De beroemde Engelse humor bestaat pas sinds ongeveer 1920, sinds P.G. Wodehouse begon te schrijven. Hij schreef bijvoorbeeld over het golfspel: ‘The least thing upsets him on the links. He misses short putts because of the uproar of the butterflies in the adjoining meadows.’ U begrijpt wel dat het essentiële van de grap zit in dat adjoining.
Wat later, in de jaren zestig en zeventig, is de Engelse humor doorgedrongen op radio, tv en film, met Peter Sellers en John Cleese bijvoorbeeld. Maar daar is het bij gebleven, of nou ja, je hebt nu nog Stephen Fry en Ricky Gervais, die zeer grappig uit de hoek kunnen komen. In de cartoonistenwereld zijn er enkele goede voorbeelden geweest, zoals hier.
Maar ik lach veel liever om de heren Kafka, Nabokov of Perec. Ik hoor honderdmaal liever iemand als Obama zijn State of the Union uitspreken dan Gordon Brown of Winston Churchill over een willekeurig onderwerp netjes praten.
Ik hoor of lees het liefst iemand die zeer serieus een onderwerp behandelt en die op driekwart van de afstand één grap maakt, zodat je het gevoel hebt: naar die grap heeft hij de hele tijd toegewerkt, het kan niet anders. Wel wetende natuurlijk dat dat niet het geval is geweest.
Ik kan me nu geen schrijver of spreker herinneren die zo te werk gaat of is gegaan.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Engelse humor lijkt me op zijn minst dertig jaar ouder. Jerome K. Jerome, Three Men in a Boat. Al in 1889.
BeantwoordenVerwijderenDag Achille,
BeantwoordenVerwijderenJe hebt gelijk, maar je kunt ook zeggen dat de Engelse humor begon met William Caxton (1422?-1491), zoals Frank Muir deed in zijn Oxford Book of Humorous Prose.
Voor mij begint de Engelse humor wanneer er gelachen kan worden om de wat bizarre gein.
Ik lees nu trouwens Woeff Woeff en ander proza, van Stefan Themerson. Een prachtig boek!