Perla de Weese of De Weeze (daar wil ik van af zijn) was een zeer vrolijk mens. Ze schilderde in de jaren tachtig en ze exposeerde haar schilderijen in Galerie Wimmenum te Egmond aan den Hoef. Er was geen andere galerie die haar werk wilde hebben. Dat werk liet zich samenvatten als kubistische schaapjes met hun lammeren. Peter Groot, eigenaar van Galerie Wimmenum, vond het echter mooi werk en stelde het tentoon. Hij verkocht het ook grif, want daar was hij goed in.
Ik was in die jaren fotozetter en ik maakte het blad van de galerie. In dat blad schreef ik ook stukjes, die veel leken op de stukjes die ik nu hier schrijf. Ik hield ook voordrachtjes tijdens de opening van de exposities. Dat deed ik ook bij een expositie van Perla. Die voordracht begon zo: ‘Dames en heren, het is onbegrijpelijk en een zeer ellendig feit...’ U moet begrijpen dat dan links en rechts en achter mij schilderijen hingen die zeer duidelijk waren, en zeer roze en blank en groen, en die juichten van het lentegevoel.
Perla begon meteen te lachen, want u weet het: vrolijkheid leidt bij veel mensen tot onbegrip voor ironie en sarcasme. Ze barsten meteen in lachen uit, en ik geloof dat dat lachen vooral een vorm van zelfbescherming is (‘Ik weet niet wat die meneer gaat zeggen, maar laat ik er maar om lachen. Dat fleurt de boel wat op’).
Het eigenaardige is dat de andere aanwezigen begonnen mee te lachen met Perla, en dat ook bleven doen tijdens mijn voordracht. Het kwam zelfs zo ver dat ik stukken tekst ging improviseren — ik herinner me zoiets als ‘En borstrokken te kust en te keur!’ — omdat ik wist dat die vrolijkheid zeer aanstekelijk was en het dus helemaal niets uitmaakte wat ik te berde zou brengen. Men wil lachen.
U zult wel van me willen aannemen dat ik het niet zo heb op die vrolijke kunstenaars.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten