‘Het moet groeien,’ was mijn mening, toen ik een jaar of vijftien zestien was. Ik was van oordeel dat ik eeuwige thema’s aansneed en prachtige ideeën te berde bracht. Ik borrelde van schrijfplezier, maar ik dacht niet: wat ik schrijf, moet uitgegeven worden.
Ik woonde in Limmen. Limmen was een dorp waar zoiets als het schrijverschap ook niet serieus werd genomen. ‘Daar kun je toch niks mee verdienen,’ was de meest gehoorde reactie. Je kon beter gaan werken in de bloembollensector, die zo’n veertig jaar geleden nog zeer machtig was.
Ik heb daar ook in gewerkt, in de zomervakantie. Tulpen pellen. Ik herinner me nog het jaar (1965 of 1966) dat een aardig Alkmaars meisje, ook aangetrokken voor hetzelfde werk, me uitnodigde eens het nummer Pretty Woman van Roy Orbison voor haar te zingen. Ik kende dat nummer helemaal niet, dus ik verzon iets geheel anders. Het commentaar luidde: jij kent de Top 40 helemaal niet!
Inderdaad kende ik die niet. Ik wist wel van Q65, van Cuby and the Blizzards, van een Amerikaanse zanger die Howdie heette. Of misschien was het een Engels geval. Maar van die Top 40 heb ik nooit iets begrepen of geweten.
Dat niet kennen van de normale dingen heb ik mezelf niet aangetrokken. Zo weet ik bijvoorbeeld niet wie er lid zijn van de Toppers, een groep waarvan Geert en Goor zeker weer lidmaat van zijn geworden. Ik zoek die informatie ook niet op.
Ik ben meer geïnteresseerd in de manier waarop bijvoorbeeld Purcell of Byrd uitgevoerd worden. Vooral Byrd.
Mijn wasdom zit hem dus meer in het verkrijgen van informatie over het verleden.
maandag 7 december 2009
127. Bloei en wasdom
Labels:
Cuby and The Blizzards,
de Toppers,
Pretty Woman,
Q65,
Roy Orbison,
verleden
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten