donderdag 3 december 2009

123. Dat weten wij niet

Ik heb één dove gekend in mijn leven. Dat was een dove man, van ongeveer mijn leeftijd. Een jaar of tien geleden, ik zat in een kroeg in Egmond aan den Hoef, ’s middags. Blond haar, een beetje statig figuur. Ik ging naast hem zitten en vroeg waar hij vandaan kwam.
‘Gemsgerg,’ zei hij.
Ik trok een vreemd gezicht, dus hij zei: ‘Ik ben dóóf!’
‘All right,’ zei ik, ‘ik probeer het te vertalen: Heemskerk. We moesten maar eens een pilsje nemen.’
De man pakte mijn rechterhand om me te bedanken, en wees me vervolgens op de verschillende schilderijtjes die in dat café (volgens mij) nauwelijks te zien waren. ‘Dát’!’ en ‘Dié!’
Ik heb toen nog een spelletje gedaan met de man (hij heette Gerard, als ik het me goed herinner) door ritmische tikjes op de bar te spelen. Ongeveer zoals een jazzpianist speelt. Daarvan kon hij alleen genieten (als hij ervan kon genieten, natuurlijk, gegeven dat ze werden veroorzaakt door een volstrekt aritmisch persoon) door met zijn hoofd tegen de bar te gaan zitten, en zo te ‘luisteren’.
‘Niet zo mooi!’ concludeerde hij tenslotte ook.
We hebben daarna nog een uur of anderhalf uur zitten praten, recht tegenover elkaar, over de politiek van Wim Kok enzovoorts, over wat er fout was overal, et cetera. Ik kon hem heel goed volgen, na ongeveer een kwartier, en hij kon mij al direct goed volgen.
Toen Gerard weg ging uit die kroeg, zei de barkeeper: ‘Kan er iemand met die man meegaan?’ Er moest overgestoken worden. Ik knikte meteen naar de barkeeper: nee!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten