdt een voet tussen mijn deur, want ik dacht: laat ik die deur maar eens dichtdoen! (Het publiek begint te begrijpen dat dit een voortreffelijke voorstelling moet worden. Men lacht, men applaudisseert zelfs. Na enige tijd is het weer rustig.) Ja, want ik dacht: ik heb dat niet nodig, weet je wel. Twee mannen. (Een gierend gelach van een dame, gevolgd door een algemeen gelach.) Nee, twee kerels, wat moet je daar nou mee? (Het lachen gaat door.) Dus daar stonden drie kerels bij elkaar, voor een deur. Drie! Want ikzelf stond er ook. Dus! (Nu begint het publiek, na even rekenen, uitbundig te juichen, te joelen en met hoeden en sjaals te smijten.) Niet vier kerels, maar drie. (Lachen houdt aan.) Ook geen twee, maar een trio! (De zaal barst nu uit in, wat ik maar zal noemen, een homerisch lachfestijn.) Ik zeg: waar komt u dan voor? Want ik heb al mijn rekeningen betaald. (Gelach.) Wij komen, zegt de kleinste van de twee, een soort minihomo (Geweldige uitbarsting in de zaal!), om u iets mee te geven. Ik zeg: dat kan. Daar is mijn brievenbus! (Het gelach neemt geen einde, de persoon op de eerste rij krijgt bijna een hartaanval.) Daar is mijn brievenbus, zeg ik dus, en u kunt het beste rechtop blijven zitten, meneer. (Alom gelach.) Ja, want dat moeten we niet hebben in het theater. Het is wel een uitgaansmilieu (Enorm gelach.), maar... hè? Dus die twee kerels staan voor me deur en dat ene kereltje begint tegen me te praten van me dit en me dat. Die minihomo. (Gelach.) En ik vraag aan die andere kerel: hoe zit dat? Ben je het eens met je maat? (Gelach.) Ja, zei die, daar ben ik het wel mee eens. En ze bleven de hele tijd zo beleefd, weet u. Ze keken niet naar een schilderijtje dat in mijn gang hangt, De geldwisselaar, ze deden net alsof het ze allemaal niks interesseerde. Uiteindelijk zegt die kleine: we komen Jezus brengen. (Gelach.) Dus ik zeg: dat is allemaal best, maar die bloedvlekken, daar heb ik een hekel aan! (Enorm gelach. De zaal ontploft bijna.) Jawel, beste mensen, en nu een song uit het Grand Gala du Disque, gezongen door: Liesbeth List! (Gelach en applaus.)

woensdag 14 december 2011

278. Een geringe muzikale kennis

Sommige mensen met een geringe muzikale kennis houden het bij Jody Bernal, maar je kunt je ook ontwikkelen. Die Jody Bernal (ik hoop steeds dat ik zijn naam correct spel) hoopt met zijn Mais si, mais non, een lied dat overigens misschien in het Spaans werd uitgevoerd, of misschien Portugees – maar hij hoopt daar meer donoren door te krijgen. Ik wens hem uiteraard landelijk succes toe, en ook veel succes voor de toekomst. We zullen nog wel zien hoeveel harten en nieren er worden geschonken. (U bent slecht af als ik één van mijn nieren, of mijn armzalig hart, zou wegdoen. Ik zou het wel een goed idee vinden als mijn lichaam wordt gebruikt in een ‘ambachtelijke’ sessie met studenten: ‘En dan moet u eens hier in de buikholte kijken naar de gevolgen van het misbruik van drank! De gevolgen van het roken in de gevoeligste delen, als u even hier kijkt, van de longen zijn ook niet mis te verstaan! En laten we nu eens gaan kijken naar de hersenmassa: here mijn God!’)
De leeftijd waarop je gepokt en gemazeld bent in de muziek ligt niet, zoals in de reclame wordt aangenomen, op 16 jaar, maar op 14 jaar. Ik moest op die leeftijd niets hebben van de Volendamse groep The Cats: die waren halflangharig, maar ze waren steeds uiterst beleefd. Je hoorde wel dat ze live nogal rockerig tekeer gingen met bluesnummers, maar op radio Veronica was daar niets van te horen. The Outsiders, dat was meer mijn band, maar die hadden als nadeel dat ze geen muziek konden maken. Nee, Q65, dát was mijn favoriete nederbietband: die hadden uitstraling plús ze konden nog goede muziek ook maken. En natuurlijk Cuby, maar die hoorde je nooit op de radio. Daar moest je elpees van hebben.
Wat je toen op de radio hoorde, dat was vooral buitenlandse, dus Engelse muziek en, in mijn herinnering althans, waren dat voornamelijk The Hollies. Hoe verlaag je jezelf? Door te houden van The Hollies, want daar konden je ouders ‘ook wel naar luisteren’. The Hollies, dat was maar een procent beter dan The Cats.
Het was wel een gezegende tijd toen ik 14 was: je had Dylan, The Cream, Jimi Hendrix. Ik ben blij dat ik in 1967 nog lang geen twintig jaar oud was, want dan had ik nu nog steeds van Gene Pitney gehouden.
Wat later kwam er mijn liefde voor Bach bij, die ik vooral heb leren kennen door het pianospel van Glenn Gould. En weer wat later ging ik luisteren naar oudere muziek (vooral de Engelse renaissancemuziek), naar moderne hardmetal rock, naar de jazz uit de jaren 1955-1965, naar Gorecki, Pärt, Oestvolskaja. The Hollies kan ik nog steeds niet pruimen, net zoals bijvoorbeeld Mozart, die twee eeuwen geleden muziek van The Hollies maakte.

maandag 12 december 2011

277. Godverdómme, wat zijn ze blij!

Twee jaar geleden ging ik op Facebook. Het eerste halve jaar was ik er tamelijk actief, toen stierf Alice en daarna ben ik met Facebook gestopt. Nu zit ik er weer op sinds een kleine week. Ik heb een kleine 600 vrienden. Dat wil zeggen, dat zijn mijn vrienden helemaal niet, want daarvan tel ik er maar 5, maar goed, als Facebook dat nou vrienden noemt. Wie ben ik om te protesteren tegen zulke verwatering van termen.
Die vrienden komen voor meer dan de helft uit Vlaanderen. Zo is het begonnen, en zo is het doorgegaan. Vlamingen spreken over het algemeen het mooiste Nederlands, en ze zijn ook, gemiddeld, beschaafder dan ons Nederlanders. Ze hebben daar bijvoorbeeld geen GeenStijl, wat een groot voordeel is, maar ze hebben daar ook geen Frontaal Naakt of Sargasso, en dat is een nadeel. Ik praat graag met Vlamingen: een Nederlander kijkt nog even na of wat je zegt wel klopt, een Vlaming gaat zich daarvan vergewissen. Ze doen hetzelfde als wij, maar ze zeggen het beter.
Eén van die vrienden is de heer Masschecaemer (ik heb zijn naam verzonnen), die van beroep manueel therapeut is. U weet wat een manueel therapeut is: hij beoefent een vaag soort chiropractie en behandelt rugklachten. Er zijn ook manueel therapeuten die geloven dat epilepsie een kwestie van een scheve halswervel is. Als u eens meer over manuele therapie wilt weten, moet u de Encyclopedie der Pseudo-Wetenschappen kopen.
Meneer Masschecaemer heeft op Facebook de gewoonte van het ego-liken (een term die ik gisteravond voor het eerst hoorde van Rebecca), hij doet al twee jaar niets anders, avond na avond. Hij neemt van YouTube een stukje muziek van de Doors, de Rolling Stones, de Who en dat zet hij op Facebook, ongetwijfeld in de hoop dat er vrienden zullen zijn die zijn stukje leuk zullen vinden. Dat gebeurt nagenoeg nooit, en na 10 minuten klikt hij zèlf dat ‘leuk vinden’ maar aan.
Hoe deze gewoonte te verklaren?
Een geringe muzikale kennis, zult u zeggen. Zeker, maar dat kan niet het enige zijn. Een onverdiend groot zelfvertrouwen. Ja, ook dat is een deel van de verklaring. De man wil op deze manier nèt eventjes meer reclame maken voor zichzelf en zijn manuele therapie. O, ik geloof zeker dat dat waar is. Want hij geeft muziek die door vijftigers en zestigers wordt gewaardeerd, en waar zitten de rugklachten? Juist. Als we deze verklaringen voor juist aannemen, en er ook nog aan toevoegen dat het toch wel zeer onbeschaafd is om dit gedrag te vertonen, dan komen we toch wel heel dicht bij een sociopathische kwestie. We kunnen de man niet genezen, bedoel ik. Ik heb anderhalf jaar geleden geprobeerd de man aan te zetten tot het vinden van interessantere muziek, maar hij wilde van geen wijken weten. En over dat ego-liken zei hij: ‘Maar ik houd van deze muziek!’
Er is dus niets aan te doen. We zullen hem zijn gang moeten laten gaan.

276. Onuitstaanbaar vrolijk

Er waren in de jaren dertig, volgens verhalen die ik gehoord heb van ouderen dan ik, ook bij Alkmaar socialistische kampen op 1 mei. Wie daar gesproken hebben, zal wel op te zoeken zijn. Het zal bijvoorbeeld niet Koos Vorrink geweest zijn, want die werd verwacht op de grote Dag van de Arbeid-samenkomsten. Je kreeg dan een mindere God uit de SDAP.
In die jaren, weet ik uit de boeken van Karel van het Reve en ook Gerard Reve, had de communistische partij ook haar kampen. Die waren iets geheimzinniger dan de socialistische, zoals het hele leven voor die communisten iets geheimzinniger was: ze waren georganiseerd in ‘cellen’ van soms maar een paar mensen, en die cellen moesten voortdurend klaar staan om het voor de arbeiders op te nemen en desnoods de macht te grijpen. Zo’n cel vergaderde ook steeds, en trouwens de hele CPH vergaderde voortdurend, maar altijd was iedereen het totaal eens met Paul de Groot en Marcus Bakker.
Iets van het optimisme van de soci’s en de communisten zie ik bij de al jaren drukbezochte EO Jongerendagen, waar half Zeeland en Overijssel samenkomt in een plaats als Lunteren. De blijheid van die christelijke jeugd straalt ervan af. Godverdómme, wat zijn ze blij!
Terwijl daar toch weinig aanleiding toe is. Volgens de christelijke leer hadden we namelijk Adam en Eva, die (na ruggespraak met een pratende slang) van de appel van de Boom van de Kennis van Goed en Kwaad hadden gegeten. Dat mocht niet, en God joeg beide zwaarwichten uit het paradijs, waardoor ze onderworpen werden aan zonde en dood. Door die zonde van Adam en Eva zijn álle mensen daar ook aan onderworpen. Dat zeg ik niet, dat zegt uw kerk. Dat noemen we de erfzonde, en die is heel belangrijk voor een christen.
Ieder mens is met die erfzonde geboren. Je kunt gedoopt worden en daarmee wordt die zonde weggewassen, maar er blijven sporen achter: de begeerlijkheid bijvoorbeeld verdwijnt niet door de doop. Zo is het bij de katholieken, ik weet niet hoe het bij de protestanten is.
Hoe ook, die blijheid op die jongerendagen is misplaatst. Als je in deze gruwelijke onzin gelooft, is het de blijheid van de waanzinnige.

zaterdag 10 december 2011

275. Het culturele zelfvertrouwen

Spencer Brandsen verraste me gisteren met zijn koeien op Nurks. Wat hij erbij schreef, had ik ook geschreven kunnen hebben. (Trouwens, de hoofdredactie van het blad heeft gunstig besloten over de afbeelding van een ezel, in de komende dagen, die ik aangelijnd het redactiekantoor heb binnengevoerd. Het gaat vooruit!)
Spencer is een man met een sombere kijk op het leven. Hij is nog somberder dan ik, bedoel ik, hij is niet manisch-depressief, hij is depressief. Ik weet me nog te ontworstelen aan de verschrikkelijkheden door dagelijks te schrijven. Dat lukt hem niet, geloof ik, al hoop ik wel dat hij dit stuk leest en zegt: ik ga ook dagelijks een stukje maken. Moet je doen, Spencer! Opstaan, nadenken over een stukje, stukje schrijven! Daarna tevreden een glaasje port inschenken.
Het vertrouwen dat je het dag na dag volhoudt, zou je kunnen putten uit mijn methode: je leest eerst het stuk na dat je de dag ervoor hebt geschreven, daar haal je een clausje of zinnetje uit en dat wordt je titel. Klaar, geen writer’s block. En bij die titel schrijf je gewoon je stukje. Oersimpel. Je maakt er een blog van en je wordt gelezen, want je vraagt gewoon of dat blog in Nurks genoemd mag worden. Dat mag, want hoofdredacteur Max Molovich is de goedheid zelve.
Zo moet je het doen, Spencer. (Ik probeer altijd mensen die bepaalde ledematen missen of teveel hebben, te helpen. Ik mis er zelf ook een paar van.)
Kunst moet niet vrolijk zijn, daar wou ik op terechtkomen. Daar is Spencer het mee eens, volgens mij. Volgens mij vindt hij de geschaterde palingblues uit Volendam ook onzinnig. Carnavalsmuziek is alleen goed wanneer het gespéélde carnavalsmuziek is, en een roman die goed afloopt, daar is ook eigenlijk iets mis mee.
Zo is er ook iets mis met Sergej Tyukanov, die ook zo vrolijk is. Je ziet hem glimlachen terwijl hij aan het tekenen of schilderen is. Onuitstaanbaar vrolijk. Maar toch kan ik het van hém wel hebben.
Spencer: ‘Dat is een keuze die je maakt.’

vrijdag 9 december 2011

274. Ik sta helemaal alleen met deze mening

Wij hadden thuis vroeger De Volkskrant, want pa en ma waren katholiek en dat was De Volkskrant ook. Ik spreek nu over de tijd dat de herdertjes nog bij nachte lagen en de KVP de grootste partij was in de Tweede Kamer. Wij waren de echte christenen, de rest was fijn en gristelijk en protestant (ze waren het spoor bijster) of ongelovige heidenen.
Het was de tijd van de zaterdagse columns van Godfried Bomans. Later bekeerde De Volkskrant zich. Het werd de krant van de haarboeren, zij het dat er twee of drie keer per week een column in stond van Jan Blokker, een van de mensen van wie ik heb leren schrijven. Als je wilde weten wat er volgens de Groningse leerstoel der futurologie met de wereld aan de hand was, moest je De Volkskrant kopen.
Kortom: ik heb het altijd een plezierige krant gevonden. Ik las hem graag, vooral in de tijd toen er nog advertenties in stonden zoals: ‘Man en vrouw, getrouwd, 43 jaar, zoeken goed gevulde biseksuele dame voor af en toe een weekend in ons pretpark.’
Maar De Volkskrant keert langzaam op haar schreden terug. Ze hebben nu bijvoorbeeld een columniste Amanda Kluveld, die dit op haar blog schreef: ‘Dat het culturele zelfvertrouwen van West-Europa is afgenomen, is niet de schuld van het christendom of een teken dat het christendom niet deugt. Integendeel, ik ben van mening dat de christelijke cultuur superieur is aan alle andere culturen, juist omdat ze voeding heeft gegeven aan het wetenschappelijk denken en aan allerlei culturele ontwikkelingen tot het atheïsme aan toe.’
(Ik heb bij dit stukje de volgende vragen. 1. Hoezo is dat culturele zelfvertrouwen van West-Europa afgenomen? 2. En de Chinese cultuur, is die niet superieur? 3. Noem eens één wetenschapper op deze aarde die iets aan het Vaticaan of aan enige synode te danken heeft? 4. En aan het atheïsme hebben ze ook niets en niemendal bijgedragen.)
Dezelfde dwazin heeft nu dit stuk gepubliceerd in De Volkskrant, waarin ze zegt medelijden te voelen met atheïsten. Jawel! Medelijden. Deernis zelfs!
Mevrouw. Wij hebben uw medelijden niet van node. Ook niet als u dat ‘voelt’. En die jongens in Montana hebben uw medelijden ook niet nodig. Ze zijn inderdaad een beetje fanatiek, maar ach. Ikzelf zou ook liever een ander, en ook kleiner beeld daar zien staan, want zoals het nu is, is het een stalinistisch aandoend geval – maar het staat er, laat het maar staan, zou ik zeggen.
Verder kunt u niet goed schrijven, mevrouw. Een column is iets anders dan een preek.

donderdag 8 december 2011

273. Een verscheurd volk

Een vroegere kennis van me uit Alkmaar zei eens dat je de mensen kon onderscheiden door ze te vragen of ze vóór of tegen de doodstraf waren. Hijzelf was er tegen, dus iedereen die vóór de doodstraf was, was automatisch een rechtse rat.
Ikzelf was toen (dit was in de jaren tachtig der vorige eeuw) ook tegen de doodstraf, vooral omdat de politie veel fouten maakte (en trouwens nog steeds maakt), waardoor ook de rechters veel fouten maken. Een onschuldige de doodstraf geven, dat moet niet kunnen. Je moet er niet aan denken dat de doodstraf in Nederland bestond en de twee van Putten, of de verpleegster Lucia...
Maar ik vind eigenlijk toch dat de doodstraf er moet komen als ultieme sanctie. Natuurlijk niet voor oplichtinkjes en juwelendiefstal, maar voor de werkelijk zware gevallen. Bankdirecteuren, pardon. Seriemoordenaars en kinderverkrachters, die mogen ze van mij een spuitje geven. Na tien jaar eenzame opsluiting, dat weer wel. Die tien jaar kan de veroordeelde gebruiken om een eventuele herziening van zijn proces te bewerkstelligen.
Vóórdat er tot de herinvoering van de doodstraf wordt besloten, moet er eerst iets gebeuren aan het recherchewerk van de politie, dat wel.
Ik sta helemaal alleen met deze mening, in de kleine kring van kennissen en vrienden, die eigenlijk allemaal PvdA stemmen of met de verzuring van de aardkloot in hun maag zitten. Ze vinden allemaal dat iedereen een tweede kans moet krijgen of dat een seriemoordenaar ‘zichzelf niet was’ toen hij aan het moorden sloeg.
Luister. Ik ben ook wel eens niet mezelf, en dan schrijf ik soms een raar stukje. Of ik zet opeens een stukje Goebajdoelina of Jeff Beck op. Maar ik ga niet uit moorden.
Uiteraard zijn seriemoordenaars abnormale mensen. Er is een steekje aan ze los. Wélk steekje, dat weten ze ook niet in het Land van de Seriemoordenaars, Amerika. Er schijnt op jonge leeftijd al iets mis te moeten zijn gegaan, waardoor de kandidaat-zelfmoordenaar begint met lichte vergrijpen zoals het villen van de kat van de buren en het stichten van brand op een basisschool. Wát er mis ging, is bij elke seriemoordenaar weer anders.
In elk geval is de medische wetenschap nog niet zover dat ze iemand met seriemoordenaarschapsgewoonten kunnen genezen. Tot het zover is, moet je de doodstraf hebben, vind ik.

woensdag 7 december 2011

272. Dat soort onderwerpen heeft niet mijn belangstelling

Ik weet niet wie de president is van Chili, Mexico of Argentinië. Ik weet dat ook niet van bijvoorbeeld Canada, Australië, Cambodja of van enig land in Afrika. Wie de president is van Gambia heb ik gehoord (van mijn broer Jaap, die er af en toe komt), maar zijn naam ben ik vergeten. Van Gambia weet ik alleen waar het ligt: in West-Afrika, omsloten door Senegal. Het zou een rijk en welvarend land moeten zijn, omdat het in zijn geheel ligt aan de beide oevers van de rivier de Gambia, maar rijk en welvarend is het niet. Belangrijkste godsdienst: de islam. En dan weet u het wel: een verscheurd volk (de breuk zit tussen het mannelijke en het vrouwelijke deel van de bevolking, zoals bij alle moslimvolkeren) met vrouwenbesnijdenis enzovoorts, dus geen rijkdom en welvaart.
Ik weet wel waar alle landen liggen op de wereldkaart, en wat hun hoofdsteden zijn, en ik kan ook sommige vragen nog wel beantwoorden (bijvoorbeeld: welk land is net als Italië laarsvormig? Antwoord: Laos. Hoofdstad: Vientiane. Dat ligt op de plaats van Genua in Laos), maar het nieuws uit die landen volg ik niet, omdat het me niet interesseert.
Mij interesseert wél het nieuws uit de Verenigde Staten, Rusland, en natuurlijk uit ons eigen Europa. Mijn belangstelling voor Russische nieuwtjes is begonnen in 1970. Ik was toen 17 en ik las voor het eerst een boek van Karel van het Reve, de slavist en schrijver. Het is nu in Rusland overigens een corrupte zooi, nog veel erger dan in de communistische tijd. Dat komt, ze hebben er geen normale rechtspraak, geen normale politie, geen normaal parlement en geen normale vrije pers.
Uit de Verenigde Staten lees ik dat kandidaten voor het presidentschap of voor enige andere functie nog steeds niet kunnen zeggen dat ze atheïst zijn. Slechts 25% der Amerikanen noemt zich atheïst, en dat is in Scandinavië, Engeland, Nederland wel anders. De bible belt bestaat nog, in Amerika. En (daarmee) ook het absurd hoge misdaadcijfer: 1 op de 250 Amerikanen zit nu in de gevangenis. Als je dat omrekent naar Nederlandse cijfers zouden dat 68.000 Nederlandse gevangenen zijn. Als ik goed geïnformeerd ben, hebben wij slechts éénvijfde van dat aantal gevangenen. Dus wat de PVV ook schreeuwt of wil beweren: we zitten hier goed.

dinsdag 6 december 2011

271. Dat was tegen het zere been

- Het is allemaal symbooltaal, in de bijbel.
- Het is allemaal wát?
- Symbooltaal.
- Dus je zegt bijvoorbeeld A vermoordt B, maar dat is een symbool voor A heeft B lief?
- Ja.
- Het komt mij voor dat die symbooltaal van jullie eenvoudig liegen betekent. In gewone mensentaal zijn dat twee heel verschillende dingen, A vermoordt B en A heeft B lief. Het gaat niet samen.
- Zo moet je het toch niet zien, jongen.
- De naam is E.J.M. Hoogeboom, mevrouw. En ik weet niet wat u gestudeerd heeft, ik denk theologie. Of nou ja, gestudeerd kun je dat niet noemen natuurlijk. U heeft alleen een zweverige site, laten we het daarop houden. U zou eens paleontologie of sterrenkunde moeten studeren, in plaats van in die symbooltaal te gaan zitten rondpirouetteren.
- Dat soort onderwerpen heeft niet mijn belangstelling, dank u.
- Dat had ik wel gedacht, mevrouw. Dus u weet daar ook niets van? Dat staat u goed. In symbooltaal blijven bazelen is zeker beter. En hoe ziet u oplossingen voor dingen als kanker en MS?
- Voor dingen als MS zijn mijn man noch ik te vinden, dank u zeer beleefd, dat komt in ons huis niet voor. Smerige troep, bah! En voor kanker zijn oplossingen.
- O. Een gebed tot God misschien?
- Een gebed tot God kan zeer wel helpen.
- Dat gebed haalt de kankergezwellen weg?
- Het kán helpen.
- Je gaat niet naar een dokter, je gaat naar een gebedsgenezer.
- Bijvoorbeeld.
- En die bidt dan tot God.
- Ja.
- En dan helpt God jou.
- Ja, misschien.
- Waarom misschien?
- Nou, Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, toch?
- Als Hij van de mensen houdt...
- En dat doet Hij!
- Als Hij van de mensen houdt, zou hij minder symbooltaal gebruiken. Geloof me, mevrouw.

maandag 5 december 2011

270. Er gaat dus een hoop weg

De gebroeders Ger en Ber Brandsma, in 1973 oprichters van GerBer Koffiezetapparaten Dirkswoud (GBKD), hebben hun bedrijf failliet moeten laten verklaren. Jarenlang was de GerBer koffiezetautomaat een succesvol merk, en met hun reclameleus Koffie drink je met GerBer! was ook niets mis. Hoe kon het dan toch zo verkeerd gaan?
Ber Brandsma over het faillissement: ‘De mensen drinken hun kopje koffie toch wel, crisis of geen crisis. Dus daar zit het niet in. De problemen zaten in het bedrijf. De verstandhouding was zoekgeraakt. We konden niet meer samen door één deur, mijn broer en ik. Mijn broer Ger was altijd de creatieveling in huis, hij ontwierp de GerBers. Ik bouwde ze, zeg maar. Vandaar dat ze GerBers heten en niet BerGers, want je moet eerst iets ontwerpen voordat je het kunt bouwen, dus vandaar, logische zaak.
Het begon in 1998. Toen wou Ger een koffiezetautomaat zonder lontjes maken. Een lontje, dat is vaktaal voor een tuitje. U weet wel, elk merk koffiezetautomaten werkt met lontjes. Dus ik zeg: Ger, niet doen. Ger gepikeerd, want hij wou eens iets revolutionairs maken. Zijn creatieve talenten loslaten en zo. Een half jaar later begint hij wéér te zeuren: ik wil een lontloze koffiezetautomaat ontwerpen! En hij blijft daar maar over zaniken, jaren lang. Ik weigerde zo’n ding te bouwen, want ik ben een man van de praktijk, van het hier en nu in de werkelijkheid en daar bestaat een lontloos koffiezetapparaat niet.
Afijn, vorig jaar begon hij er weer over en ik haal mijn hand over mijn hart en ik zeg: oké, ontwerp dat ding dan maar, dan zal ik het bouwen. Goed, Ger tekent zo’n ding en ik ga aan de slag om een prototype te maken. Ger heel blij, een prachtig prototype. Ik zeg: doe er eens 5 liter koffie in. Dat doet Ger. Ik pak kopjes en het ding werkt uiteraard goed, want wat ik maak werkt altijd goed. Alleen: de koffie komt er vallend uit, dus dat gaf een hoop smerigheid. Ik zeg tegen Ger: je hebt het  lontje vergeten, lamlul!
Dat was tegen het zere been, denk ik. De sfeer op de werkvloer werd steeds grimmiger. Vorige week hebben we besloten onze samenwerking te staken. Het is jammer, maar lontloos, dat gaat nu eenmaal niet.’

zondag 4 december 2011

269. Verder zal ik niets verklappen van het verhaal

Wie mij een beetje kent, weet dat ik in het leven sta met een meritocratische inslag. De democratie heeft gefaald, kijk maar naar Amerika. Kijk trouwens ook maar naar Nederland.
Hoe zouden we het moeten organiseren? Zo bijvoorbeeld.
De Oranje’s kunnen weg. Hun taken worden overgenomen door een ambtenaar die goed rechtop kan lopen.
Eerste Kamer en provinciale besturen: ook weg. Het geld dat daar nu aan uitgegeven wordt, kunnen de gemeenten wel gebruiken.
Tweede Kamer: 50 zetels. Ik zal straks zeggen hoe die gekozen worden. Politieke partijen worden afgeschaft. Die 50 Kamerleden mogen bijvoorbeeld 2 ton ’s jaars verdienen. Ik bedoel, niet samen, maar elk apart.
De regering bestaat uit 10 personen. Hoe die gekozen worden, volgt ook straks. De Minister van Onderwijs bijvoorbeeld heeft zelf onderwijs genoten en is geen doctorandus, maar professor. Het leger schaffen we af, dus daar is geen minister voor nodig. Ontwikkelingshulp: ook afschaffen. We moeten wel een potje houden, dat beheerd wordt door een Rijksambtenaar voor Natuurschokken.
Er gaat dus een hoop weg. Er komt ook iets bij: een driemanschap dat niet in de regering of de Tweede Kamer gaat zitten, maar dat na vele jaren ervaring oud en wijs genoeg is geworden om de Verkiezingscommissie te bemannen. Die commissie gaat voor verkiezingen de 30 kandidaat-ministers en de 150 kandidaat-Kamerleden uitzoeken. Daar mag u vervolgens de 10 ministers en de 50 Kamerleden uit kiezen.
Hoe doen we dat? Op de eerste plaats komt er een examentje waarvoor u wordt opgeroepen. Als u slaagt, ontvangt u uw wachtwoord. Dat examentje zou ik bijvoorbeeld kunnen samenstellen, maar dat komt een volgende keer, dus daar wil ik nog niets over kwijt.
U zet uw computer aan, gaat naar de site Regering en Tweede Kamer, waar alle 180 kandidaten hun curriculum vitae hebben staan, en waar u dus uw 50 plus 10 is 60 stemmen gaat uitbrengen. Ja, het is even wennen, maar zo krijgt het volk een regering plus een volksvertegenwoordiging die het verdient.

zaterdag 3 december 2011

268. In boeken wordt soms iets gezegd

Maarten Biesheuvel schreef verhalen zonder alinea-indeling. Niet altijd, maar toch vaak wel. Hij had geluk dat ik geen redacteur was bij Meulenhoff, zijn uitgever, want ik zou zeker iets gedaan hebben aan zulke teksten. Aan de andere kant heeft het toch wel iets, een verhaal dat uit één of twee of drie alinea’s bestaat. Ikzelf zou bijvoorbeeld na deze zin al de eerste alinea van dit stukje willen beëindigen.
In één van de mooiste korte verhalen van de Nederlandse literatuur, De pornografie (dat staat in Biesheuvels boek De verpletterende werkelijkheid, Meulenhoff 1979, pag. 55-79), gebeurt het volgende. Een jonge Biesheuvel, 16 jaar oud, spijbelt samen met een vriendje en trekt een dagje naar Amsterdam. Daar zitten ze in een kroeg op de Zeedijk en krijgen aanspraak met een kerel. Dat blijkt een fotograaf te zijn, die zegt: ‘Willen jullie eens 1000 gulden verdienen?’ (Duizend gulden of piek is ongeveer gelijk aan vierhonderd euro.) Dat willen de twee jongens wel, en even later zitten ze elkaar te masturberen, in de studio van die fotograaf. Fotograaf maakt er foto’s van, jongens krijgen die 1000 piek in handen. Ze reizen weer terug naar huis, en nu doet de schrijver iets bijzonders. Dat briefje van 1000 piek moest klein gemaakt worden. Dat doet niet Biesheuvel, dat doet die andere, handiger jongen. Biesheuvel zegt niet hoe dat kleinmaken gedaan wordt. Hij vertrouwt op de handigheid van zijn vriendje, en hij zegt ook doodleuk dat hij er nooit achter is gekomen hoe dat vriendje die 1000 piek heeft kleingemaakt. Verder zal ik niets verklappen van het verhaal.
Ik ken geen andere schrijver die tegelijk zo geloofwaardig en zo naïef zoiets opgeschreven heeft. Vladimir Nabokov (schrijver van het beste korte verhaal uit de wereldliteratuur, Prikkebeen, het staat in Lente in Fialta), die ook door Biesheuvel zeer werd gewaardeerd, zou het niet in zijn hoofd gehaald hebben.
Ikzelf heb overigens op mijn veertiende eens een middag gespijbeld. Ook ik ging naar Amsterdam en kwam daar in een hoerenbuurt terecht. De hoeren waren toen nog Amsterdamse wijven. Eén van hen, een hoogblonde del, vroeg of ik met haar mee naar binnen wou gaan. Ik schudde beleefd van nee, geen tijd. Zegt ze: ‘Krèg ’t seer!’

vrijdag 2 december 2011

267. Ik woon in Egmond aan Zee

Er wonen in Egmond aan Zee betrekkelijk weinig intellectuelen, maar ik geloof dat het percentage intellectuelen wel ongeveer gelijk zal zijn aan het percentage dat in Amsterdam, Den Haag of Venlo woont. Weinig dus, dat zult u met me eens zijn. Mijn definitie van een intellectueel is: 1. hij moet origineel zijn, en 2. hij moet een hoop gelezen hebben. Dus als je van een universiteit komt met een briefje waarop ‘Rechten’ staat, dan ben je nog geen intellectueel.
Jaap ‘de Bonje’ Zwart (die bijnamen worden hier aan ieder gegeven. Er zijn momenteel 19 Japen Zwart te Egmond aan Zee. Het telefoonboek werkt er niet aan mee) is bijvoorbeeld zo’n intellectueel. Jaap was vroeger, ik spreek van de jaren zestig der vorige eeuw, een ‘rauwe deurdouwer’, een vechtersbaas, zouden u en ik hem genoemd hebben, maar hij heeft zich sindsdien ontwikkeld. Hij is van barsten tot buigen gegaan. En hij heeft zich over de boeken gebogen: hij begon met stripverhalen en nu beschouwt hij mijn kleine boekenbestand als een bibliotheek. Hij leest Nabokov, Karel van het Reve, J.M.A. Biesheuvel, kortom, hij leest zich een slag in de rondte.
- In boeken (zei hij me laatst) vind je het ware.
- Je kunt evengoed zeggen dat je in hamsters het ware vindt (zei ik).
- Ja, daar heb je misschien gelijk in. Hamsters. Maar in boeken wordt soms iets gezegd.
- Daar heb jij weer gelijk in, Jaap.
- Heb je geen boek over de C1000?
- Nee, ik heb wel een boek over The growth of the supermarket economies, maar specifiek over de C1000, nee.
- Want ik heb nu gezien dat die C1000 een totaal verkeerde winkelindeling hebben opgezet.
- Vertel.
- Ze hebben het nu opgezet alsof de mensen alleen de noodzakelijke artikelen zullen kopen. Brood, groenten, vlees. Met verderop de niet-noodzakelijke dingen zoals tandpasta, snoepgoed, wc-papier.
- En dat moet andersom, zeg jij.
- Dat moet andersom, inderdaad. Voor de doorstroming van de klandizie zou het geweldig zijn.
Ik probeerde het te begrijpen, maar ik kwam zo ver niet.

266. Ik had er gewoon geen zin in

Ik had er gewoon geen zin in om elke dag een stukje te schrijven. Dat moet maar eens over zijn, dat geen zin hebben, ik ga vanaf nu weer elke dag een stukje schrijven. Niet op Dirkswoud, niet op enig ander blog (ik heb er zo’n vijftien gehad, dacht ik), maar hier, op BBZ (dat betekent overigens: Ben Bezint Zich. Dat bezinnen slaat op de titel van elk stukje, die steeds uit het vorige stukje komt. Een methode die ik u kan aanraden, want je zit nooit zonder stof op deze manier). Sommige stukjes zal ik ook publiceren in Nurks.
Hoe heb ik geleefd sinds Alice’s overlijden, vorig jaar? Eigenlijk heb ik nauwelijks geleefd, zo murw geslagen was ik. Het was ook geen goed idee om het dagelijkse schrijven los te laten: ‘Ik schrijf voortaan alleen nog als ik er zin in heb.’ Met als gevolg dat ik soms een week lang niets schreef en in die week ook verder niets deed, waardoor ik mezelf een waardeloze figuur ging vinden en me ging afvragen of ik het nog wel kon, schrijven.
Dagelijkse oefening baart kunst.
All right, wat gaan we doen op BBZ? We gaan hier alles doen, van Dirkswoudjes tot en met oude muziek en het behagen van de lezeressen (want die zullen toch wel blijven reageren? Als u ongeveer 60 jaar bent, dat ben ik ook, en u zoekt een rustige vent – met verschillende ziektes, dat dan weer wel – en u kunt wel glimlachen om mijn stukjes. Welke ziektes? Hartfalen, etalagebenen, herseninfarctjes gehad en zo. En u kunt wel glimlachen om mijn stukjes, dan moet u eens langskomen. Ik woon in Egmond aan Zee).

P.S. Ik vond dit geweldige rijm op Futility Closet:
To find a rhyme for silver
Or any “rhymeless” rhyme
Requires only will, ver-
Bosity and time.