zaterdag 31 oktober 2009

90. Je moet tegen zijn stijl kunnen

Dus ik vind dat hij wel weg mag. Wie zijn wij om het te verbieden, nietwaar. Hij mag best weg, als er aan hem getrokken wordt. Hij is ook een voortreffelijke kandidaat: hij heeft alleen al vier kabinetten geleden. Geleid, bedoel ik natuurlijk. In moeilijke tijden, zware tijden. Zwaar voor ons allemaal.
En zoals hij nu het kabinet achterlaat, laat hij het voortreffelijk achter! Hij heeft voortreffelijk werk afgeleverd, dat is zeker. Dat moeten we Jan Peter echt nageven. Hij zei ook in de Trèveszaal: ‘Mouwen uit de handen, en werk aan de winkel!’ Een waar woord, waar we ook zeker mee aan de slag gaan. Want het zal en het moet beter worden in Nederland!
Wie zou Jan Peter ooit kunnen opvolgen? Tja, dat is een groot probleem. Zo’n staatsman opvolgen, het is geen kleinigheid, dat zult u wel begrijpen. Diverse mensen zijn al gepolst, namen zijn genoemd. Tja. Iemand uit christelijke kring, dus dan kom je uit op Maxime Verhagen, zou ik denken. Als er iemand een primus inter pares is, dan is hij het wel. Uitstekende kerel ook. Dan hebben we een Maxima en een Maxime!
Ja, zo gaat dat in het Haagse. De ene gaat, en wordt uitgeluid. De ander komt en wordt ingeluid. Zo gaat dat. Je moet soms wat inleveren, het is niet anders.
Vooralsnog echter verdwijnt Jan Peter helemaal niet! Hij is niet in een zwart gat gevallen. Zo moet u het ook niet zien! Hij is nog steeds minister-president van Nederland en zijn Overzeese Gebiedsdelen, dit ter geruststelling, maar (oh, een andere microfoon) krijgen we nu in Europa ook weer van die achterkamertjes? Hetzelfde dus wat we in Den Haag al anderhalve eeuw lang gehad hebben? Kunnen de Europeanen zelf niet kiezen wie hun president zal worden? Welke Italiaan, Pool, Spanjaard of Tsjech zit er te wachten op een totaal kleurloze lul als Balkenende?
Ach, ga ook maar weg, lul de behanger!

vrijdag 30 oktober 2009

89. Het graf in

Vanavond was Raymond van de Klundert (bijgenaamd Kluun) bij Pauw & Witteman. Hij had nu een boekje geschreven, in het kader, dacht ik, van de Week of de Maand van het Spiritualisme, God is gek. Je moet tegen zijn stijl kunnen, ik kan er niet tegen, dus ik zal zeker dat boekje niet kopen. Kluun beklaagt zich in dat boekje over, zegt hij, de arrogantie van het atheïsme. Nietwaar, wij zeggen, je bent een ouderwets iemand als je na 1859 nog in God gelooft. Dat zeggen wij alleen maar, wij zeggen helemaal niet: je mag niet in God meer geloven. Wij zeggen: het is, gezien de feiten, onverstandig als je in God gelooft.
Van enige arrogantie is geen sprake. Wij laten slechts de feiten spreken. Vandaag bijvoorbeeld nog hadden wij zo’n feitje: het licht van een van de oudste sterren is gesignaleerd. Dat licht is 13,1 miljard jaar oud. Nagenoeg zeker weten wij dat die ster 630 miljoen jaar na de Big Bang is uiteengesprongen, hij geeft nu nog gammastralen af.
Hoe verhoudt zich dat tot de teksten der bijbel? Tot het geloof in Jezus, tot het geloof in Abraham, Mozes of de profeet Daniël? Dat verhoudt zich daarmee in het geheel niet.
Het is een veel interessanter verhaal dan dat verhaal over die armoedige kruisiging, die trouwens misschien nooit heeft plaatsgehad. Dat verhaal is dan ook opgeschreven 65 tot 120 jaar na die feitelijke gebeurtenis (die misschien niet eens een gebeurtenis was), door christenen. Geen ooggetuigen, niets.
Laat ik het zo zeggen. Als u wilt geloven dat Jezus voor ons is gestorven, dan mag u dat best. Als u wilt geloven dat de moraal een stuk beter wordt als we allemaal christenen worden, dan mag u dat ook. Maar beschuldig ons niet van arrogantie, als we met een miljoen of een miljard tegenargumenten komen.
Die tegenargumenten zijn er ook niet om uw christendom te ontkennen, die tegenargumenten (wij noemen het liever: argumenten) zijn er om de wetenschap vooruit te brengen.
Voorts zou het u, christenen, passen terughoudend te zijn. Na de 20ste eeuw, met zijn holocaust en zijn Russische kampen en zijn Cambodjaanse moordpartijen. Ja, zegt u nu, die zijn allemaal niet door christenen uitgevoerd! Nee, inderdaad. Maar u geloofde wel in een God, die dat allemaal had kunnen tegenhouden. Een God die dat niet tegenhield.
Die God van u was dus niet almachtig. Of hij was een ongelooflijke klootzak. Niet almachtig, zullen we dus maar zeggen.
Wat blijft er dan, in vredesnaam, nog over van die God? Niets. Helemaal niets.

donderdag 29 oktober 2009

88. Oké, ik ga wel mee

De PvdA doet het weer eens helemaal verkeerd. Godjezus, een baan als communicatie-adviseur voor de PvdA zou mij best bevallen!
Het probleem schijnt te zijn dat premier Balkenende naar Europa schijnt te vertrekken. Als hij vertrekt, zijn er twee mogelijkheden: a) Verhagen wordt de nieuwe premier, en b) er komen verkiezingen. Dat wordt dus a, want die verkiezingen moeten zo lang mogelijk worden uitgesteld, vindt de PvdA. Vindt voorlopig ook het CDA.
Wat zou ik nu de PvdA hebben aanbevolen? Het volgende.
Ik zou mevrouw Hamer hebben gezegd het volgende te vertellen: ‘Ja, Nederland is te klein voor een man van het formaat van Jan Peter Balkenende. In Nederland moest hij wel kleurloos zijn, daar kan hij in Europa zijn voordeel mee doen! Europa is veel groter dan Nederland. Veel belangrijker. Om daar zo’n man terecht te krijgen, dat lijkt ons geweldig! Geweldig goed voor Nederland, ook. Kijk, wij willen hem niet kwijt, dat begrijpt u wel. Maar als hem zo’n belangrijke baan wordt aangeboden, dan mag hij niet weigeren. Hij denkt ook zo Europees, hè.’
Wat je met zulke ambities moet doen, is: zo’n man het graf in prijzen. Dan krijg je een nog veel grotere kneus, Verhagen, als politiek leider van het CDA, ja. Maar daar kun je je tegen áfzetten, als PvdA. Je hoeft alleen maar wat te lekken uit de vorige kabinetsformatiegesprekken.
Deze tactiek van het prijzen, prijzen, prijzen van de politieke tegenstanders zou ik ook in het algemeen uitvoeren. Prijs ze kapot.
Zo’n mevrouw Kant van de SP zou ik bijvoorbeeld zo aanpakken: ‘Mevrouw Kant is uiterst geloofwaardig wanneer ze spreekt over de zorg. Zéér geloofwaardig. Daar kan geen lid van de PvdA tegen op, echt niet. Ze spreekt over de zorg in zulke normále taal, daar zou iedereen zich eens over moeten buigen.’
Meneer Wilders van de vereniging voor de vrijheid zou ik zo aanpakken: ‘Meneer Wilders, u heeft volkomen gelijk: het kan niet, het wil niet en het mag niet volgens de wet!’
Wilders: ‘Maar toch schtemt u tegen onze wetswijziging!’
U: ‘Inderdaad. Maar die wetswijziging van u heeft weer diverse bezwaren. Ik noem er maar één: het schieten op de knieën van voetbalsupporters door agenten kan bijvoorbeeld betekenen dat die agenten, die geschoten hebben, en hun families worden belaagd.’
Wilders: ‘Meer agenten! Schtrenger optreden!’
U: ‘Ik ben het geheel met u eens. Maar hoe streng moet een agent optreden?’
Enzovoorts, enzovoorts. Voordat zo’n mevrouw Verdonk naar de interruptiemicrofoon loopt, moet er al een PvdA’er zijn die zegt: ‘En nu de handen uit de mouwen, minister!’
(Voor de scheiding in het haar van Maxime Verhagen zie ik maar één oplossing: die zal steeds meer naar links verschuiven. Voor de kijkers dus: rechts.)

woensdag 28 oktober 2009

(Pauzebericht:) Pedo te Woensel

Op de eerste plaats: die Sietze van der V. kan geen kinderverkrachter of kindermoordenaar zijn, want dan zat hij nog wel in de gevangenis. Dan had hij niet 27 maanden moeten zitten, maar 27 jaar. Hij heeft alleen maar vieze spelletjes gespeeld met een paar kinderen. Zo erg is het dus allemaal niet.
Wat je als burgemeester had moeten doen, is dit.
1. Je geeft hem een huis in je gemeente.
2. Je licht privé de buren in.
3. Als Sietze weer met kinderen in de weer gaat, dan zien die buren dat, en dan bellen ze de politie.

87. ‘Ga je mee, naar buiten?’

Oké, ik ga wel mee, antwoordde ik dan. Ik was twaalf of elf jaar. Maar het liefste was ik gewoon thuis gebleven, om nog iets te lezen, iets te weten te komen. Er waren zoveel myriaden van dingen die je nog niet wist, en dat besefte ik. Onopgeloste dingen waarvan ik meer weet zou kunnen krijgen.
Ik had twee vriendjes: Sjaak en Sjon de Groot. Sjaak was iets ouder dan ik, Sjon iets jonger. Ze waren mijn neefjes, hun vader dreef een Vivo-winkel, waarin ik ook vaak (om niet) functies vervulde. Het ging dan om het vullen van zakken snoepgoed of tarwe-achtige dingen. Havermout.
Sjaak was een half jaar ouder dan ik, dus die was het interessantste voor mij. Toen hij zestien jaar was, werd hij bandlid bij The Crucibles, of hoe die band ook geheten heeft. Sjaak speelde basgitaar, maar stapte later over op dwarsfluit.
We gingen, op mijn veertiende jaar, eens fietsen naar het zwembad van Uitgeest. Het zal op een woensdagmiddag geweest zijn. Toen we eenmaal op weg waren, vroeg Sjaak mij: ‘Weet jij wat eit is?’
‘Nee, hoe werkt dat?’ antwoordde ik. Want ik vermoedde wel direct dat er een belangrijke wetenschappelijke bewering zou komen.
Net toen hij die bewering deed, reed ons van tegengestelde richtig een tractor van de familie Koot voorbij, dus ik hoorde Sjaaks bewering niet.
‘O ja!’ antwoordde ik.
Ik heb later nog geprobeerd om Sjon er in te betrekken: ‘Wat is eit?’ Die pogingen hebben geen resultaat opgeleverd. Ik zit er dus nog steeds mee. Eit is a) smegma, of b) het glorievolle zaad.

dinsdag 27 oktober 2009

86. Een kop en een staart

Staart u ook wel eens doelloos zomaar wat voor u uit, zelfs zónder een probleem? Zomaar voor u uit staren. Zonder, zeg maar, een ontbossend Antarctica. Zonder u ergens op te focussen.
Ik heb zonet nog zo gezeten. Ik keek naar buiten, er waren wat vogels. ‘Zit je weer aan je stukje te denken?’ vroeg mijn lief. Ik antwoordde: ‘Ja.’ Maar ik staarde gewoon wat naar buiten. Van dat soort leugentjes wordt een verhouding alleen maar sterker.
Ik geloof dat het een evolutionaire kwestie is: een mens, of een hond of een tijger, moet af en toe de tijd nemen om eens nergens aan te denken. Gewoon wat voor je uit kijken, meer niet. Dan ben je weer sharp als daar om gevraagd wordt. Als er bijvoorbeeld een fijne prooi voorbij loopt (tijger, mens) of als je gezegd wordt: ‘Ga je mee, naar buiten?’ (hond).
Helemáál nergens aan denken, dat lukt je natuurlijk niet, als mens. Zeker niet als u dit stukje hebt gelezen.
Zonet bijvoorbeeld — die vogels, dat waren kauwen, die op het veldje rond de kerk waar ik vlakbij woon, aan het pikken waren naar, ik moet maar raden waarnaar ze op zoek waren. Zaadjes? Wormpjes? — mijmerde ik wat over mijn zedigheid, bijvoorbeeld. Mijn zedigheid in het algemeen, bedoel ik, niet alleen mijn gedrag tussen de lakens. Die moeten trouwens ook weer eens de was in.
Ik stelde de vraag: ‘Hoe zedig bent u?’ En terwijl de kauwen doorgingen met pikken op het grasveld, begon ik te glimlachen. ‘Ik bedoel: u. U allen! Luistert. Gij zijt mijn zusters en broeders! Mijn gezusteren en gebroederten. Maar kunt u in alle eerlijkheid verklaren: ja, ook ik heb zedig gehandeld, in deze of gene kwestie? Vast niet!’ Ik pauzeerde even. ‘Vast niet! Zie eens de kauwen op het kerkveld. Ook zij handelen niet altijd zedig: ze pikken ook naar elkaar, ze vangen de vliegen voor elkaars neus weg. Daarbij kakelen ze ook nog eens kra-kra-kra.’
Toen zei mijn lief: ‘Ben, houd nou eens je kop.’

maandag 26 oktober 2009

85. Iets heel anders

Als je ‘voordelig geboren’ was — zoals in mijn geval: mijn verjaardag valt op 24 september — mocht je, ondanks het feit dat je nog geen zes jaar oud was, toch al naar de eerste klas lagere school. Ik meen me te herinneren dat de grens op 1 oktober lag. Viel je verjaardag na die datum, dan had je het nadeel dat je pas een jaar later naar school mocht. En viel je verjaardag precies op die eerste oktober, dan was je een bespreekgeval, denk ik. Dan moest er eerst onderzocht worden hoe gemotiveerd je wel was enzovoorts. Dat was bij mij gelukkig allemaal niet nodig.
De school waar ik op kwam was de Sint Cornelius R.K. Lagere School voor Jongens. Voor meisjes was er de Heilige Maria R.K. Lagere School voor Meisjes. Waar die splitsing der geslachten voor nodig was, heb ik nooit begrepen. Leerden de meisjes andere dingen op die Mariaschool dan wij op de Corneliusschool? Ik zou het eens moeten navragen bij mijn zusters.
Ik heb overigens nog enige tijd gedacht dat die Sint Cornelius en die Heilige Maria met elkaar getrouwd waren, in een ver verleden. Want ze vertelden ons nooit iets. Je leerde het alfabet en je leerde de tafels van 1 tot en met 10, en je kreeg drie keer per jaar een rapport. En dat was het, begin van de jaren zestig. Ik herinner me ook de gruwelijke verveling nog van het elke ochtend om acht uur naar de (tussen beide scholen in gelegen) kerk gaan. Veel van het atheïsme dat later opdook, moet terug te voeren zijn naar zulke gruwelijkheden: het moeten knielen, het moeten zitten op een harde houten bank, het geprevel van pastoor Bangert, de hele poppenkast. Wij zijn, denk ik, de eerste generatie geweest waarin massale afvalligheid de norm werd.
Ik herinner me enkele namen nog van de onderwijzers: meester Briefjes, meester Bakker en meester Duikersloot, het hoofd der school, die ook enkele leuke dochters had.
Uit die jaren herinner ik me het best nog dat ik mijn eerste boek kreeg van mijn vader: De avonturen van Scaramouche. Dat boek was, in de 19e eeuw, geschreven door een Fransman en er stonden tekeningen in van een Doré-achtige tekenaar.
Dit was een stukje zonder kop of staart. Het lijkt daarin op de stukken van dr. Lou de Jong over de Tweede Wereldoorlog. Gisteravond was er een programma over diezelfde oorlog met presentator Rob Trip. Het was de eerste van negen afleveringen. Die eerste aflevering had wél een kop en een staart.

zondag 25 oktober 2009

84. Algemeen aanvaard, applaus en dankgebed voor deze voortreffelijke ingeving

Een paar adviezen voor de depressievelingen onder u. Ik ben een depressieveling geweest, ik ken het baanvak Alkmaar-Castricum, als u begrijpt wat ik bedoel. Dit stukje is voor de sombersten onder u.
Weet, ten eerste, dat uw somberheid over kan gaan. Het is bij mij tenslotte overgegaan. Dus denk niet: o God, het duurt weer zo lang! Het duurt wel lang, maar het gaat weer over.
U heeft uw depressie gekregen op uw 16e, 17e, 18e jaar. Genetische aanleg. Er is niks aan te doen. Er is niks tegen te doen. Geen enkel geneesmiddel helpt er tegen. Je moet het maar verduren.
Als je het verduurt (dat neemt zo’n 30 jaren, dat nam het tenminste bij mij), dan weet je tenminste iets van het leven. Je weet dan meer van het leven dan een gemiddelde burger. Sterker: je weet dan dat die gemiddelde burger (waar je overigens al nooit bij zou willen passen, dat spreekt vanzelf) nooit die precieze kennis heeft waarover jij beschikt.
Je weet bijvoorbeeld, zoals in mijn geval, iets van de getaltheorie: wat 1/7, 2/7, 3/7, 4/7 tot en met 9/7 met elkaar te maken hebben. Eenvoudig tientallig rekenen. Het kan bij u natuurlijk iets heel anders zijn.
Oudere depressievelingen. Want jongere, die bereik ik niet zo gauw. Oudere depressievelingen. Als u merkt u dat u minder goed gaat slapen, bijvoorbeeld maar vier uurtjes per nacht. Onderneem dan iets interessants. Ga eens naar een museum bijvoorbeeld.
Ik ben bijvoorbeeld naar het Egmonds Museum geweest, vorig jaar, met mijn vriendin, Alice. O ja, een vriendin krijgen. Dat is het allerbelangrijkste en het allerleukste wat een man kan overkomen.
Hoe je een vriendin kunt krijgen, kan ik u helaas niet vertellen. Een vriendin krijgt u, gewoonlijk.

zaterdag 24 oktober 2009

83. De cruciale kwesties die je elke dag weer op je bord krijgt

Het was hetzelfde als met die 67-jarige leeftijd. Die hebben we ook ruimhartig aanvaard. Na de nodige interne discussies, dat wel natuurlijk.
Dus we hebben eerst zeer langdurig vergaderd met vertegenwoordigers van de CNV Bedrijvenbond en mensen van onze eigen CNV Hout- en bouwbond over de samensmelting van onze beide bonden. Tenslotte kwam daar uit naar voren dat we samen moesten optrekken. Maar hoe noem je dan zo’n bond? Daar gingen ook weer vele dagen mee voorbij.
Totdat de heer Piquet van de Bedrijvenbond het voorstel deed, de leden zelf hierover te laten beslissen. Algemeen aanvaard, applaus en dankgebed voor deze voortreffelijke ingeving. Maar hoe moet je dat dan organiseren? vroeg ik, want ik ben daar voorzichtig in. Behoedzaam. Want stel je voor dat 18% van je leden stemmen voor een naam als CNV Lijders, en die 18% wint het!
Dus ik heb voorgesteld een lijstje van namen te bedenken. Daar gingen ook weer enige vergaderingen overheen, maar dat lijstje was:
1. CNV Bondgenoten
2. CNV Vaklui
3. CNV Vaklieden
Dus uit die drie namen konden onze leden kiezen. We zetten ze in een brief, met de waarschuwing dat de eerste twee namen teveel FNV-achtig zouden klinken, de derde naam misschien te ouderwets was.
Wel, de brieven gingen de deur uit en 75% van de mensen wilde CNV Vaklieden. Daar gingen weer een aantal vergaderingen overheen, en tenslotte hebben we besloten dat het CNV Vakmensen moest worden, want je hebt immers met mensen te maken.

vrijdag 23 oktober 2009

82. Een keurige chauffeur

Een chauffeur heeft een lijst van dingen die hij moet onthouden. Punt één: waar staat meneer. Of mevrouw, maar in mijn geval is het meneer. Twee: hoe kom ik in godsnaam op tijd naar die plek? Drie: waar moet meneer naartoe?
Dat zijn zomaar wat vragen waar je voor staat. De cruciale kwesties die je elke dag weer op je bord krijgt. Er is ook nog de intieme band met meneer, daar mag niets van uitlekken. Meneer vertelt natuurlijk wel eens iets, over die rotsocialisten of die vurige gristenen waar hij mee moet samenwerken en zo, daar mag niets van uitlekken. Mijn taak is: rijden, en stilletjes meeconverseren. Zeggen: ‘Ze bedoelen het misschien wel goed, maar het zijn en blijven rotsocialisten, meneer.’ Of: ‘Het blijft lastig met die Christen Unie, daar heeft u een punt.’
Dat is onze taak, daarvoor worden we betaald. Vertrouweling zijn. Intimus van meneer.
En verder is het onze taak om de rit ook plezierig te maken, en dat plezier ook aan te kondigen zodra meneer instapt. Met meneer is het de gewoonte om te zeggen: ‘Koehoorn, meneer?’ Dan zegt meneer: ‘Doet u dat maar, chauffeur!’ ‘Oké, meneer!’ zeg ik dan.
En daar bedoel ik niet mee dat we dan een stukje door Oud-Beierland gaan rijden, hoor! Nee, verre van dat! Ik weet van een collega die een vrouwelijke minister rijdt, dat hij zegt: ‘Parelduiken, mevrouw?’ Maar ik ben meer van de manmanverhouding en daar word je ook op uitgekozen natuurlijk.
Zodra ik koehoorn zeg, weet meneer: o la la! Dit wordt weer een fijn ritje! En als we eenmaal samen zijn, onderweg, dan zeg ik: ‘Ontkleedt u zich maar, meneer.’ Hij vragen: ‘Hier?’ En ik zeggen: ‘En snel!’
Meneer ontkleedt zich, glimlacht nog even in de achteruitkijkspiegel, en haalt uit zijn tas een speciale karwats, die hij mij overhandigt. Ik zeg dan: ‘Die is niet goed genoeg.’ En ik pak mijn eigen karwats en daar bewerk ik meneer dan mee. Onderwijl houd ik het verkeer goed in de gaten. We moeten geen ongelukken hebben natuurlijk.
Dat is zo het leven van een chauffeur.

donderdag 22 oktober 2009

81. Bloed en overgeefsel en rotte eieren

Hans Smolders, inderdaad wou ik het hebben over deze minderwaardige figuur. Dat had u wel voelen aankomen na die titel.
Een kleine habbekratser, die een aantal stemmen heeft getrokken in de gemeente Tilburg, waar hij sinds zijn aantreden een viertal onderzoeken naar zijn integriteit aan zijn broek heeft gehad, en nu wederom een klacht krijgt te verwerken. Hij zou met Andrew Roud van het Amerikaanse MDG een gesprek hebben gevoerd over
€ 75.000, om ervoor te zorgen dat de Tilburgse mall er komt. Die
€ 75.000 waren natuurlijk voor hem.
Andrew Roud bevestigt dit gesprek.
Een tamelijk habbekratserige manier van dealen, Hans. Zoals het gewoonlijk gaat met je vriendjes in het vastgoed. Met die hele LPF, eigenlijk, luldrie.
Want je mag wel een keurige chauffeur zijn geweest van Pim Fortuyn en zijn hondjes, Hans, dat maakt nog niet dat je ook een keurige gemeentevertegenwoordiger zal worden. Ooit.
Het probleem is, dat je een valse nicht bent. Een pooier. Je teert op een vals verleden, jongen. Je zit fout.
Je hebt nu een klein succesje behaald want die (gehate PvdA-er!) meneer Vreeman moet opstappen, maar jij zelf zult je ook moeten verantwoorden. Dat kun je niet, en dan zal je dus zelf ook weg moeten. Misschien kun je daarna nog Pim-zalfjes gaan verkopen?
Doe dan wel iets aan je ogen, Hans!

woensdag 21 oktober 2009

80. Klopt u maar bij mij aan

Gertjan Goldschmeding, de Amersfoortse voorganger, heeft het thema weer op de politieke agenda gezet: wie zijn kinderen liefheeft, spaart de roede niet. De corrigerende tik, die in sommige gevallen een groot onderdeel vormt van de opvoeding van het addergebroed.
Het beste kun je al op babyleeftijd beginnen met ze een paar flinke rammen te verkopen, zodra ze beginnen te drenzen. Drenzen ze door? Verder rammen. Net zo lang totdat ze stil zijn.
Er zijn natuurlijk veel ouders die er niet toe kunnen komen, hun kinderen te slaan. Voor deze ouders hebben wij DCT opgericht, De Corrigerende Tik. U meldt zich aan bij mij, brengt uw kind mee, en wij leren het kind in één dag wat kan en wat niet kan. Aan het eind van de dag komt u uw kind weer ophalen.
Wij doen onze taak in speciale bunkers, over het gehele land verspreid, waar wij de kinderscharen ontvangen in een kelderachtige ruimte met aan de muren foto’s van middeleeuwse martelwerktuigen, zoals schedelkrakers, rektafels en ijzeren maagden.
Vervolgens nemen wij de kinderen één voor één mee naar een ruimte die wij de grot noemen, waar wij ze vastklinken aan de muur. In die grot stinkt het naar bloed en overgeefsel en rotte eieren. Daar beginnen wij met het inslaan op de kinderen, zodra zij een kik durven geven. Doorgaans is dat: onmiddellijk. Sommige kinderen janken al als ze die foto’s zien. Zo’n ijzeren maagd bijvoorbeeld, daar hebben wij veel succes mee!
Het inslaan op de kinderen geschiedt door onze speciaal opgeleide beulen, die onherkenbaar gekleed gaan in het zwart, met een zwartlederen beulskap over hun hoofd. Hun opleiding heeft vooral bestaan uit het met zware stem schreeuwen van zinnetjes zoals: ‘God is groot!’, ‘God is goed!’, ‘Zondag naar de kerk!’, ‘Jezus redt!’ en dergelijke meer.
Het inslaan zelf geschiedt op het hele kind, dus niet alleen op ‘de twee kussentjes’ van Gertjan Goldschmeding. En zo leren we uw kinderen in één dag wat het betekent als ze thuis lopen te drenzen.
Er komen ongelukjes voor: kinderen die een arm moeten missen, kinderen wier lever kapotgeslagen is, enzovoorts. Maar u weet één ding zeker: na een dagje DCT krijgt u een gezeglijk stuk nageslacht thuis.

dinsdag 20 oktober 2009

79. Een lastige ziekte

Lamutavupapatu, that’s the ultimate solution for you, en zo is het mensen, want jullie kunnen natuurlijk niet eeuwig in de schaduw blijven staan! Lamutavupapatu is het antwoord op jullie problemen. Lamutavupapatu is een prachtig eiland in het Micronesische, mooi klimaat ook, bijna tropisch, weinig wind, mooie stranden, mooie zwemgelegenheden, goede werkgelegenheid voor wie er wil aanpakken, dus alles bij elkaar is het prachtig. Het is zo prachtig dat ik al de eerste aanleg van plantages voor drop, zuurkool en speculaaspoppen heb aanbesteed.
Waarom stel ik dit nu voor? Hierom. Ten eerste betuig ik mijn spijt voor de dingen die er in het verleden soms misschien zijn fout gegaan. De dingen die we ook zouden oplossen, maar daar kwam dat verdraaide faillissement tussen, dus dat kunnen we niet meer.
U weet, mijn kunstcollectie, mijn AZ, mijn schapen, ik ben het allemaal kwijt. Maar ook dáárvoor heb ik een oplossing gevonden! Lamutavupapatu!
Wát gaan we doen? Dit. U allen, u bent gedupeerd door mijn bank, u zit in een financieel gat. U bent met hoevelen? Drieduizend gezinnen? Op Lamutavupapatu is wel plaats voor vijfduizend gezinnen, en dan blijft er nog genoeg ruimte over.
U stopt uw betalingen aan de DSB Bank, en wel direct. Dat ten eerste. U zegt uw baan op, et cetera, en u scheept u morgenochtend om acht uur vijftien in op de zeeboot Australia. Daar zal ik ook zijn. Gegarandeerd! Want ik ga met u mee, naar Lamutavupapatu!
Neemt u wel voldoende cash geld met u mee, want ten eerste moet u natuurlijk de bootovertocht betalen en ook de douanegelden et cetera, maar dat geld kunt u het beste aan mij overhandigen. Dan betaal ik het. Zevenduizend euro is het, dus dat kost het u. Maar dan bent u wel af van die verschrikkelijke financiële Nederlandse perikelen!
En dan gaan we van Lamutavupapatu, dat tot nu toe onbewoond is, een prachtig eiland maken. We maken een bank, we maken een metselaarsbedrijf, we maken een leenbedrijf, we kunnen er alles doen, onafhankelijk van welke overheid dan ook.
Natuurlijk moet er iemand zijn bij wie je aan kunt kloppen, als er iets is. Ik stel voor: klopt u maar bij mij aan, want wie kan dat nu beter overzien dan ik. Ja, u dacht, die Dirk Scheringa is nu wel eens uitgepraat, maar dit is plan C!

maandag 19 oktober 2009

78. Een moeilijke positie

- Slangenmens De Bruin!
- Hallo.
- U zit in een moeilijke positie, hè?
- Ja, dat kunt u wel zeggen. Ik was op weg naar de kapper, maar...
- De kapper!
- Maar ik sprong weer in mijn circusstand.
- Legt u dat eens uit? Dat is wel interessant voor de kijkers.
- Het is een soort tic, zoals Tourette-lijders schelden of zoals Parkinson-lijders centen tellen. Als mijn vrouw zegt: je moet maar eens naar de kapper gaan, of ga eens naar de slager of de bakker, dan schiet ik in mijn circusstand.
- En heeft die ziekte van u een naam?
- Het heet het contortionisme.
- Dan bent u dus een contortionist.
- Ja. Een lastige ziekte. De mensen kijken je er ook vreselijk op aan. Ze zijn het niet gewend.
- Dan gaan we nu over naar de rest van het nieuws. Dirk Scheringa is failliet verklaard door de rechter. Volgens de laatste berichten zal hij er zelf wel redelijk van af komen en weer een nieuw bedrijf willen opbouwen: DSA, Dirk Scheringa Accountancy, waar u — en dat is nieuw! — tegen een zéér gering bedrag, opgebouwd uit het Dirk Scheringa Kleine Centen Voordeelplan... Nee! Ik hoor net in mijn oortje dat de DSA niet doorgaat! Het wordt de DSS. De Dirk Scheringa Soliditeitsbewaking, waar u volgens hetzelfde Kleine Centen Voordeelplan terecht kunt voor een perfecte beveiliging van uw soliditeit!

zondag 18 oktober 2009

77. Dat moet u rustig afwachten

- Meneer Hoogeboom! Meneer Hoogeboom!
- Niet dringen. Een beetje ruimte, beste mensen!
- Meneer Hoogeboom, wat gaat er nu gebeuren?
- Nou, ik ga nu naar binnen. U weet dat de BHB in ernstige moeilijkheden is gekomen door de uitlatingen op de tv van meneer Kaleman en door de uitzendingen van Nova. Heel slechte uitzendingen waren dat. Voor de BHB dan, hè. Niet zo dringen, mensen!
- Wat zal de rechter beslissen, meneer Hoogeboom?
- Dat weet ik natuurlijk niet, maar onze mensen zullen hem met cijfers om de oren slaan, dat kunt u wel verwachten. Want de BHB moet niet verloren gaan! We zitten nu in een moeilijke positie, maar daar komen we wel weer uit, met onze mensen. Is het niet?
(Algemeen applaus.)
- Dank jullie wel, beste mensen! Dat is tenminste een Egmondse mentaliteit! De BHB, dat is één grote, gezellige familie en dat moet zo blijven! En daar vecht ik voor, met al mijn vezels! Want ze zeggen wel: met al die hobbies van meneer Hoogeboom, daar is al het geld van de bank mee verdwenen, maar dat is helemaal niet zo. Mijn Ben Hoogeboom Museum voor de Surrealistische Kunst, mijn Ben Hoogeboom Schaakclub, mijn buitenhuis te Egmond aan Zee, mijn geitenfarm, de Ben Hoogeboom Looptochten voor de Blinden en Slechtzienden — dat zijn allemaal noodzakelijke dingen, die er zonder de BHB niet zouden zijn, dus die moeten ook blijven!
- U bent hier wel populair, maar u wordt niet geaccepteerd door de bancaire wereld, meneer Hoogeboom.
- Nee, niet erg. Iedereen mag mij ook gewoon Ben noemen, van de keukenjuffrouw totaan de commissarissen, van de gedupeerde klant totaan de koningin.
- Maar wat gaat u tegen de rechters zeggen, meneer Hoogeboom?
- Ik ga de rechters vertellen: laat ons nog niet failliet gaan, want wij hebben twee plannen. Plan a: een overname door Betelgeuze Texas. Die staan te trappelen om op het vliegtuig te stappen en om onze boeken in te kijken. En plan b: dat heb ik niet zelf verzonnen, dat is verzonnen door meneer Rottekist die ik daarvoor hartelijk dank.
- En wat is dat plan b dan?
- Dat plan houdt in dat we al onze spaarders en ook al onze gedupeerde klanten vragen om een concessie te geven aan de BHB. Het hoeft maar om 200 miljoen gulden te gaan, dan zijn we al gered. Als de Nederlandsche Bank tenminste, als Nout Wellink dus meewerken wil.
- Denkt u dat dat kans heeft?
- Zeker! Maar dat moet u rustig afwachten.

zaterdag 17 oktober 2009

76. Het zal een latertje worden!

‘Normaal is het bij mij kassa, tríng, en we zijn klaar. Daar liggen nu obstakels voor, en wel politieke obstakels. Mevrouw de voorzitter.’
‘Meneer De Goorn.’
‘Mevrouw de voorzitter! Kan de afgevaardigde Verschueren nu eens precies uitleggen aan de Kamer wélke politieke obstakels waarvoor liggen? Want wáárvoor...’
‘Meneer Verschueren.’
‘Mevrouw de voorzitter, dank u wel. Welke...’
‘Nee, waarvóór!’
‘Meneer De Goorn, meneer Verschueren had het woord. Dat moet u rustig afwachten. Meneer Verschueren.’
‘Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Wat ik naar voren wou brengen was het volgende. Steeds als wij iets redelijks zeggen, begint de heer De Goorn, en anders wel mevrouw Stappers te dansen.’
‘Mevrouw Stappers.’
‘Mevrouw de voorzitter, ik wens het niet te horen dat wij hier staan te dansen als meneer Verschueren iets te berde brengt!’
‘Meneer Verschueren.’
‘Dank u, mevrouw de voorzitter. Maar u stáát te dansen, en u staat beiden te dansen aan de interruptiemicrofoon!’
‘Mevrouw Stappers.’
‘Ik moet hier ernstig bezwaar tegen maken, dat is geen manier van discussiëren!’
‘Meneer Verschueren. Nee, meneer De Goorn, u niet, meneer Verschueren.’
‘Dank u wel, mevrouw de voorzitter. U staat beiden te dansen, dame en heer.’
‘Een kwálijke insinuatie!’
‘Nee, meneer De Goorn, meneer Verschueren had het woord. Meneer Verschueren.’
‘Dank u, mevrouw de voorzitter. Met wie ik overigens wel een dansje zou willen proberen. Een quick-step? Of een chachacha?’
‘Mevrouw Parden.’
‘Mevgouw de voogzitteg. Wil de afgevaagdigde Vegschuegen misschien een dansje met mij?’
‘Meneer Verschueren.’
‘Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Als mevrouw Parden een paso doble bedoelt, daar is onze partij altijd voor in!’

vrijdag 16 oktober 2009

75. In wat voor wereld leeft zo iemand?

‘Ik kan u misschien te woord staan, heren, maar het is een krappe tijdsspanne. Dat zult u wel begrijpen.’
O ja, zeker!
‘Dank u, heren reporters! Want ik moest eerst naar een vergadering van Vemako consultancy, toen moest ik naar de SER, voor de Arbeidsomstandigheden, u begrijpt dat dat ook een hoop poespas gaf, daarna moest ik, eveneens voor de SER, naar een bijeenkomst voor de Commissie Sociale Zekerheid, ook belangrijk, vind ik tenminste. Daarna moest ik naar een vergadering, ook voor de SER, van de Participatie jongeren met ontwikkelings- en gedragsstoornissen.’
Maar wat denkt u...
‘Dan moet ik vanmiddag nog naar een vergadering van de Actal én van de Hudson. Belangrijke onderwerpen, waarbij geen mens gemist kan worden! ’
Nee, maar...
‘En daarna komen nog vergaderingen voor de Commissie Innovatie Mondzorg, uiterst belangrijk, dan is er nog een commissarissenvergadering voor Menzis, daarna heb ik nog — je ziet, een uiterst vol programma! — een bijeenkomst met de Dutch Group Captive, en dan volgt een vergadering voor Inter Access, waar ik me overigens bijzonder op verheug!’
Maar...
‘En dán ga ik naar het Waarborgfonds Eigen Woningen. Daarna race ik door naar de Financiering Jeugdzorg. Wat was uw vraag?’
Wanneer bent u terug in Wognum, meneer Linschoten?
‘In Wognum. Sja! Het zal een latertje worden!’

donderdag 15 oktober 2009

74. Bijvoorbeeld de SP of GroenLinks

Als je dus tegen die gelegaliseerde diefstal bent, zoals gepleegd door Dirk Scheringa en zijn maten, dan moet je gaan stemmen op SP of GroenLinks. Ze zijn al een jaar of tien tegen Scheringa in gegaan, en ik heb bewondering voor mensen als Vendrik en Irrgang. Ze hebben tenslotte de bende onder controle gekregen.
Dank ook aan Pieter Lakeman, die al eerder financiële schandalen aan het licht heeft gebracht, en die dat nu weer heeft gedaan. Hulde.
Dank ook aan Wouter Bos, die uiteindelijk ook heeft ingezien (‘dat soort provisies is idioot’, en dat zei hij een dag vóórdat Lakeman zei dat je je geld beter van de DSB kon weghalen) dat in Nederland een misdadige instelling zich niet een bank mag noemen.
Het lijkt me wel duidelijk: de Nederlandsche Bank en het Ministerie van Financiën wilden, hoe dan ook, die DSB platleggen. Daar hadden ze ook groot gelijk in.
Hans van Goor, die gisteravond weer bij Nova zat en niet in de gevangenis, maakte het duidelijk: hij kon geen handtekening zetten onder de regelingen met Jelle Hendriks, omdat hij dan beschouwd zou worden als een onbetrouwbare bankfunctionaris. Tegelijk zei hij ook in Nova, dat hij bereid was geweest zijn baan op te geven. Wat is het nu, beste Hans, bedenker van al die koopsompolissen: je baan kwijt, of je baan kwijt?
Ik heb nog een vraag aan Grote Dirk. Hoeveel geld heb je er nu aan verdiend, in de loop der jaren? De schattingen zijn: 45 miljoen euro. Na een proces, bedoel ik, want zoals het er nu voor staat, is het 128 miljoen euro. Reken maar dat we dat proces zorgvuldig zullen volgen!
Dat maakt het allemaal niet gemakkelijker. Wat moet ik gaan stemmen? SP? Ik vind die Irrgang een sympathieke, vasthoudende figuur. Ik vind Agnes Kant volledig ongeschikt als fractie-voorzitster, maar als woordvoerster voor de zorg een ster. Die man die de AOW doet, vind ik een sympathieke, georganiseerd soort vent. Maar die fractie bestaat toch voor de rest uit, neem me niet kwalijk, gekwakelte.
GroenLinks. Ik kon die vorige fractievoorzitter al niet uitstaan, en het is er niet beter op geworden met dat wicht. De enige in de fractie voor wie ik bewondering heb, is, ik had het al eerder gezegd: Kees Vendrik. Hij lijkt me een fatsoenlijke kandidaat voor een volgend fractievoorzitterschap. Dan ga ik misschien op hem stemmen.
Blijft over: de PvdA. Maar ja. Op zo’n splinterpartij ga ik niet meer stemmen. Zeker niet met zo’n lid als Mei Li Wang, of hoe ze ook heet, die nog zei dat het allemaal anders was gelopen zonder de uitlatingen van Pieter Lakeman. In wat voor wereld leeft zo iemand?

woensdag 14 oktober 2009

73. ‘Het komt wel goed.’

Toen premier Balkenende een half jaar geleden zei: ‘Dirk, je bent een voorbeeld voor ons allen!’, wist je al: laat ik mijn geld van die DSB weghalen, want het kan daar nooit helemaal pluis zijn. Je kon toen al, midden in het feestgedruis, het faillissement zien aankomen.
Ik heb geen geld bij de DSB staan, ik zit keurig bij de Rabobank, al sinds 1977 heb ik daar dezelfde spaarrekening. Maar ik heb het DSB-nieuws natuurlijk wel gevolgd, en niet sinds afgelopen maandag, maar al veel langer. Om precies te zijn: sinds die Icesave-roofpraktijken volg ik het bankennieuws in Nederland vrij nauwgezet.
Ik vind:
1. Als je je een tophypotheek met koopsompolissen hebt laten aansmeren, dan ben je uitermate stom geweest.
2. Maar Dirk mocht dat doen, het was legaal. Als u vindt dat dat niet meer legaal moet zijn, moet u voortaan op bijvoorbeeld de SP of GroenLinks gaan stemmen. Dat zijn de enige partijen geweest die tegen die deregulering waren, en die niet dachten: ach, het zal wel goed komen met die banken.
3. Als u nog geld hebt staan bij de DSB: zeer jammer, maar u had het nieuws kunnen volgen. Dat heeft u niet gedaan, anders had u uw geld elders ondergebracht. Dus niet klagen nu.
4. Het mooiste van de afgelopen dagen was wel een man met een zeer verzorgd baardje, gezeten in een tamelijk luxe wagen. Hij was speciaal naar Wognum gereden en ontmoette daar een journalist van de NOS, die hem helaas niet vroeg waar hij vandaan kwam. Als ik zou moeten gokken: uit Aerdenhout, Zeist of Wassenaar. De man was zeer kwaad want hij kon niet meer bij zijn schamele 3000 euro komen, en ‘ik heb het nodig!’
5. Stemt dus, als u ook tegen die vrije handel bent, op de SP of op GroenLinks. Stemt bijvoorbeeld niet op CDA of VVD. Wat die twee laatste partijen nu ook beweren, ze zijn de afgelopen vijftien jaar zo blij als kinderen geweest met die vrije handel.
6. Als die vrije handel wordt opgeheven (en dat wordt ie, de hele Kamer is het nu met SP en GroenLinks eens), dan kan de Nederlandsche Bank weer stevig gaan controleren. Dan kan ook die depositogarantie vervallen of teruggebracht worden tot bijvoorbeeld 10.000 euro.
7. Er moet een Staatsbank komen.

dinsdag 13 oktober 2009

72. Loop eens naar de psychiater

Toen ik 17 jaar oud was, kreeg ik mijn eerste depressie. O jee, dacht mijn moeder, hij heeft hetzelfde wat ik ook heb, mijn leven lang al. Mijn moeder ging toen af en toe al naar een psychiater in Heiloo. Naar die psychiater nam ze mij ook mee (‘Kom mee, niet zeuren, daar word je beter van’).
Die psychiater was gevestigd rechts, aan de zuidzijde van de Willibrordus Stichting. Het was een oud stenen huis, met ongelooflijk hoge drempels. Die waren wel twee centimeter hoog. Je moest eerst een trappetje op, dan aanbellen, dan kwam er een stem die zei dat de deur openging, dan ging je die drempel over en dan kwam je in een wachtruimte die de sfeer had van een sacristie. Harde banken aan de muren. Donkerbruin, alles, met links en rechts een paar grote planten.
Wie die psychiater was, hoe zijn naam luidde enzovoorts, zou ik nu niet meer weten. Ik kan me zijn gezicht zelfs niet meer voorstellen. Ik heb sindsdien nog twaalf of dertien shrinks gehad. Wel weet ik nog zeer goed dat oom Nico Baltus in die wachtruimte binnenkwam. Ik herinner me dat hij een vloerwasser of zoiets en een emmer bij zich had. Hij keek ons aan en glimlachte, op een zeer verkeerde manier.
‘Van je familie moet je het hebben,’ zei ik tegen mijn moeder.
Zij: ‘Ja.’
Van het psychiatrisch gesprek herinner ik me alleen nog dat ikzelf er geen deel aan had, en dat de psychiater me tenslotte over de bol aaide: ‘Het komt wel goed.’
Daarop heb ik nu twee opmerkingen.
1. Het had ook mis kunnen lopen, klungel.
2. Het is uiteindelijk goed gelopen, na dertig jaar van ellende. Maar dat het niet mis is gelopen, komt niet door jouw en jullie interventie.
Eindconclusie: of je er doorheen komt, is uiteindelijk toeval. Niks anders.

maandag 12 oktober 2009

71. Hij kreeg nog aanhangers ook

Je zakt, met een paar omstanders erbij, terneer op een bed van violen. Je hebt God gezien. Welke God? Jezus. Niet Wodan, Baäl, Isis of Pätarsäly? Nee, Jezus. Je hebt ook nog een tamelijk goedgelovige zoon die er nog een boek over gaat schrijven. Die gelooft ook dat je echt Jezus gezien hebt. Dat je Jezus dus kunt zien. En dat je in die ene split second ook te weten kunt komen hoe je moet leven. Hoe moet je leven? Op de meest bekrompen wijze, graag.
U zult zeggen, dat kan alleen in Ede of Tholen gebeuren, dat gebeurt hier niet. Nee, hier zouden de mensen tegen zo’n Godziener zeggen: loop eens naar de psychiater.
Maar in het landelijke Dirkswoud kan men zich nog goed de dag herinneren waarop Josef Breuker (die vanaf die dag zichzelf Josef ging noemen, en niet langer Joop wilde worden genoemd) opeens het licht zag en genezingen aanbood per gebed. De datum was 28 december 1973. Joop (Josef) was 18 jaar oud en stond bekend om zijn eenkennigheid, zijn wat depressieve houding in het leven. Vrienden had hij niet, vriendinnen al helemaal niet.
Dat veranderde op die dag, dat wil zeggen, hij kreeg aanhangers. Hij adverteerde in het Noordhollands Dagblad: op 28 december 1973 zal genezer Josef Breuker in zaal Diligentia te Dirkswoud aanwezig zijn, komt allen met uw gebreken!
Het sloeg aan, de bijeenkomsten werden steeds massaler, hij vond er ook een vrouw, met wie hij veertien kinderen zou krijgen, die allen gebroken door het leven gaan. Want als er iets is dat de christenen wel weten, dan is het: hoe het leven van je kinderen te verruïneren.
Eén slechts van die veertien kinderen is nog redelijk terecht gekomen: Johan. Johan was voorbestemd om als Johannes Breuker zijn vader op te volgen als genezer. Maar hij werd dorpsarts en schreef een aardig boekje: ‘Kanker in Kanaän’.

zondag 11 oktober 2009

70. Er woont nagenoeg niemand

Er woont nagenoeg niemand in Dirkswoud die weet heeft van of belangstelling heeft voor het leven van Radboud van Dirxwald (ca. 1018-9 september 1033). Het interesseert de Dirkswoudenaren niet, ze lijden aan het algemeen Nederlandse gebrek aan kennis van hun eigen historie.
Radboud’s vader en moeder waren Constant van Dirxwald en Elsebroth van Buesten (of Bresten, zoals andere geschriften melden). Of ze nu Van Buesten of Van Bresten heette, zeker is dat laatstgenoemde naam het beste weergeeft hoe zij er moet hebben uitgezien. Om het maar eens uit te drukken in de taal van de jongeren van Dirkswoud: ze had een enorme bos hout voor de deur.
Elsebroth kreeg, met haar ongelooflijke borstomvang, een kind. Radboud. Toen Radboud dertien jaar was geworden, stopte ze met de moedermelkvoeding en moest Radboud overstappen op gewone penen, koolsoorten, wildgebraad en bier. Dit beviel de jonge Radboud niet zeer. Hij wilde aan de borst blijven.
De jonge Radboud bedacht toen: laat ik een religie bedenken waarbij we moeder Elsebroth als godin en als voedster der gehele wereld beschouwen, en met mij als hogepriester. Zo gezegd, zo gedaan. Predikend liep hij door de Dirkswoudse straten, en hij kreeg nog aanhangers ook: mensen die ook wel eens van de tieten van Elsebroth wilden proeven.
Maar zo ver liet Radboud het niet komen, hij stelde dat alleen de hogepriester dat voorrecht kon genieten. Het heilige sacrament, enzovoorts. Er moest een houten tempel worden gebouwd, waarin de heilige Elsebroth plaats zou nemen op heerlijke kussens, en in die tempel zou op gezette tijden de hogepriester bevoegd zijn van de tieten van Elsebroth te genieten.
Enfin, dat ging een jaar lang goed. Toen kwam er een revolte onder de gelovigen, Radboud werd vermoord (hij schreeuwde vóór zijn moord nog: ‘Weest niet jaloers, kerkleden!’) en Elsebroth werd, zoals we tegenwoordig zouden zeggen, langdurig en meervoudig ruw verkracht door de gelovigen.
Maar, zoals ik al zei, men neemt het voor kennisgeving aan. Men interesseert zich er niet voor, de geschiedenis is niet belangrijk. Men denkt alleen aan het heden, het nu, aan Hetta van Dalen die voor de vierde keer haar borsten heeft laten vergroten, tot misschien nog niet de helft van Elsebroth’s borsten.

zaterdag 10 oktober 2009

69. Matigt u toch!

‘Wij zullen ons wapenen met alle illegale...’
‘Legale, buurvrouw!’
‘Met alle legale middelen om te voorkomen dat onze Hedwigepolder weg gaat!’
Die Hedwigepolder is drie vierkante kilometer groot. Meer is het niet. Het ligt ten noordoosten van Hulst. Er woont nagenoeg niemand. Hoe kan iemand, hoe kan zelfs Balkenende daartegen geweest zijn of er moeite mee gehad hebben?
Vanavond waren er bezorgde Zeeuwen bijeen (een stuk of twintig, schat ik) die vonden dat die ontpoldering van de Hedwigepolder een nieuwe watersnood naderbij zou brengen.
Zeeuwen, weest toch nuchter! Dat is echt niet het geval. Het is eenvoudig een overeenkomst met de Belgen: zij geven iets, wij geven ook iets. Drie vierkante kilometer.
Aan de andere kant is het toch vreemd dat er protest komt uit Zeeuws-Vlaanderen, dat stukje grond dat bij Nederland blijkt te horen, maar dat (puur geografisch geredeneerd) natuurlijk bij Vlaanderen hoort. Hulst, Terneuzen, Breskens, ik herinner me zelfs een dorp dat Boerengat heet, dat zou ook best Belgisch grondgebied kunnen zijn.
Ik snap wel dat u zich gediscrimineerd voelt, beste Zeeuws-Flandriens. Inderdaad nemen wij soms beslissingen waar u zich niet in kunt vinden, beslissingen ‘van de overkant’.
Als u in overwegende mate niet van die beslissingen gediend bent, dan zou u achterom kunnen kijken. Dan zou u België kunnen vragen: neem ons over! Er is weinig kans dat het Nederlandse leger dan zou optreden en een grensconflict zou provoceren. Of zoiets.

vrijdag 9 oktober 2009

68. De internationale ontwikkelingen

‘De grote vraagstukken zijn dan ook de intnaatsjale ontwikkelingen. Dat moet u ook duidelijk zijn, meneer Van Kervel! Daar zitten wij nu eenmaal mee!’
‘Wélke ontwikkelingen, mevrouw de voorzitter, zou ik de premier willen vragen.’
‘De minister-president.’
‘Meneer Van Kervel, ik herhaal nog eens wat ik ook al beschreven heb in mijn brief aan de Kamer. Intnaatsjale ontwikkelingen in verband met, ik moet het even opzoeken, hier is het! (Houdt triomfantelijk een papier omhoog.) Jawel, hier is het! Want u dacht dat ik het niet meer had, maar ik heb het nog!’ (Gelach van de volksvertegenwoordigers.)
‘Meneer Van Kervel.’
‘Maar, mevrouw de voorzitter, we zitten hier niet om slecht cabaret opgevoerd te zien worden. Mijn vraag aan de minister-president is: wélke internationale ontwikkelingen staan er in de weg?’
‘De minister-president.’
‘Mevrouw de voorzitter, meneer Van Kervel vraagt naar de intnaatsjale ontwikkelingen. Die heb ik beschreven in mijn brief aan deze Kamer. Volgende punt is...’
‘Meneer Van Kervel?’
‘Ja, mevrouw de voorzitter. De minister-president heeft in zijn brief aan de Kamer iets geschreven over ontwikkelingszaken. Wat bedoelt hij daarmee?’
‘De minister-president.’
‘Daarmee bedoelde ik, mevrouw de voorzitter, de betrokkenheid van ons Koninklijk Huis met Afrika. Wat ik daarmee precies bedoelde, kunt u beter overleggen met de Minister van Ontwikkelingszaken, maar...’
‘Meneer Van Kervel.’
‘Dit is toch wel, mevrouw de voorzitter, te gek voor woorden! Eerst zegt u: de prins en de prinses mogen een huis bouwen in Mozambique. En als ik vraag: welke ontwikkelingszaken? Dan zegt u: dat weet ik één twee drie niet.’
‘Meneer Van der Vlies.’
‘Het moet mij toch van het hart, mevrouw de voorzitter, dat er vanmiddag weer zeer onzorgvuldig over de personen van ons Koninklijk Huis wordt gesproken. Matigt u toch!’

(Overigens, die handenvouwtruc van Balkenende, zou hij die nou zelf, zeg maar spontaan, uitgevonden hebben? Neen. Het is een trucje van de Amerikaanse Mormonen. Balkenende gebruikt het trucje alleen bij gewijde onderwerpen. Dus als het Koningshuis of het christelijk onderwijs in het geding zijn.
U zou het eens aan de Vereniging van Doven moeten vragen. Die zouden onmiddellijk zeggen: die man is onbetrouwbaar. U kunt het zelf trouwens ook controleren: zet uw tv aan, zet het geluid uit, en laat mevrouw Kant of meneer Wilders spreken.)

donderdag 8 oktober 2009

67. Núú komt het geld wel binnenrollen!

Opgericht is hedenochtend: de BHB, de Ben Hoogeboom Bank. Wij zijn een normale, creditaire onderneming waar u uw geld gewoon kunt laten uitstaan tegen het normale rentetarief, dat halfjaarlijks wordt herzien. Kwartaallijks, pardon, dat elke drie maanden wordt herberekend op grond van de internationale ontwikkelingen. Ter plaatse, ik bedoel, wat die ontwikkelingen hier doen.
Wij zijn nog geen grote bank, maar wij worden vanzelf een groot bankbedrijf. Wij zoeken! Nog enige ervaren politici van een bij voorkeur ouderwetse partij voor een functie van commissaris. U kunt zich opgeven bij mijn rechterhand Gerard van der Gom, die ik nu dan ook het woord geef. Gerard!
‘Ja, mensen. Dank je wel, Ben. Voor de gewone, gemiddelde cliënt. Het zou me een goed ding waard zijn als, maar ik geef nu het woord aan onze praktische specialist, Kees Pronk!’
‘Dank u. Dit land! Zou er een stuk beter op staan, ook internationaal, als wij. Eens stopten met zeuren. Kijk ik naar bijvoorbeeld Pronk’s revolutionaire bankdeals. Amerika, de Bahama’s. Engeland. Frankrijk, Guernsey, het Duitse geld. Het Zwitserse geld! Want daar bekommert zich nog geen kokosnoot om! Maar dat geld is nu veilig gestald op rekeningen van de BHB. Want daar kunt u safe en cold uw gelden op overmaken, dames en heren! Dat is de functie van onze BHB! Niemand een vraag? Niemand een vraag. Barry!’
‘Dank u wel, meneer Pronk. Ik ben blij dat u deze kwestie toch aan de orde heeft willen stellen.’
‘Welke kwestie, Barry?’
‘De kwestie van de Zwitserse gelden, meneer.’
‘Die heb ik helemaal niet aan de orde gesteld, Barry! Houd je nu maar aan je tekst.’
‘Dat is goed, meneer Pronk. En het rentepercentage voor de volgende drie maanden wordt berekend op dit moment en het schijnt uit te komen op 3,1%.’
‘Drie komma één percent! Dus! Had jij nog iets toe te voegen, Ben? Het hoeft niet, hoor.’
Leve de BHB!

woensdag 7 oktober 2009

66. Duidelijke instructies

Welkoom coersisten!
Oe bent van haarte welkoom op deze dipploma-autraikieng. Waar gieng het om. Laat iek oe daarover iets bewonderingswaardiegs verhaal doen.
Onze coersist Moklebe, die helaas niet, nee niet, aanwezend is want Moklebe ligt op het ziekenhois met een snotnois van de Mexicaanse griep, die Moklebe zei mij toen hij nog helemaal lekker waas en gezond kon eten: ‘Het Nederlaands is een raarrr taalgebrauk. Moeilijk volgbaar.’
En zo ies het ook, de Nederlaandse taal is zóó laastig om te leren! De Nederlaanders zeggen bijvoorbeeld: ‘In de koiken wees toch zaainieg met peper en zauwt.’ Met chili en zauwt, bedoelen ze, maar waarom daar zaainieg mee zijn? Geen noodzaak. Want chili maakt de gerechtjes smákeloos tot en met! Dat weet oe nog wel van oew moeder, vraagt oe het haar, waant zij zaal oe hetzelfde verhaal doen.
Dat zijn van die kleine dingen die ons tegen de broek staaiten. Dat de Nederlaanders zèlf hun taal gebrekkend gebraaiken.
Maar iek, Goeroejondjoe Permaflossoe, ben op dit ogenbliek in staat oe mede te delen dat oe geslaagd bent voor oew examen Nederlaandse taal. Hulde en applausjes want deze bijzónderlijke prestatie, het ies té ongewoon!
En voordat we daarover moeziek gaan maken, nog even deze mededeling. Dames en heren! Oe bent toegetreden tot het internationale volk der tolken. Reken oe niet tot de rijksten! Het ies mogelijk daat oe denkt: ja, núú komt het geld wel binnenrollen!
Miesschien. Miesschien. Maar het loopt miesschien aanders. Volgt u daarvoor onze Englische coersoes. Oe kunt ziech opgeven aan de bar, daar. Bij de optekenformoelieren, voor een prijs van weinig oiro’s. Een móeilijke coersoes, want aals je zegt ‘Aai zééh’, dan zegt een Engelsman ‘Paarbloi’, dus die talen verschíllen.
Trio, moeziek!

dinsdag 6 oktober 2009

65. Een heerlijke wereld

Ik bedoel natuurlijk: 67. Een heerlijke wereld. Als u 50 of 55 of 60 jaar bent en u bent bijvoorbeeld geen professor, bankier of politicus, dan bent u werkloos. Dus het zal u weinig uitmaken.
Mij maakt het ook weinig uit, hoor.
Hoe zal ik erover denken als ik 67 ben. Ik zou ten eerste van elke verantwoordelijkheid zijn ontslagen voor bijvoorbeeld: het milieu (dat is voor de latere generaties), het fileprobleem (idem), de problemen op de woningmarkt (idem), het koningshuis (daar maak ik me nu wel druk over, af en toe, maar: idem), het grote jeugdwerkloosheidsprobleem (idem, idem, idem) — als ik 67 zou worden, zou ik daar geen problemen meer in zien. Los ze op of los ze niet op, zou ik denken, stuur het hele koningshuis naar Mozambique en laat ze daar blijven. Enzovoorts.
Het lijkt me heerlijk!
Ik zou me verder nog bezig willen houden met de volgende vragen.
1. Als je alle uitvoeringen van de Goldberg Variaties neemt die de afgelopen 100 jaar zijn gemaakt. Hoe komt het dat iedereen, en ik ook, de uitvoeringen van Glenn Gould op de eerste plaats zet? Want over smaak valt te twisten.
2. Neem Martin Amis. Hoe kan het dat zo’n goede schrijver zulke geweldige passages kan schrijven, en mij toch niet echt kan boeien?
3. Hoe zou het komen dat in de Indische keuken nooit munt wordt gebruikt? Althans, ik lees er nooit iets over. Het zou een enorme verrijking zijn.
4. Hoe is het gekomen dat bijvoorbeeld Karel Appel een grotere naam heeft in Amerika dan in het Verenigd Koninkrijk? In de U.K. is toch een mens zoals Damien Hirst een grote naam? Toch?
5. Hoe zou het gekomen zijn dat we J.S. Bach altijd als het begin van de klassieke muziek hebben beschouwd (nou ja, ongeveer), terwijl we nu Byrd, Tallis, Palestrina als bijna even grote componisten zijn gaan zien?
6. Hoe komt het dat we zijn blijven geloven in een kolderfiguur als Jezus???
7. Hoe zou het toch komen dat een nummer als Whipping post altijd aan Frank Zappa wordt toegeschreven, terwijl het een nummer is van The Allman Brothers Band?
8. Hoe is het mogelijk dat we in Nederland verschillende soorten Nederlands blijven schrijven, terwijl de commissie Napels (2018) zulke duidelijke richtlijnen heeft vastgesteld?

maandag 5 oktober 2009

64. Ik heb niets met dirigenten

Stel, dat zo’n 150 jaar geleden besloten was om de Goldberg Variaties door een clavecinist of een pianist en een dirigent te laten spelen. En dat hetzelfde zou zijn gebeurd met sonates van Beethoven of de mazurka’s van Chopin. Het zou volstrekt normaal zijn dat je steeds met een dirigent zo’n stuk zou uitvoeren. Een kwartet van Schubert zou ook met dirigent worden uitgevoerd.
Het zou zomaar gekund hebben.
Dan zou er nog meer dan nu gebruikelijk is, gepraat worden over de interpretatie door de dirigent van Mozart of Haydn.
Maar stel nu eens dat het hele dirigentendom nooit was ingevoerd. Dat het zingen van stukken van Byrd of Tallis, het spelen van een concert van Bach of Mozart gewoon zonder dirigent zou geschieden. De mensen studeren hun stuk in, ze beginnen eenvoudig op een hoofdknikje van een van de zangers of violisten.
Er zou op de eerste plaats — tot mijn grote vreugde — niet gepraat worden over de interpretatie van zo’n werk, maar uitsluitend over het spelen van dat werk door de musici.
We zouden dan ook geen concertmeester hebben, zo’n man die er moet zijn (volgens Jaap van Zweden) om een goed contact te verkrijgen tussen het 0rkest en de dirigent.
Al zulke onzin zou er niet zijn. In plaats daarvan: het primaat van de musici.
Een heerlijke wereld.

zondag 4 oktober 2009

63. Leuke functie

Je hebt werk, en je hebt functies. Functionarissen vind je bijvoorbeeld op het belastingkantoor. Boekhouders, managers in ziekenhuizen, het zijn en blijven functionarissen. Functionarissen administreren het echte werk.
Nederland is een land van functionarissen.
Ik ben in mijn leven altijd — op één keer na, waarover straks — verre gebleven van welke functie dan ook. Ik wou steeds dat er iets uit mijn handen kwam, ik wou iets maken. In mijn kennissenkring zat een stukadoor. Bij het bedrijf waar hij werkte, zat ook een boekhouder/werkverdeler. Die man had ik ook kunnen kennen, maar ik kende hem niet en daar was ik wel tevreden over: zo’n man maakt niets, nergens, nooit. En waar moet je dan met hem over praten? Over zijn aquarium?
Ik heb steeds vergaderingen gemeden als de pest. Als ik solliciteerde, zei ik er steeds bij: vergaderingen, werkoverleg, wat ook, doe dat maar zonder mij. Ik hoor later wel wat jullie besloten hebben.
In de jaren tachtig begon opeens dat rare gedoe van die teambuilding in zwang te komen. Ik zei toen: daar doe ik niet aan mee, want ik ben geen teamlid. Als dat je niet bevalt, moet je me maar ontslaan. Dan ga ik bij de concurrentie werken.
Dat werd wel vreemd gevonden, maar een reden voor ontslag was het toch niet: ik werkte goed en hard.
Ik schaakte op de dinsdagavond bij een schaakclub in Alkmaar. Daar werd me eens gevraagd secretaris te worden van de club, en daar ben ik ingetrapt. Ik ben het een jaar lang gebleven. Gottogottogot, die bestuursvergaderingen! Die ledenvergaderingen! Ik vind praten met één mens over het algemeen aantrekkelijk. Praten met twéé mensen is voor mij de limiet. Als je meer dan drie mensen bij elkaar zet en ze laat praten, dan heb je een volière vol zangvogels, waaruit geen enkele herkenbare melodie meer komt.
Je hebt een componist en je hebt musici. Dat zijn de werkers. En je hebt ook nog een dirigent. Dat is de functionaris. Ik heb niets met dirigenten.

zaterdag 3 oktober 2009

(Pauzebericht:) Sophie in ’t Veld

Sophie in ’t Veld zit voor D66 in het Europese Parlement. Zij zegt nu: in 2008 zijn er 584 terroristische aanslagen geweest in Europa. Daarvan waren er 4 (vier!) van moslimextremisten. De hele rest kwam van extreem-links, extreem-rechts, separatisten, dierenactivisten enz.
Voor die 4 terroristische aanslagen, zeg ik erbij, hebben wij Geert Wilders. Go, go, go, Geert!

62. Daarvoor worden ze door ons betaald

‘Beste kamerleden, ik ben blij dat we hier nu eens allemaal bijeen zijn. Dank u wel. Waar gaat het over? Het gaat over het CDA. Hoe staan ze ervoor? Niet zo best. Maar wij staan er nog slechter voor, in de peilingen. Hoeveel zetels wij zouden krijgen als er vandaag verkiezingen zouden worden gehouden, weet ik niet. Want ik ben bezig met die DSB-affaire en met de affaire ABN-Amro en Fortis. En ook de IBN. Maar goed. We staan er slecht voor.
Jullie weten dat Balkenende binnen een jaar naar Europa vertrekt. Hij verlaat het zinkend schip en hij laat het aan ons over. Wat doen wij dan dus: wij fe-li-ci-te-ren hem. Leuke functie, belangrijk voor ons land, noem maar op. Nieuwe premier: Verhagen. Een goede vent, wil ik wel even zeggen. Een politieke rat, is hij wel genoemd, maar ook een goede vent. Verhagen is niet zo’n zwémmer als Balkenende. Van rechts naar links, en er komt niets uit zijn handen. Reken maar dat die AOW straks ook weer niets wordt.
Dat is trouwens ook voor u, mevrouw Hamer, een goed idee om te onthouden. Die AOW, daar stemmen we voor. Ongeacht wat er in die wet staat. Nee, echt, mevrouw Hamer. Gewoon voor stemmen. Dan zegt u aan de pers maar: coalitieakkoord.
Dat is ook zo met Uruzgan, meneer Van Dam. Láten er dan nog eens 40 militairen omkomen, láát dat gebeuren. Als Verhagen in New York en Pittsburgh dingetjes heeft afgesproken, dan moet je hem dat gúnnen.
Want Verhagen, echt, dat is een prima leider! Dat is eens een keer een vent, die ons ook uit de economische malaise kan halen. Echt waar. Met ons, PvdA! En ná de crisis, dan staan wíj er. Nog steeds.’

vrijdag 2 oktober 2009

61. De rest was ergens een pilsje aan het drinken

Er was vandaag in de Tweede Kamer — maar het had ook bij mij thuis kunnen gebeuren, zo klein weer was het gezelschap — een debat over een raamwet kernenergie. Het is te belachelijk om het te volgen, maar ik heb het de hele dag toch gevolgd, want ik wil wel eens weten hoe het zit met het taalgevoel van de parlementariërs en de ministers. Is dat inderdaad zo slecht geworden als wel beweerd wordt?
Het antwoord is: ja.
Over het onderwerp zelf valt trouwens niet zoveel te vertellen. Tegen kernenergie is alleen GroenLinks nog. De rest stemt in. Dat doe ikzelf ook, dus dat was geen probleem.
Minister Cramer van VROM doet het aldus. Ze vertelt een verhaal, zegt van tevoren welke hoofdstukken ze gaat behandelen, wat wel handig is. Wordt ze onderbroken door iemand, dan zegt ze: ‘Voorzitter, in antwoord op meneer Vendrik, dat past niet in de no regret-strategie.’ Of iets dergelijks.
Want je moet in de Tweede Kamer altijd via de voorzitter spreken, en ook interrumperen gaat via de voorzitter, zodat je zinswendingen krijgt zoals: ‘Mevrouw de voorzitter, dat is toch onzin wat de heer Aalders hier verkoopt!’
Doe je dat niet, via de voorzitter spreken, dan herinnert de voorzitter je wel aan die plicht. Het zou op de eerste plaats goed zijn voor het algemene taalgebruik als aan dat via-spreken een eind werd gemaakt.
Het aardigst vond ik het toen meneer Vendrik van GroenLinks zoiets zei als: ‘Maar als die CSS niet lukt, wat dan?’
Voorzitster: ‘U bedoelt de CO2-opslag. Voor de mensen thuis.’
Vendrik schrok even op en zei: ‘Inderdaad.’
Een beetje oplettende boerenlul wist dat natuurlijk al wel, maar de voorzitster vond het nodig er nog even op te wijzen.
Het minst aardige van het hele circus is dit. Over Uruzgan of over de kernenergie wordt niet door 150, maar door slechts 10 Kamerleden gedebatteerd. Waar is de rest? Ergens een pilsje drinken of vroeg naar bed. Die rest van de Kamer komt een week later bijeen om te stemmen over moties en amendementen.
Dat stemmen gaat als volgt. De voorzitster zegt: ‘Motie 37.903, pardon, 38.903. Sorry. Motie van de heren Gortink, Klaassen en Grevemaat over het rekeningrijden over de A9. Wie is daar voor?’ Ze ziet een paar handen opgestoken worden en zegt: ‘PVV, mevrouw Verdonk. Afgewezen.’
Dat stemmen zou ook direct na het debat moeten gebeuren, lijkt mij.
Ik vind dat een hele Tweede Kamer aanwezig moet zijn wanneer een minister zegt dat het bij de DSB een rotzooi is, dat een hele Tweede Kamer bijeen moet zijn wanneer het over Uruzgan gaat, ik vind zelfs dat het bij zulke kleinigheden als een raamwet kernenergie nodig is dat iedereen aanwezig is. Daarvoor worden ze door ons betaald.

donderdag 1 oktober 2009

60. Dan nemen we het over

Gisteravond was er weer eens zo’n bekend strooi-ons-zand-in-de-ogen-debat in de Tweede Kamer. Nou ja, er deden tien of twaalf Kamerleden aan mee. De rest was ergens een pilsje aan het drinken, denk ik.
Het ging over Uruzgan. Daar gaan wij uit weg, als leading nation. Mooi is dat geweest hè, we konden eindelijk eens ergens leading nation zijn. Wat het heeft opgeleverd, de afgelopen drie jaren: zeer weinig.
Moesten we nu nog ergens anders in Afghanistan, of zelfs in Uruzgan zelf, militair blijven? Ik zou zeggen: nee, tenzij iemand anders de kosten op zich neemt. Als Amerika bijvoorbeeld zegt: jullie krijgen daarvoor een miljard euro’s, doe dit, doe dat, dan kun je het overwegen.
Want een nationaal belang hebben wij daar niet. Dus ze kunnen het ons vragen, maar doe er wel de financiële middelen bij.
Dat lijkt mij de meest redelijke weg.
In plaats daarvan ging minister van Buitenlandse Zaken Verhagen een heel andere kant op. Hij zei, in tegenwoordigheid van enkele buitenlandse vertegenwoordigers: het zou best kunnen dat we nog enige Nederlandse offers moeten brengen in Afghanistan, ooit, na 2010.
De Kamer, althans die paar leden die aanwezig waren, was het daarmee niet helemaal eens. Ik denk dat niemand het daarmee eens is.
Regering, staakt toch uw gedaas! Anders nemen we het inderdaad over.