zondag 28 februari 2010

211. Ga iets interessants doen

Jan Kleeman was als puber snel verveeld. Hij dacht op school dat hij alles beter wist, en meestal wist hij de dingen ook beter. Hij had bedacht dat 9 + 9 = 18 en 9 x 9 = 81. Waren er meer getallen waar je dat mee kon doen? Jawel: 24 + 3 = 27 en 24 x 3 = 72. Maar hij was niet geïnteresseerd in wetmatigheden of formules.
Jan’s vader zat op een schaakclub in het dorpje waar ze woonden. Hij speelde met zwart op elke openingszet van wit steeds 1... b6. Met wit speelde hij avontuurlijker: 1.g4. Die zet noteerde hij in zijn notatieboekje met een uitroepteken. Je ziet zulke zetten wel meer gespeeld worden, niet door de artiesten en de levensgenieters, maar juist door de boekhouders, waarvan Jan’s vader er één was.
Jan kon uiteraard ook schaken, maar speelde het spel zonder interesse. Tot op een dag toen Jan weer eens verveeld op de bank zat en zijn vader hem zei: ‘Ga iets interessants doen, jongen. Weerleg mijn 1. g4!’
Voor het eerst in zijn jonge leven had Jan iets te doen waar hij plezier mee kon beleven: een schaakopening van zijn vader onderuit halen. Hij pakte een bord, stukken, een schrift en een pen, en begon te werken. Hij schreef als eerste in grote letters op het schrift: ‘Kleemans Variant Vernield’.
Een paar dagen later gaf hij het schrift aan zijn vader. Vooral de bijdrage met 1. g4, e5 2. Lg2, h5 deed de man blozen. ‘Dus 1. g4 is een slechte zet, Jan.’
‘Een verliezende eerste zet, ja.’
‘Wat moet ik dan spelen?’
‘1. g3 is een stuk beter, zou ik zeggen.’
Een jaar later werd Jan’s vader kampioen op de club. Jan is er nooit lid van geworden. Hij schrijft nu verhaaltjes op het internet. Sombere verhaaltjes.

zaterdag 27 februari 2010

210. Die lui hebben andere dingen aan hun hoofd

Een homo die praktizeert, dat moest niet mogen, vindt een vereniging. Interessant, vind ik. Waar bestaat dat praktizeren uit? Nou ja, hij woont samen met een andere jongeman, zeggen ze, want meer kunnen ze niet zeggen. Goed, ook interessant. Ik ken ook een jongen die samenwoont met een andere jongen, om financiële motieven.
Die vereniging die vindt dat dat niet zou moeten mogen (want dan leven ze ‘in zonde’, is wat ze zeggen) is natuurlijk de helaas belastingvrij in Nederland opererende katholieke kerk. Laten we dat eerst maar eens aanpakken in deze crisistijd: belastingen heffen op kerken, moskeeën enz.
Verder vind ik dat iedereen mag zeggen wat hij vindt, dus ook meneer Hurkmans. Meneer Hurkmans vindt die homo’s maar een stel viezeriken, en dat mag hij gerust op de televisie zeggen. Jullie krijgen lekker geen hostie. Jullie mogen best in onze kerk komen om naar onze kazuifels en kaarsen te kijken, maar daar blijft het bij.
Jongens! Dames en heren! Nu worden we even ernstig. Waarom zou je ooit lid willen worden van een zo knotsgekke vereniging als de katholieke kerk? Waarom? Wat is er te halen? Niets! Helemaal niets! Je moet gaan geloven in een slechts 2000 jaar oud woestijngodje, dat is iets idioots om te doen. Je moet gaan geloven dat Hostiebakkerij St. Michael uit Sint Michielsgestel een product bakt dat, uiteraard na zegening door wat de katholieken een ‘priester’ noemen, jou elke zondag heil brengt.
Ga toch weg. Die onzin in deze tijd. Die flauwekul. Homo’s, verlaat gewoon de kerk! Ga iets interessants doen.

vrijdag 26 februari 2010

209. Het is jammer

Het koerling (niet te verwarren met curling) is een van de oudste, een van de zwaarste en een van de moeilijkste wintersporten die wij in Nederland kennen. Wij vroegen de Dirkswoudse juryvoorzitter Pieter Zwaan (82) om uitleg.
‘Het koerlen gaat zo, jongeman. Ten eerste moet het vriezen, ten tweede moet het gesneeuwd hebben, maar met die sneeuwmachines van tegenwoordig lukt het zo ook wel. Dan zet je een parcours — het koer, noemen we dat — uit van twee meter breedte en dertig meter lengte. Zie je dat voor je?’
Jazeker.
‘Van twee meter breedte en dertig meter lengte, met hier de beginstreep en dertig meter verderop de eindstreep, die we ook wel de koerlijn noemen. Op de beginstreep staan wij van de jury met een weegschaal. Op de koerlijn ligt een ijsbal van 10 centimeter doorsnee. De koerler staat klaar op de beginstreep. Op een sein van de scheidsrechter rent hij naar de koerlbal toe — zie je dat voor je?’
Jawel.
‘Hij wentelt nu de koerlbal door de sneeuw, driemaal de afstand overbruggend, terug, heen en terug, en plaatst de natuurlijk veel groter geworden koerlbal op de weegschaal. Ook wordt de tijd opgenomen. Dit geheel wordt driemaal gedaan, met drie koerlballen dus. Aan het eind heb je het gewicht van de drie koerlballen, dat tel je op bij de tijd die de koerler erover gedaan heeft, en dat is de uitslag voor die koerler. Zie je dat voor je?’
Ik zie het helemaal voor me.
‘We hebben Erica Terpstra van het NOC/NSF al meerdere keren gevraagd naar Dirkswoud te komen om de wedstrijden eens te bekijken, maar ze kon steeds niet. We hebben Mart Smeets afgelopen maand juli gevraagd om te komen kijken naar de zomertraining van onze koerlers, ze doen die training met modder, een zeer zware training. Want wij hebben met ons koerling Olympische pretenties, ziet u wel?’
Ik zie het.
‘Maar niemand komt kijken! Die lui hebben andere dingen aan hun hoofd.’

donderdag 25 februari 2010

208. Dat is verboden

De kameel of dromedaris — ik weet niet welke van de twee één of twee bulten draagt — is werkelijk mijn favoriete beest. Het schip der woestijn, de kanjer van de zandmassa’s. Maar ook bij ons, in Artis, kunnen zulke dieren overleven, met het overvloedige groen, de immer gruizige ijsberen en apen, de pauwen, de weinige leeuwen, nijlpaarden en krokodillen. En uiteraard met onze goede verzorging. Wij geven onze kamelen (of dromedarissen) ruime hoeveelheden hooi, voederbieten, wortelen en krachtvoer. Per dag moet u denken aan 15 kilogram voedsel.
Kamelen uit bijvoorbeeld Egypte of het Arabisch Schiereiland zijn over het algemeen slaafser dan kamelen uit het Gobigebied. Ze spreken een andere taal. Een Egyptische kameel zegt ‘oink’, net als een ezel, als de bak met voer langskomt. De Gobikameel zegt trots ‘hiang’. Geef mij de Gobikameel maar.
En dan vooral de wijfjes, de trotse, wilde maar zachtmoedige Mongoolse wijfjes. Oh, wat houden wij van deze dieren! Wij poetsen deze dieren ook, en de gemiddelde koeienboer zal wel weten wat wij met ‘poetsen’ bedoelen. Wij poetsen ze liefdevol en ze ondergaan deze handeling met een luid en vrolijk ‘Hi hi!’
Dat poetsen echter is nu bij wet verboden. De christenen zitten in een regering, en het enige dat ze kunnen verzinnen is: poetsen mag niet meer! Schandelijk! Een boer kan in zijn stal nog rustig zijn gang gaan, daar kraait geen haan naar, maar wij hebben een meer publieke functie. Weten ze wel dat een gehele kamelenpopulatie op deze wijze ontregeld raakt en opstandig wordt?
Want ze komen ’s ochtends naar ons toe en gaan in de poetshouding staan, wachtend tot wij enzovoorts. Maar dat kunnen wij nu niet meer doen, nietwaar? Wij moeten de verzorging een stuk zakelijker aanpakken. Een groot stuk van de bevrediging in ons werk is ons ontnomen. Het is jammer.

woensdag 24 februari 2010

207. ‘Meer pep!’

Het is gemakkelijk en moeilijk, het schrijven van deze stukjes. Eerst het moeilijke: het moet elke dag gebeuren, zeven dagen ’s weeks. Ik moet wel doodziek zijn, wil ik een dag niet schrijven. Maar ik ben het al jaren lang gewend. In 2002 was het voor het laatst dat ik een tijdje niet schreef. Ik lag toen in het ziekenhuis met een herseninfarct. Toen ik weer thuis kwam, ging ik meteen zitten en schreef ik: ‘Je dacht misschien: hij is dood. Maar nee hoor. Ik heb wel in het ziekenhuis gelegen, waar men meestal dood gaat, maar ik nu eens niet.’ En ik schreef meteen verder in hetzelfde barbaarse, dagelijkse tempo. Ik weet niet beter of het hoort zo.
Het gemakkelijke aan deze stukjes zit hem in de formule waarmee ik ze schrijf: ik kies een titel uit het stukje van de vorige dag en bij die titel schrijf ik een stukje. Als ik een uurtje bezig ben, heb ik een stukje. Nog een minuut zoeken naar een plaatje en klaar is Kees. U vraagt zich misschien af: waarom die moeite? Schrijf gewoon je stukjes!
Maar wie zich dit afvraagt, heeft geen weet van de gruwelijke ziekte die a writer’s block heet. Mijn manier van schrijven verhindert op eenvoudige wijze dat die ziekte kan optreden.
Het gevaar van mijn manier van schrijven is wel dat je af en toe stukjes schrijft die je zelf niet meer wilt nalezen: te gemakkelijk bedacht of te moeizaam bedacht, kortom, te slecht geschreven.
Ik ga het me, met ingang van heden, iets moeilijker maken. De titel van dit blog zou kunnen gaan luiden: Ben Beslotzint Zich. Uitsluitend de laatste zin van een stukje kan dus de titel van het volgende stukje worden. Daarbij houd ik me aan de secundaire eis dat ik, hoe zal ik het zeggen, geen laatste zinnen zal maken zoals ‘Een kromme bal...!’ om de volgende dag met die titel aan de haal te gaan en een stukje te schrijven over Willem van Hanegem. Dat is verboden.

dinsdag 23 februari 2010

206. Partij voor de Champignons

Hadden wij gisteren voor onze politieke beweging de naam Partij voor de Champignons gekozen, vanochtend kwam onze secretaris met de naam Partij voor de Eetbare Paddestoelen (PEP) op de proppen. ‘Dan pak je ook de kiezers die morielje, shiitake, eekhoorntjesbrood, biefstukzwam, cantharel of de smakelijke russula tot zich nemen,’ zei hij, en daar moesten wij hem wel gelijk in geven. ‘Bovendien kun je er in kringen van gastronomen of VVD-stemmers gewag van maken dat je het voor de truffel zult opnemen.’
‘Is dat dan ook een paddestoel?’
‘Jazeker! Kijk maar in je Wikipedia.’
‘Maar onze afkorting PEP, was dat vroeger niet een stripweekblad? Michel Vaillant, De Generaal enzovoorts.’
‘Ja, maar dat weten de mensen niet meer. Pep betekent nu: vaart, pit! En zo moeten we de verkiezingsstrijd ook ingaan. Met pep! Je kunt je een verkiezingsposter voorstellen waarop alleen maar ‘Meer pep!’ staat. We moeten ook naar bijeenkomsten van de VVD en het CDA gaan, met spandoeken met ‘Meer pep!’ Als meneer Balkenende dan vraagt wat wij komen doen, dan zeggen wij: met een beetje pep had u uw regeringsperiode makkelijk kunnen uitzitten!’
We zijn nu aan het nadenken over onze eerste uitzending op tv in het kader van de politieke partijen. Onze secretaris zei dat het voldoende was om tweemaal te claxonneren en vervolgens gezamenlijk ‘Meer pep!’ te roepen, maar dat lijkt mij niet genoeg.

maandag 22 februari 2010

205. Wij doen dit wel, maar het maakt toch niets uit

Wij hebben vanochtend de Partij voor de Champignons, de PvdC, opgericht, die mee gaat doen met de landelijke verkiezingen, komende maand mei of juni. Wij willen meer aandacht voor de champignon en de gruwelijke champignonteelt, die ronduit paddestoelonwaardig is. Wij zouden graag zien dat iedereen weer zijn best ging doen om op zijn akkertje of op zijn weiland heksenkringen van anijs- of weideschampignons te telen. Ook toeristisch lijkt dit ons van groot belang voor Nederland.
Juffrouw Thieme van de Partij voor de Dieren is er niet in geslaagd ook maar één goede vraag te formuleren in de afgelopen drie jaren. Dat komt misschien door het grote gebied dat ze bestrijkt: van amoebes tot (zee)olifanten.
Wij hebben ook nog even gedacht aan een Partij voor de Paddestoelen, maar we vonden het al snel een te ruim begrip. Zouden we dan ook moeten optreden voor de giftige paddestoelen? Het leek ons electoraal onmogelijk.
Onze PvdC heeft goede kansen op een gezonde uitslag, want die C zijn toch normaal Christenen, zullen vele christenen denken. U weet dat het gemiddelde IQ in de bible belt laag is.
Ook onder de jongere kiezers zullen wij stemmen weten te vergaren, want men kent geen Frans meer en denkt: champignons zijn kampioenen!
Laat de mensen maar denken, zeggen wij. Het maakt ons niet uit, kampioenen of christenen. De heer Wilders maakt ook gebruik van de naam PVV. Dat is geen partij, en die vrijheid is ook heel twijfelachtig.
U kunt lid worden van de PvdC! Wij zoeken nog een goede fractievoorzitter, een man of vrouw die goed uit zijn of haar woorden kan komen, beter tenminste dan juffrouw Thieme.

zondag 21 februari 2010

204. Dan kraken de wielen

Hoe zal er op 3 maart a.s. gestemd worden bij de gemeente-raadsverkiezingen in het landelijke Dirkswoud? En zal er wel gestemd worden? Want dat is de vraag. Als er 0 stemmen worden uitgebracht, wil dat zeggen dat het huidige college en de huidige gemeenteraad blijven zitten, zoals bij de vorige twee gemeenteraadsverkiezingen ook al is gebeurd.
Er is nog wel wat campagne gevoerd, want men wilde toch de landelijke routine volgen. De PvdD is met een auto, waarop een klein plakkaat was aangebracht, eenmaal door het dorp gereden. De plaatselijke afdeling van de PvdA deelde op Basisschool De Kern rode rozen uit aan de kinderen. Maar men wist: wij doen dit wel, maar het maakt toch niets uit. Dirkswoud blijft Dirkswoud.
De zittende raad doet het ook uitstekend. Dat vindt ook de voorman van de PvdD, Roel de Winter. ‘Wij hebben veel last gehad van juffrouw Thieme van de Partij voor de Dieren. Wij van de Partij voor de Dirkswoudenaren zijn niet voor de dierenbelangen de politiek ingegaan, dat is wel duidelijk. Maar dat is nu eenmaal de situatie en wij zullen in het radiodebat van deze week op Radio Dirkswoud dan ook uitleggen wat de mensen moeten doen op 3 maart. Dat is: niet op ons stemmen. Helemaal niet stemmen. Want de huidige raad is de beste die er gevonden kan worden. Dat staat aan geen twijfel bloot.’
Zijn broer, Arjen de Winter, voorman van de plaatselijke afdeling van de PvdA, is het hier helemaal mee eens. ‘Ook wij spinnen geen garen bij de landelijke crisis, al heb ik Wouter wel gefeliciteerd, telefonisch. Ik hoop dat de mensen zullen inzien dat het geen nut heeft ook maar één stem uit te brengen. De zittende raad is de best denkbare.’
Men overweegt de stembureaux te sluiten op 3 maart.

zaterdag 20 februari 2010

(Pauzebericht:) Het verhoor is klaar!

Na vijf dagen schrijven en schrappen is Het verhoor klaar. Het is een komische eenakter geworden, dus het is niet een avondvullende toestand. Het zijn zo’n 15 pagina’s tekst, een beetje in de trant van Wim T. Schippers, een man die ik bewonder.
U mag het thuis of in uw parochiezaal gaan opvoeren. Waar u een beetje op moet letten dan: de drie acteurs moeten niet gaan acteren, ze moeten niet de leuke Henkie gaan zitten uithangen. Dan komt het vanzelf goed.

203. Bescheidenheid siert de mens zo

Balkenende IV is dus ook al voortijdig gestopt. Het maakt dus uiteindelijk niet uit met welke samenstelling je een kabinet maakt. Als het CDA erin zit, blijkt, dan kraken de wielen.
Dit keer was het Maxime Verhagen die een crisis veroorzaakte, door een brief voor te koken, waarvan hij wist: hoi, dit pikt de PvdA nooit! Crisis! Einde kabinet! En ik word de volgende premier van Nederland!
Hij kon nog wel eens van een koude kermis thuiskomen. Slecht volk moet je niet een regering laten leiden, en dat weten de Nederlanders ook wel.
Wat zal de samenstelling worden van een volgende regering? Ik heb geen idee. CDA-VVD-D66? Die krijgen net niet genoeg zetels. PvdA-GL-SP-D66? Ook niet genoeg. Dus wordt het: CDA-VVD-
PVV. Let maar op. En dat kabinet valt ook alweer na een paar maanden, want het CDA zit er in en het CDA levert weer een streek. Dat zit nu eenmaal in de traditie van het CDA. Als je zelf niet te vertrouwen bent, vertrouw je anderen al helemaal niet. Dan denk je van de anderen: ze zullen ons wel pootje willen lichten. Want dat zijn wij zelf ook gewend te doen.
Verder ben ik het met Berend eens, die afgaf op de wanstaltige vertoning van Agnes Kant, gisteravond in Nova. Het is geen feest als er een kabinet valt, mevrouw! Pas als er een kabinet valt van neo-nazi’s of PVV’ers, dan pas kun je roepen dat je de fles champagne klaar hebt staan.
Dat moet je niet zeggen als er een kabinet valt dat in het geheel niets heeft gedaan, niets heeft gepresteerd, niets op zijn erelijst kan bijzetten, dat er alleen maar is geweest (in beide betekenissen).

vrijdag 19 februari 2010

202. Hij moest trainen

Je hebt wel jongetjes gehad (Sven Kramer bijvoorbeeld) die al op jonge leeftijd vonden dat ze de beste van de wereld moesten worden. Dus trainden ze. Ze worden dan lichtelijk onuitstaanbaar, maar ze worden tenslotte goede hordenlopers, goede ski-instructeurs of goede schaatsers.
Hoe anders is mijn leven verlopen! Ik, opgegroeid in het landelijke Dirkswoud, wilde niet worden, nee, ik was al op jonge leeftijd een getallenwonder. Stralend liep ik, broekemannetje, langs de huizen om de wereld te verwittigen dat ik weer nieuwe getallen had gevonden. Ik belde aan, een mevrouw deed open en ik vroeg haar: ‘Goedenochtend mevrouw. Hoeveel is 9 + 9?’
‘Dag Bennetje. 18.’
‘Correct. En hoeveel is 9 x 9?’
‘81.’
‘Wederom correct. Maar we gaan verder. Hoeveel is 24 + 3?’
‘27.’
‘En hoeveel is 24 x 3?’
‘72!’
‘U begrijpt wel dat de som van 47 en 2 de uitkomst 49 oplevert, en dat 47 x 2 = 94. Zo zit de wereld nu in elkaar, mevrouw! Goedendag!’
En verbijsterd sloot zij de deur. Getallen die ik niet bij elkaar kon optellen of van elkaar kon aftrekken, waren geen getallen, maar vooral leerde ik in die jonge jaren dat bescheidenheid een grote deugd was. Jawel. Men noemde mij de Gandhi der Getallenleer.
Toen ik later uit het gesticht kwam en op de Noordvaart 111 ging wonen, sloopte ik het huisnummerbordje van mijn deur en bevestigde ik een bordje met ‘Drieëenheid’ ervoor in de plaats. Ik heb mij nooit willen laten prijzen voor mijn grote kennis der getallen. Als ik nu iemand tegenkom, gaat het eenvoudig zo:
‘Dag Ben.’
‘Dag Karel.’
Bescheidenheid siert de mens zo.

donderdag 18 februari 2010

201. Hij doet geen enkele moeite om leuk te zijn

Shani Davis won vannacht de 1000 meter schaatsen, hij won weer met overmacht. Davis is Amerikaan, en hij is een neger. (Kom nu niet aan met: zo moet je hem niet noemen, noem hem ‘een zwarte’. Maar hij is niet zwart, maar bruin. Ongeveer het bruin van het gelakte eikenhout van het salontafeltje dat links van me staat.) Shani Davis is een neger op het ijs, die bijna alle 1000 meters waaraan hij meedoet, waar ook ter wereld, wint. En dat al jarenlang. Hij maakt ook een goede kans de 1500 meter te winnen in Vancouver.
Ben jij een eenling, vroeg een Nederlandse verslaggever hem. Tja, zei Shani, ik train alleen, ik schaats alleen, ik sta alleen op het podium, dus ik ben wel een eenling. But I’m always one trip from home. Shani’s home is Chicago (stad waarvan hij de eerste lettergreep niet uitspreekt als Tsjie, maar als Zjie).
Hij heeft al jaren grote ruzie met de Amerikaanse schaatsbond, die hij een stel onbekwame amateurs vindt, en met de Amerikaanse pers, die hij ook een stel onbekwame amateurs vindt. Je ziet ze nooit, alleen bij de Olympische Spelen komen ze even kijken, en dan willen ze van alles van je. No way! Hij werd eens gevraagd te verschijnen in de Oprah Winfrey-show. Nee hoor, hij moest trainen, die middag.
Na zijn 1000 meter van vannacht stond hij dan ook niemand van de Amerikaanse pers te woord. Hij ging direct naar een Nederlandse verslaggever van de NOS om omstandig uit te leggen dat het een zware race was geweest enzovoorts.
Hij had multimiljonair geweest kunnen zijn als hij wat toegeeflijker was, maar dat is hij nooit geweest en hij laat zich ook niets wijsmaken. Shani schikt niet in. My man, Shani Davis!

woensdag 17 februari 2010

200. Lichte paniek

Als een schrijver op het punt staat aan een werkstuk te beginnen, of het nu een stukje zoals dit is of bijvoorbeeld een toneelstuk of een roman, dan gaat hij altijd met graagte zitten, maar hij wordt ook altijd bevangen door een lichte paniek. Graagte: omdat hij een idee heeft, dat hij nu eens perfect zal gaan uitwerken. Paniek: omdat hij niet zeker weet of het zal lukken.
Ik kan geen roman schrijven. Wat ik wel kan: zeer korte verhaaltjes schrijven, zeer korte columns. Ik vind bijvoorbeeld de columns van Jan Blokker steeds te lang. Ik lees ze elke keer wel, maar ik zie elke keer alinea’s die eruit hadden gekund. Alinea’s met stof die de mensen al kennen. Ik lees Jan Blokker overigens graag, maar de beste columnisten zijn Karel van het Reve, Hugo Brandt Corstius en Rudy Kousbroek geweest. Die hebben nooit een vervelende alinea geschreven. Ik zou zelfs geen zin kunnen aanwijzen van één van die drie waarmee ik het niet eens was.
Karel van het Reve heeft over Hugo Brandt Corstius eens geschreven: hij doet geen enkele moeite om leuk te zijn. En inderdaad, die prachtige eigenschap bezitten alledrie schrijvers. Ik probeer zelf ook nooit leuk te zijn.
Ik ga vanmiddag beginnen met een toneelstuk te maken. Ik heb het ding al jaren in mijn hoofd zitten. Ik ga er per dag twee uur aan werken. Ik zal het geen centimeter langer maken dan absoluut noodzakelijk is, maar het moet toch een zekere avondvullende lengte krijgen. Daar zit de lichte paniek in: zal dat me lukken?
Duim voor me.

dinsdag 16 februari 2010

199. Het zit al zo lang in mijn kop

Ik heb vannacht zitten kijken naar de 500 meter mannen op de Olympische Spelen, de winnaar was een jongeman die Lo Mei Pung of iets soortverwants heette. De echte winnaar was de Canadese ijsmeester.
Hij had tot zijn beschikking: twee ijsschaafmachines, en nog één reserve, maar die stond ergens ver weg in een kelder of iets dergelijks. Van die twee machines, die gebruikt moesten worden om de 10 ritten, bleek tijdens de eerste pauze één machine stuk te zijn. Mart Smeets meldde dat die wagens ‘elektrisch waren’. De tweede machine stond verkeerd afgesteld en maakte de ijsbaan stuk. Wat nu? De reservewagen uit de kelder halen, bleek de juiste oplossing.
Het duurde anderhalf uur, dit oponthoud. Normaal duurt het werk van zo’n wagen een kwartiertje.
De NOS verdeed de tijd met langlaufen, skiën, kunstrijden, waar ik het veel interessanter zou hebben gevonden als ze eens zouden hebben uitgelegd hoe die ijsschaafmachines precies werken. Daar zag je wel iets van, maar niet genoeg.
Ik ging pas om 5 uur naar bed en kwam er ook pas laat weer uit. Het was mijn bedoeling om met ingang van vandaag ’s middags twee uur te gaan werken aan Het verhoor (een toneelstuk). Dat gaat dus niet door, het moet morgen maar beginnen.
Vroeger zou zo’n oponthoud me in lichte paniek hebben gebracht, maar daarvan is nu geen sprake meer. Als iets al zo lang in je kop zit, dan komt het er wel een keer uit, redeneer ik nu.
Ik blijf overigens gewoon deze stukjes schrijven, hoor.

maandag 15 februari 2010

198. Als ik nog eens een toneelstuk zou gaan schrijven

Als ik nog eens een toneelstuk zou gaan schrijven, dan zou ik het zelf publiceren op het internet. Misschien gewoon op dit blog.
Ik zit al vijf jaar (of misschien nog langer) met een stuk in mijn kop, Het verhoor, dat ongeveer als volgt zou moeten gaan.
Personages: een politieman (de verhoorder) en een verdachte van een moord. Bijrol: een politieagente (ik verheug me al op de scènes tussen de verdachte en die agente). Meer dan die drie heb je niet nodig, het moet geen musical worden. Ook moet er niet geacteerd worden door de acteurs, niet meer dan een politieman en een verdachte van moord in de praktijk doen. Ze moeten vooral niet betekenisvol gaan kijken en spreken, wat de Nederlandse toneelproducties doorgaans pleegt te verpesten.
Het speelt zich in zijn geheel af in een verhoorkamer met wanden van spiegelend glas.
Ik moet nog even een sappige moord samenstellen, maar dat kan niet het grootste probleem zijn. Je zou gewoon aan een vrouw kunnen denken die thuis zit. Er wordt aangebeld, ze doet open. Overvaller pakt haar beet en vermoordt haar. Simpel, klaar. Die vrouw woonde op nummer 15 en twee deuren verder (nummer 19) woont de verdachte, die ‘een bekende van de politie’ is.
Verder ga ik u niets verklappen, maar u ziet zo ook wel: zo’n stuk schrijft zichzelf, bij wijze van spreken. Het wordt tijd dat ik eraan ga werken. Het zit al zo lang in mijn kop, het moet er eens uit.

zondag 14 februari 2010

197. Een slecht mens

Je bent een slecht mens als je liegt of bedriegt, of als je steelt, verkracht, martelt of moordt. Dit is geen verhaal over de christelijke moraal, want die heeft er niets mee van doen. Het is een algemeen menselijke moraal. Want u dacht toch niet dat kinderen van atheïstische ouders anders zijn dan die van katholieke of doopsgezinde ouders? Q.E.D.
We hebben liever niet in onze kennissenkring iemand die je een slecht mens zou willen noemen. We gaan liever met een beetje goede mensen om. Een beetje goede mensen, ja, want die helemaal zuiver goede mensen, die zijn ook niet uit te staan. Een beetje goede mensen, zoals wijzelf ook zijn.
Daarom is het gek dat de literatuur vergeven is van de slechte karakters. Een boek over een beetje goed mens is eigenlijk niet leesbaar. Of nou ja, Pnin van Vladimir Nabokov is wel heel leesbaar, maar dat komt omdat dat boek zo enorm goed geschreven is.
We houden er van dat er in boeken of films moordenaars, leugenaars, bedriegers voorkomen: slechte mensen. Als die slechte mens het maar verliest van een beetje goed mens. Een happy end moet er wel zijn. De moordenaar in het verhaal moet natuurlijk wel gepakt worden door de te dikke, whisky drinkende en slecht in het pak zittende rechercheur. Hij moet zijn straf krijgen, net als in het echte leven.
Er moeten in boeken en films dus ook tamelijk goede mensen zitten. Een rechercheur of detective is een tamelijk goed mens.
Als ik nog eens een toneelstuk zou gaan schrijven, zou het Het verhoor gaan heten. Twee spelers slechts: 1. de verhoorder, en 2. de moordenaar. De verhoorder hoopt natuurlijk een bekentenis los te wurmen, maar dat lukt niet in de anderhalf uur dat het stuk zou gaan duren. Dus een open einde. Dat maakt de kans op een groot theatersucces natuurlijk niet beter.

zaterdag 13 februari 2010

196. De psyche van de moordenaar

Als je een moord pleegt, dan heb je dat niet gedaan omdat je geestelijk in de war bent, maar omdat je een slecht mens bent. Hetzelfde geldt voor vergrijpen als verkrachting. Het Pieter Baan Centrum mag van mij dan ook wel verdwijnen.
Tweede punt. Als er een moordenaar of verkrachter rondloopt die Ben Hageman heet, en hij wordt gearresteerd, dan staat er in de kranten: ‘De verdachte in deze moordzaak, Ben H., kwam opgewekt lachend de rechtszaal binnen.’ Of iets dergelijks. Ik vind dat niet in orde: dat ‘Ben H.’ kan ook op mijn persoon slaan. Totdat de verdachte berecht is, dient hij met N.N. te worden aangemerkt. Zodra hij zijn straf heeft gekregen, kunnen de kranten zijn volle naam geven en er een fotootje bij doen.
Maar terug naar het eerste punt. Dat Pieter Baan Centrum kan dus wel weg. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet geïnteresseerd ben in de psyche van de moordenaar of de verkrachter, want dat ben ik juist wél.
Het gevangeniswezen zou moeten worden opgetuigd met een psychologische dienst, ditmaal een dienst bestaande uit een stel verstandige psychologen, die niet zomaar alles voor waar aannemen. De dag na de berechting duiken ze de gevangenis in voor het eerste psychologische verhoor. Ze gaan net zo lang door met dat verhoor, en ze verhoren ook de moeder van de dader, de broer, de vrienden enz., totdat ze een boek van zeg 200 pagina’s kunnen vullen. Dat boek schrijven ze ook en wordt door justitie ook uitgegeven of als e-boek aangeboden.
Ik zou die boeken verdomd graag lezen!

vrijdag 12 februari 2010

195. Een cabaretier die de kleinere zaaltjes zou bespelen

Toen ik twaalf dertien veertien jaar was, had je nog net geen Bram en Freek. Die kwamen pas toen ik een jaar of zestien geworden was, ik heb ze toen een keer zien optreden in zaal Diligentsia in Alkmaar (ik noem alle zalen zo, als ik hun naam niet meer weet). Ik moest er niet bijzonder om lachen, ik noemde die twee meteen Dram & Preek. Dat bleek later goed te kloppen.
Zulk soort cabaret wilde ik dus niet maken. Ik wilde geen cabaret met een mening, ergens over. Een mening hebben we allemaal, vond ik, dat is niet iets speciaals om uit te dragen.
Maar ik wilde cabaretier worden. Het leek mij een fijn bestaan, zoals Frènk van der Linden wel gezegd zal hebben dat hij zijn hele leven al interviewer wilde worden. Nietwaar, je gaat zitten tegenover de moordenaar, en je vraagt hoe fijn het plegen van de moord was. Niet dat je ooit iets aan het licht brengt, want je bent geen onderzoeksjournalist. De psyche van de moordenaar, daar gaat het je om. En die tover jij met slimme zinnetjes voor het voetlicht. Ik heb ook nooit iets gezien in die interviews van Bibeb.
Maar ik wilde dus cabaretier worden, een man die een avond vol oudehoert, maar zonder dat hij zijn mening over iets geeft. Deze speciale beperking levert je toch wel goede kansen op een behoorlijk repertoire, leek me, zoals ook de beperking die dit blog in zich draagt soms aardige passages oplevert.
Maar ja. Door mijn gebrekkige geheugen moest ik alles eerst opschrijven en door datzelfde gebrekkige geheugen vergat ik altijd waar alles lag. Ja, tegenwoordig weet ik dat ik alles wat ik schrijf behoorlijk moet opbergen, maar dat weet je niet als je veertien bent.
Van mijn avondvullende show weet ik me nog maar één grapje te herinneren. Ik speelde daarin een leraar Engels, die zei: ‘Ik stationneerde me op het Waterlooplein, I was at the Waterloo Station.’
Ik vond dit zeer vermakelijk.

donderdag 11 februari 2010

194. Vroegere klasgenoot

Parang van der Wal, zoon van een boerenfamilie — ze hadden hem geadopteerd in Indonesië of Thailand — was de enige op de Lagere School met wie ik enig contact kon hebben. Parang woonde aan de oostzijde van Limmen, aan de Achterweg, vlakbij het Stet, het watertje dat Limmen verbond met Akersloot en Uitgeest, en met het Overdiemeer.
‘Stap in!’ zei hij een keer, en ik stapte in zijn roeiboot. We gingen naar het Overdiemeer, waar je, zoals Parang zei, ‘zo mooi alleen kon zijn’. Onderweg wees hij op een stel koeien en zei hij: ‘De karbouwen van mijn vader.’
Het Overdiemeer was inderdaad prachtig, ik genoot vooral van het riet, de rietsigaren en de mooie bloemen overal.
Parang was een zeer slimme jongen. Hij en ik waren de enigen van de zesde klas die naar het lyceum konden. De rest ging naar de Mulo of de Ambachtsschool. Hij had het in zijn hoofd gezet dat hij arts of chirurg wilde worden. Wat ik wilde worden, zou ik nog wel zien. Arts of chirurg zeker niet. Ik zag mezelf eerder als een cabaretier die de kleinere zaaltjes zou bespelen.
We bleven nog twee jaar in dezelfde klas zitten. Daarna koos Parang voor het gymnasium, ik koos voor de HBS. Een paar jaar later liep alles mis. Parang overleed, toen hij zeventien en ik ook zeventien was, aan een hersentumor. Ik kreeg in die tijd met mijn eerste depressie te maken. Ik heb nog lang gedacht dat mijn depressie iets te maken had met Parangs overlijden, maar zulke enorme vrienden waren we nu ook weer niet.
Parang kende een kaarttrucje waar ik maar geen vinger achter kon krijgen: hij liet jou de kaarten schudden, je legde het pak kaarten op tafel. Dan vroeg hij: ‘Welke kaart zal ik eruit halen?’ Je noemde dan een willekeurige kaart — en die kaart haalde hij er ook zeer snel tussenuit. Ik begreep en begrijp er niets van.

woensdag 10 februari 2010

193. Stem niet op een christelijk politicus

U bent, uiteraard, gevrijwaard van een verblijf in de hel, als u niet stemt op CDA, CU of SGP. Daar zult u waarlijk niet aan worden blootgesteld. Het hellevuur — denk ook eens om al degenen die u zo jammerlijk achterlaat — zal niet voor u zijn.
Beminde gelovigen. Laat u toch niets op de mouw spelden door welke geestdrijver dan ook! Hoe zijn naam ook moge luiden.
(Er ontstaat enig geroezemoes onder het kerkvolk. Een oudere heer staat op en roept: ‘Den Bárkel!’)
Beminde gelovigen. Het is goed dat wij zijn naam kennen. Jozef den Barkel, geestdrijver in den kwade. Jozef den Barkel is van ons geloof, hij gelooft uit volle borst in de Here God, in Jezus Christus en in de Heilige Geest, amen. Dat wil hij althans doen schijnen, maar u heeft wel gemerkt dat de heer Den Barkel achter zijn woning een zomerhuisje heeft laten bouwen, en niet door ons gewaardeerde bouwbedrijf van de heer Klabbinga — u vindt het wel goed dat wij uw naam hier noemen, nietwaar, meneer Klabbinga? Wij vinden uw reclames ook zo passend: Ga met Jezus, bouw met Klabbinga! — niet is het zomerhuisje van de heer Den Barkel gebouwd door het gewaardeerde bouwbedrijf van onze heer Klabbinga. Nee, dat is gebeurd met medewerking van een bedrijfje dat buiten onze woonkern gevestigd is, Schnieder of Schneider.
Dus als de heer Den Barkel, met zijn vrolijke posters met daarop CD Ja! Den Barkel!, zo zeker meent te weten dat u, beminde gelovigen, uw stem op hem zal uitbrengen, dan glibbert hij. Dan glibbert hij omlaag en tenslotte zal hij vallen, maar wij wensen de heer Den Barkel natuurlijk veel woongenot toe, ook al heeft hij zijn zomerhuisje niet laten bouwen door een leeftijds- en ook vroegere klasgenoot op onze Lagere School, de heer Klabbinga.
Beminde klasgenoten! Beminde gelovigen, bedoelde ik te zeggen. Wat is een politicus anders dan een klusjesman, die onze dingetjes komt maken of repareren? Zo kunt u het ook zien. Amen.

dinsdag 9 februari 2010

192. Enige opvoedkundige opmerkingen

Er zijn op 3 maart of op 5 maart of op 10 maart (dat weet ik niet precies) gemeentelijke verkiezingen. Moet je dan gaan stemmen? Ik vind: wel! Je hebt dat recht, dan moet je dat recht ook pakken. Je moet dan niet terneer gaan zitten, en later zeggen: wat een troep is het hier.
Het zou natuurlijk een stuk beter geweest zijn als we meteen ook de burgemeesters konden kiezen, maar vooruit. Ik schat dat dat nog drie verkiezingen, dus twaalf jaar duurt.
Over de plaatselijke politiek in Egmond aan Zee kan ik kort zijn: die gaat over het algemeen wel goed. Stem niet op een christelijk politicus, is mijn advies, dan komt het altijd in orde. Stem desnoods uiterst rechts, wat ik hoop dat u niet zult doen, want u maakt een coalitie onmogelijk, nietwaar. Stemt gewoon een redelijke figuur van de linker kant. Daar heeft u het meeste aan. Die is meestal beter opgeleid.
In Amsterdam ligt het misschien iets anders. Die Noord-Zuid-lijn tergt de stad al een paar jaar en er schijnen maar geen bestuurderen te zijn die het kunnen uitleggen. Daar zou het misschien een goed idee zijn als er eens een rechts stadsbestuur zou aantreden, dat een dichtgooien van die lijn onmiddellijk zou bevorderen. En dat bijvoorbeeld de drie grote musea van de stad één twee drie zou heropenen.
U voelt wel waar ik heen wil. Heren van de VVD! Eventueel ook van D66! Hier spreekt een PvdA-man. Als wij met ons drieën een meerderheid kunnen vormen, waarom niet?

maandag 8 februari 2010

191. Ruim even de hele boel op

Vanochtend was mijn werkster, Marja van der Bosse, er weer. Ze is 51 jaar, getrouwd, moeder van enige kinderen, zeer knap om te zien, en ze heeft bijna elke week een andere spoeling door heur haar. Nu weet u meteen waaraan u deze stukjes te danken heeft: ik hoef bijna niets te doen in mijn huis. Ik doe alleen de boodschappen, ik kook, was af en doe de kleren. De hele rest wordt door Marja gedaan op de maandagochtend.
Ik doe de deur altijd op een kier, dan kan ze zo binnenkomen, en ze zegt dan als eerste: ‘Ha, die Ben! Ruim even de hele boel op.’ Daarmee bedoelt ze de tien of twintig boeken die wekelijks op de tafeltjes en op de vloer terecht komen en daar bedoelt ze ook mee: alles wat er op de computertafel staat. Dat moet ook even weg, want dan kan ze die tafel een beurt geven. Ik werk daar graag aan mee, want ik houd van orde en netheid.
Vanochtend zei ze: ‘Laat de boel de boel maar, Ben.’ Ze ging zitten, bijna huilend, en ik vroeg wat er aan de hand was. Ze zei: ‘Mijn man Geert wil geen nieuwe spoeling meer. Hij wil dat ik mijn gewone kleur haar weer krijg.’
‘Zal ik hem even bellen?’ vroeg ik.
‘Nee, doe dat maar niet.’
Ze vertelde hoe zij en Geert er gisteren, zondag, de hele dag ruzie over hadden gemaakt. Ik maakte nog enige opvoedkundige opmerkingen in de zin van: zo zijn mannen nu eenmaal, ze willen hun meisje terug hebben.
‘En ik had zulk lelijk haar,’ zei Marja, ‘lichtbruin, dun, sluik rothaar!’
Toen ging ze aan het werk.

zondag 7 februari 2010

190. Het duurt dan altijd even

Het duurt dan altijd even voordat je doorhebt wat je wilt gaan doen. Je begint eerst een blog zoals BJB, maar dat bevalt je niet, blijkt later. Het beknelt je. Maar nu heb ik naast dit BBZ een ander blog gestart! Ik zet het nog niet officieel in mijn ‘Aardigheden’, dat doe ik pas als ik er tien of twintig stukjes op heb staan, als dat blog dus een beetje op gang gekomen is.
Waarom beknelde BJB me? Ik denk dat dat was door de formule: neem een woordenboek, pak daaruit elk vetgedrukt woord en geef aan dat woord met een fotootje en een stukje tekst een nèt iets andere twist. Ik stelde me voor dat ik binnen tien jaar klaar moest wezen. Hoe eenvoudig dat werkje ook lijkt, het is toch een moeten. En ik moet al dit blog volschrijven. Dat is overigens een schone taak, ik doe dit met veel plezier, elke dag. Maar ik moet er niet nog een verplichting bij hebben.
Wat ga ik doen op mijn nieuwe blog? Dit. Ik kom op het internet de prachtigste foto’s tegen. Het zijn vooral oudere zwartwit foto’s waar ik veel in zie, zoals bovenstaande foto die ik vond in een blog dat nerdcore of zoiets heet. Het gaat me niet eens zozeer om die robot, maar meer om die man, ik vermoed de maker van de robot, die er zo trots bij staat te kijken, en ook om die houten wanden. Een groot verschil met de huidige presentatie van Japanse robotjes! Bij deze foto vermoed je dat de fotograaf gezegd heeft: ruim even de hele boel op, doe even die nijptangen en klauwhamers weg, dan wordt het een net plaatje.
Of ik vind een plaatje van Jozef van Cupertino, de vliegende heilige. Dan kan ik iets zeggen over het zeer kleine verschil tussen geloof en bijgeloof.
Daar gaat mijn nieuwe blog dus over: plaatje vinden, en over dat plaatje een stukje schrijven.

zaterdag 6 februari 2010

189. Hoepel op, doe niet zo raar!

Kent u die uitdrukking?, zou dominee Gremdaat gevraagd hebben over mijn titel, kop schuin houdend en met draaiende vingers.
Ik gebruik teksten zoals de titel gemiddeld eens per twee jaar, als er weer eens een Pinkstergemeente-achtige of Jehova’s Getuige langskomt. Als die laatsten langskomen, vraag ik altijd als eerste: waarvan zijn jullie getuigen geweest? Dan komt er altijd een heel verhaal, waarop ik weer vraag: maar waarvan zijn jullie nu, in tegenstelling tot ik of wie ook van mijn kennissen, ooit getuigen geweest?
Het duurt dan altijd even, en dan zeg ik: kom binnen, mensen. Ik zet koffie voor julllie, barmhartige Samaritaan die ik ben, nietwaar. Leg uw blaadjes daar maar, ja. We hebben geen haast meer vanochtend, we kunnen alles zo regelen.
De dames komen binnen, ik zet koffie, ik vraag of ze er zoetjes in willen hebben (‘Graag, meneer!’), en in tegenstelling tot wat u nu misschien gaat denken, ga ik geen sexuele betrekkingen aan met deze vrouwen. In tegendeel, ik pak een oude Spectrum Wereldatlas op tafel. Er verschijnt een zeker afgrijzen op hun gezichten, want ik doe dat natuurlijk met aplomb.
‘Dames! Heren!’ zeg ik. ‘Dit is de bijbel uit 1970. Wat we nu nog gevonden hebben, is dat de planeet Pluto eigenlijk geen echte planeet is. Zegt u mij waar de hel is en waar de hemel is.’ Ik laat ze de omtrekken van het universum zien.
Nog nooit is mij daarop een antwoord gegeven. Noch is mij ooit een antwoord gegeven op mijn vraag waar mijn ziel zich bevindt.
De mensen kunnen zo dom zijn en blijven, laat ze ophoepelen!

vrijdag 5 februari 2010

188. Katholieken deugen niet

Ik ben geboren in 1953 in een katholiek vlekje, Limmen, en ik weet: katholieken deugen niet. Hoe heeft zich deze stelling nu in mij kunnen vastzetten. Want als iemand mij ernstig vertelt: ik ben katholiek, dan zeg ik: hoepel op, doe niet zo raar!
Je moet, als je katholiek bent en blijft, toch wel tot het dommere deel der natie behoren. Achter een paus aanlopen, die niet normaal gekleed gaat, maar die in een kazuifel en een middeleeuwse pij rondloopt, met een mijter of een tiara op zijn kop en zo’n staf in zijn hand. Kom! Gebruik toch eens uw gezonde verstand!
Geloven dat Adelardus van Corbie, die leefde in de 9de eeuw en die de lammen, de doven en de blinden zou hebben geheeld — maar het is alweer lang geleden en getuigen zijn er niet meer — zou kunnen worden aangeroepen bij gevallen van tyfus! Daar zullen ze in Bergen-Belsen iets aan gehad hebben!
U mag alles geloven. U mag ook geloven dat de elfjes samen met de kaboutertjes leven in het bos tussen Heiloo en Alkmaar. Maar verschoon mij van uw dwaasheden.
Jezus en zijn moeder Maria waren ten hemel opgenomen, leerde ik. In hun geheel, als mens, waren ze opgestegen. Waar de hemel was, weet nog steeds niemand, maar daar waren ze heengegaan. Wat doen ze daar? Ik heb geen idee. Ik denk: praatjes maken met elkaar. Want er zijn geen andere mensen in de hemel.
Wat er van de andere mensen overblijft na hun dood, is een soort pancreas, hun ziel. Die ontstijgt het dode lichaam en gaat dan naar de hemel, de hel of het voorgeborchte. Dat voorgeborchte is ook iets heel eigenaardigs: daar gaat je ziel dus heen en dan moeten de mensen gaan bidden om het zover te krijgen dat die ziel de hemel in zal komen!
Wie in dergelijke absurditeiten zegt te geloven, is krankzinnig of kwaadaardig. Dat zien de meeste mensen ook wel in tegenwoordig, en dus roept de clerus nu: je moet het niet zo letterlijk nemen! Het is overdrachtelijk bedoeld!
Mijn vraag aan die clerus is dus: wat is er letterlijk bedoeld en wat overdrachtelijk? Wat is gelogen en wat is er waar van al jullie idiote verhalen?

donderdag 4 februari 2010

187. Een absurde situatie

Stel, u bent een belachelijk type. U bent eerst een paar jaar gemeenteraadslid geweest, en toen werd u gekozen op de lijst van een of andere politieke partij en u kwam de Tweede Kamer in. Maar dat beviel u niet zo en u zocht een onderwerp. Dat onderwerp kwam er na een paar jaar: uw partij wilde de handelsbelangen met Uruguay versterken. Daar bent u het absoluut niet mee eens, u stapt uit uw partij en richt uw eigen partij op.
Nu begint u tegen de katholieken te fulmineren, want alleen dat Uruguay, dat is ook maar niks. Dus begint u te schreeuwen dat de katholieke jeugd te Volendam maar zuipt en aan de cocaine zit te snuiven, u begint over de ‘kazuifeldragende papenmonsters’, die ‘al jaren-, nee eeuwenlang’ ‘belástingvrij’ ‘van ónze centen zitten te genieten aan hun altaren’. U noemt ook, uiteraard, de priesters in Amerika, Ierland en Duitsland, die ‘ongestraft onze jeugd mogen misbruiken’. U richt zich speciaal tegen de zusters van dat vrouwvijandige geloof, die ons straatbeeld vervuilen met hun ‘vieze, zwarte kledij en nonnenkapjes’ en tegen het Vaticaan, ‘dat ettergezwel waar ik van moet kotsen’. De bijbel is volgens u ‘niet meer dan een Donald Duck-verhaaltje’.
U radicaliseert steeds meer, en op een gegeven moment mailt een protestants jongetje u dat u uw grote mond eens moet houden. Want anders... U moet dus beveiligd worden! Komt dat even goed uit?
Afijn, bij de verkiezingen haalt u negen zetels en u schreeuwt maar verder. Katholieken dit, katholieken dat. Zodra er weer zo’n mailtje binnenkomt, loopt u naar de rechter. En op een keer moet u zélf voorkomen, want u zaait haat en tweedracht. U zegt in de rechtszaal dat u achttien getuigen wilt laten opdraven, onder wie een astronoom die alles weet over Galileo. Gelukkig laat de rechter dat niet toe, zodat u weer kunt zeggen dat de rechter bevooroordeeld is. Enzovoorts. Enzovoorts.
Gesteld even dat ik het zelfs, behalve met de keuze van uw bewoordingen, met u eens ben: katholieken deugen niet. Katholieken deugen inderdaad niet, vind ik. Dan nog zou ik niet op uw partijtje gaan stemmen, want u bent een belachelijk type.

woensdag 3 februari 2010

186. Een worgingsgebaar

Ik werk in Firefox, dat is mijn eerste browser. Soms werk ik ook in Google Chrome, omdat die zo retesnel is. Maar GC is nog lang niet zo mooi en goed op orde als Firefox, die je kunt optuigen met bijvoorbeeld Littlefox of Slickerfox of Tiny Menu, en vooral met StumbleUpon.
Firefox heeft meer dan 6000 add-ons (het is verschrikkelijk dat ik zulke reclame moet maken), waarvan er één is: Ask Me! Die heb ik gisteravond meteen geïnstalleerd, want ik dacht: dat is mooi, je stelt een vraag in het Engels, en je krijgt antwoord op die vraag.
Mijn eerste vraag was, zoals ik gewoon ben te doen bij nieuwe programmatuur: How many kilograms of moon stone do we have? Lekker multi-interpretabel, die vraag. Maar daar had Ask Me! geen idee van. Ze gaven een reeks van sites met antwoorden op geheel andere vragen. Bijvoorbeeld gaven ze een vraag waarop nog geen antwoord was gekomen: When was the first flower found?
Worg!
Dezelfde vraag over die maanstenen aan Goofram gesteld, leverde ook alleen maar vreemde gezichten op. Goofram vroeg zich bijvoorbeeld af welk boek ik bedoelde. Ik bedoelde geen boek, ik wil alleen weten hoeveel kilo maansteen wij nu op aarde hebben. Sullen! Meegenomen in de jaren 1969-1973 (meen ik).
Er bestaat nog geen zoekmachine die dit probleem ondervangt, en die bijvoorbeeld de NASA en de verdere laboratoria vraagt: hoeveel hebben jullie. En die het totaal dan aan de vrager doorgeeft, met een uitsplitsing van de chemische etc. eigenaardigheden, wat men ermee gaat doen of al gedaan heeft. Enzovoorts.
Als je er even over gaat nadenken, is dit toch eigenlijk een absurde situatie. Want hier is internet toch voor?

dinsdag 2 februari 2010

185. Wel wetende natuurlijk dat dat niet het geval is geweest

Ik loop vanochtend door het tamelijk behaaglijke Derp (waar we door de ligging aan de Noordzeekust nooit erg veel last van sneeuw hebben. De sneeuw- en regenbuien waaien normaal gesproken over. Het wordt pas link als er een stevige oostenwind staat, en die staat er bijna nooit. Praise the Lord. Alsof Die de winden kan laten waaien vanwaar Hij wil, moet u er meteen bij denken), ik loop dus vanochtend door het Derp, en ik kom Reier tegen (u moet weten dat ik zeer slecht loop, zeer langzaam. Ik liep samen met mijn lief, Alice. We waren op weg naar het schoenenmagazijn, Wessels geheten, dat op zo’n 150 meter ligt van mijn woning. Ik woon zeer centraal in het Derp. Ik wou op zoek gaan naar schoenen met een goed — help me eens, Alice! — een goed profiel. Het mocht wel eens iets kosten, en ik had schoenen gezien van 160 euro, die ook geen veters hadden. Ideaal. Want ik vind dat veters knopen iets uit het verleden, het gehate verleden. Deze schoenen, die ik in de etalage had zien staan, nog afgelopen vrijdag, hadden van die plakdingen). Ik kom Reier dus tegen, op zijn brommertje (Reier is een normale figuur, die ik vijftien jaar geleden eens tegenkwam in Het Witte Huis — kroeg die nu helaas niet meer bestaat — en waar ik vijf jaar lang aardig mee ben omgegaan. Hij zal het beamen, als hij een website heeft. Totdat ik een stuk beter begon te biljarten, dankzij een paar lessen van een Alkmaarder. Toen kwamen er twisten). Ik kom Reier dus tegen, op zijn brommertje, terwijl ik naar Wessels Schoenenmagazijn ga. Reier zegt: ‘Anton Wessels is niet meer!’
Ik kijk om en zie Reier met beide handen een worgingsgebaar maken. En nou ja. Alice en ik bleven even staan langs de weg. Daar ging Reier.

maandag 1 februari 2010

Surreal pistol

184. De beroemde Engelse humor

De beroemde Engelse humor bestaat pas sinds ongeveer 1920, sinds P.G. Wodehouse begon te schrijven. Hij schreef bijvoorbeeld over het golfspel: ‘The least thing upsets him on the links. He misses short putts because of the uproar of the butterflies in the adjoining meadows.’ U begrijpt wel dat het essentiële van de grap zit in dat adjoining.
Wat later, in de jaren zestig en zeventig, is de Engelse humor doorgedrongen op radio, tv en film, met Peter Sellers en John Cleese bijvoorbeeld. Maar daar is het bij gebleven, of nou ja, je hebt nu nog Stephen Fry en Ricky Gervais, die zeer grappig uit de hoek kunnen komen. In de cartoonistenwereld zijn er enkele goede voorbeelden geweest, zoals hier.
Maar ik lach veel liever om de heren Kafka, Nabokov of Perec. Ik hoor honderdmaal liever iemand als Obama zijn State of the Union uitspreken dan Gordon Brown of Winston Churchill over een willekeurig onderwerp netjes praten.
Ik hoor of lees het liefst iemand die zeer serieus een onderwerp behandelt en die op driekwart van de afstand één grap maakt, zodat je het gevoel hebt: naar die grap heeft hij de hele tijd toegewerkt, het kan niet anders. Wel wetende natuurlijk dat dat niet het geval is geweest.
Ik kan me nu geen schrijver of spreker herinneren die zo te werk gaat of is gegaan.