woensdag 10 maart 2010

221. Hij gaat naar de rechter

Ik ben vreselijk mishandeld, niewaar, door de paters. Door de katholieke paters, weet je. Ja, wah zal ik u zeggen. Ze hebben het nu wel over bisschoppen, pijnpunten en leermonumenten, maar er zijn toch verschrikkelijke dingen gebeurd.
Verschrikkelijke dingen. De ergste was pater Verfijnen, die gaf aardrijkskunde op ons instituut. Dah was een beest van een mens. Zwarte kop haar, met zo’n rondje bovenop. Dah hadden de paters vroeger, hè? Als je ook maar één woord zei tegen een andere leerling in de klas, dan zei pater Verfijnen: ‘Oja, Benno, kom jij maar eens naar voren!’
Dan liep je trillend op je benen naar voren en dan gaf hij je de aanwijsstok en dan zei hij: ‘Jij kunt wel zoveel praten in de klas, maar waar ligt Jeruzalem? En precies aanwijzen!’ Dan wees je in je zenuwen een plaats in die buurt aan en dan zei pater Verfijnen: ‘Je gokt maar wat, is het niet, Benno? Dat is Damascus, en daar is onze Lieve Heer nooit geweest. Ga maar weer zitten, Benno. Een uurtje nablijven.’
Dat nablijven, dah was een ramp bij pater Verfijnen. ‘En waarom wist je Jeruzalem niet te liggen?’ begon hij dan.
‘Omdat ik wel eens praat in de klas,’ zei je dan maar.
‘Juist! Broek omlaag! En bukken!’
En dan deed je je broek omlaag en dan had hij altijd een houten lepel uit de keuken onder zijn pij, en daar gaf hij dan wel honderd tikken mee op je kont.
Een keer kwam er een jongere pater de klas binnen, maar pater Verfijnen sloeg gewoon door. Hij was iets in de congregatie of zo, dus niemand durfde iets te zeggen. Ik ook niet, ik huilde alleen maar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten